ECLI:NL:RBMNE:2016:1822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
16.659262-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarigen door een ouder gedurende een lange periode met veroordeling tot gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer acht jaar schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter, die op het moment van de eerste misbruikhandelingen ongeveer acht jaar oud was. Het misbruik vond regelmatig plaats, met een frequentie die door het slachtoffer als wekelijks werd ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, en heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 268 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat het misbruik heeft plaatsgevonden binnen de gezinssfeer, een omgeving waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter op grove wijze geschaad. De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsadvies en de behandeling die de verdachte volgt, en heeft geconcludeerd dat een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is, maar dat bijzondere omstandigheden de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur niet rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659262-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1951] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 18 maart 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1996 tot en met 24 december 2000 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, met zijn kind, [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte (telkens):
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of betasten en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en/of
-zijn verdachtes tong tegen de borsten en/of buik en/of tegen en/of langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1996 tot en met 24 december 2000 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , immers heeft verdachte:
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of betasten en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en/of
-zijn tong tegen de borsten en/of buik en/of tegen en/of langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 december 2000 tot en met 24 december 2004 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht met [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of betasten en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en/of
-zijn tong tegen de borsten en/of buik en/of tegen en/of langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 december 2000 tot en met 24 december 2004 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , immers heeft verdachte:
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of betasten en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en/of
-zijn tong tegen de borsten en/of buik en/of tegen en/of langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2002 tot en met 24 december 2004 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en / of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hebbende hij verdachte opzettelijk:
-die [slachtoffer 1] (onverhoeds) vastgepakt en/of op de grond geduwd en/of op de grond geduwd gehouden en/of (vervolgens) de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden gedaan/gerukt en/of op die [slachtoffer 1] gaan liggen en/of (vervolgens) zijn verdachtes penis tegen/bij de vagina van die [slachtoffer 1] gedrukt zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 10 maart 1989 tot en met 9 maart 1997 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, met [slachtoffer 2] , geboren op [1985] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte (telkens):
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd in en/of tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 2] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten betasten en/of vastpakken;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 maart 1989 tot en met 9 maart 1997 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met zijn kind [slachtoffer 2] (geboren op [1985] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , (telkens) opzettelijk zijn penis en/of vinger tegen de vagina (tussen de schaamlippen) geduwd/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij in op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 maart 1989 tot en met 1 augustus 1997 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 2] , geboren op [1985] , immers heeft hij verdachte (telkens):
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en/of vinger gebracht/geduwd tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of tegen de clitoris van die [slachtoffer 2] en/of
-(meermalen) de borsten en/of schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast en/of
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten betasten en/of vastpakken;
4.
hij op of omstreeks 25 februari 2013 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nedederland, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 3] , geboren op [2005] , bestaande in het ontuchtig aanraken en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer 3]
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 februari 2013 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , geboren op [2005] , ontucht te plegen, die [slachtoffer 3] op zijn schoot heeft gezet en/of zijn handen onder het truitje van de [slachtoffer 3] heeft gedaan, althans met zijn handen richting de borsten van die [slachtoffer 3] is gegaan en/of een knijpende beweging met zijn hand(en) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid wat betreft feit 2, te weten het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar, geldt dat dit wetsartikel tot 1 oktober 2002 een klachtdelict was. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] duidelijk blijkt dat zij vervolging van verdachte wenst, zodat het Openbaar Ministerie ook voor de periode tot 1 oktober 2002 ontvankelijk is.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2.
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 3.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 4.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte haar borsten niet daadwerkelijk heeft aangeraakt. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent eventuele bewezenverklaringen.
Feit 3.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, aangezien de verklaring van [slachtoffer 2] geen ondersteuning vindt in de overige bewijsmiddelen.
Feit 4.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] en verdachte waaruit blijkt dat verdachte de borsten van [slachtoffer 3] niet heeft aangeraakt. Daarbij komt dat het opzet op het ontuchtige karakter van de vermeende handeling ontbreekt.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, aangezien er geen sprake is van de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige. Het enkele feit dat verdachte de grootvader van [slachtoffer 3] is en in het huis waar de minderjarige woonde aanwezig was levert geen omstandigheid op als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en 2.
De rechtbank acht de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek [2] , de verklaring van [slachtoffer 1] [3] , en de bekennende verklaring van verdachte [4] (ook ter zitting [5] ) blijkt genoegzaam dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierna weergegeven in de bewezenverklaring.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair, subsidiair dan wel meer subsidiair ten laste gelegde. De verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende – kort gezegd – dat zij seksueel is misbruikt door haar vader, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 3 ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Ten laste is gelegd dat verdachte heeft geprobeerd ontucht te plegen met een
“aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige”ex artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. In het onderhavige geval is er geen sprake van een aan de zorg of waakzaamheid van verdachte toevertrouwde minderjarige. Uit het dossier blijkt dat verdachte op verzoek van [moeder] (de moeder van [slachtoffer 3] ) in de woning aanwezig was om een vaatwasser te repareren en dat zijn kleindochter [slachtoffer 3] tevens in de woning aanwezig was. De enkele gezamenlijke aanwezigheid, ook al is er sprake van een grootvader en kleinkind relatie, acht de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van het bestanddeel
“aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige”. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Primair
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 1996 tot en met 24 december 2000 te [woonplaats] , met zijn kind, [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte:
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en vinger gebracht tegen de vagina en tussen de schaamlippen en tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en
-(meermalen) de borsten en schaamlippen en de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en betasten en
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en
-zijn verdachtes tong tegen de borsten en buik en tegen en langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht.
2.
Primair
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 25 december 2000 tot en met 24 december 2004 te [woonplaats] , met [slachtoffer 1] , geboren op [1988] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
-(meermalen) zijn, verdachtes, penis en vinger gebracht tegen de vagina en tussen de schaamlippen en tegen de clitoris van die [slachtoffer 1] en
-(meermalen) de borsten en schaamlippen en de clitoris van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en
-(meermalen) zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en betasten en
-(meermalen) zijn, verdachtes, testikels door die [slachtoffer 1] laten knijpen betasten/aanraken en
-zijn tong tegen de borsten en buik en tegen en langs de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde ten aanzien van de periode 25 december 2000 tot 1 oktober 2002 niet gekwalificeerd kan worden, aangezien de geldende wettekst ten laste is gelegd, terwijl deze pas in werking is getreden vanaf 1 oktober 2002.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onthouden van een standpunt ten aanzien van de wijze van kwalificeren van het bewezene.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 oktober 2002 is gewijzigd. Het huidige artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht komt echter woordelijk overeen met wat tot 1 oktober 2002 artikel 245 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht was, zodat het bewezene dienovereenkomstig kan worden gekwalificeerd.
Het bewezene levert op:
Feit 1 primair.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handeling plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Feit 2 primair.
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 268 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de strafmodaliteit. Wat betreft de duur van de op te leggen straf heeft de raadsman gevraagd rekening te houden met de schending van de redelijke termijn, de omstandigheid dat het oude feiten betreft, het feit dat verdachte zich vrijwillig laat behandelen en de gevolgen die de onderhavige feiten voor verdachte in zijn leefomgeving hebben.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer acht jaar schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer 1] . Dit begon toen zij ongeveer acht jaar oud was. Het misbruik vond gedurende een lange periode met regelmaat plaats, volgens het slachtoffer zelfs met een wekelijkse frequentie. Het seksueel misbruik bestond onder meer uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter. Verdachte heeft daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter op grove wijze geschaad. Daarbij heeft het misbruik plaatsgevonden binnen de gezinssfeer en in de woning van het slachtoffer, een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig behoorde te voelen. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij het slachtoffer ernstig verstoord raken. De ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van feiten als door verdachte begaan.
Uit het reclasseringsadvies van 7 september 2015, opgesteld door J. Hoekstra, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland (te Lelystad), blijkt het volgende. Verdachte volgt al ruim een jaar behandeling bij de Tender en deze behandeling zal nog geruime tijd duren. Verdachte heeft geen specifieke voorkeur voor kinderen op seksueel gebied. Opvallend is dat verdachte het misbruik met zijn dochter omschrijft als een wederkerige relatie, waarbij hij uit het oog verliest dat zijn seksuele beleving niet vergelijkbaar is met die van een kind en dat het zijn dochter betrof waardoor er sprake was van een afhankelijke situatie. Het recidiverisico is laag/gemiddeld ingeschat. Geadviseerd is de oplegging van een werkstraf. Bijzondere voorwaarden zijn niet geïndiceerd, aangezien verdachte al een jaar lang in een vrijwillig kader behandeling volgt en zijn afspraken nakomt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 januari 2016 is verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit veroordeeld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank zal, met uitzondering van de twee dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten, de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen. Dit vanwege de hierna te noemen overschrijding van de redelijke termijn en om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf passend en geboden.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De redelijke termijn is aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld en (de behandeling van) de zaak is niet binnen twee jaar afgerond met een eindvonnis. Blijkens het verloop van het onderzoek is sprake van onnodig tijdsverloop. De gedateerdheid van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn maakt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur niet langer passend. Om die reden zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van de maximale werkstraf en een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Alles afwegend acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 3 primair, 3 subsidiair, 3 meer subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten twee dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
268 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2016.
Mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013015211, doorgenummerd 1 tot en met 188.
2.Pagina’s 55, 57 en 58.
3.Pagina’s 71 tot en met 82.
4.Pagina’s 130 tot en met 138 en 141 tot en met 145.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2016.