Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.DE TENLASTELEGGING
3.DE VOORVRAGEN
4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
“aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige”ex artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. In het onderhavige geval is er geen sprake van een aan de zorg of waakzaamheid van verdachte toevertrouwde minderjarige. Uit het dossier blijkt dat verdachte op verzoek van [moeder] (de moeder van [slachtoffer 3] ) in de woning aanwezig was om een vaatwasser te repareren en dat zijn kleindochter [slachtoffer 3] tevens in de woning aanwezig was. De enkele gezamenlijke aanwezigheid, ook al is er sprake van een grootvader en kleinkind relatie, acht de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van het bestanddeel
“aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige”. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
5.BEWEZENVERKLARING
7.STRAFBAARHEID
8.STRAFOPLEGGING
9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
10.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
270 dagen;
268 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
2 jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
werkstrafvoor de duur van
240 uren;