2.4.In haar conclusie na enquête voert [eiseres in verzet] de volgende, nieuwe verweren aan:
subsidiair: er is slechts sprake van een rechtens niet afdwingbare natuurlijke verbintenis in de zin van artikel 6:3 BW; en meer subsidiair:
[A] is haar toezegging niet nagekomen dat [eiseres in verzet] , indien de nood aan de man kwam, een beroep kon doen op het schoolfonds, als gevolg waarvan [eiseres in verzet] haar betalingsverplichting jegens [A] op grond van artikel 6:52 BW kon opschorten en zij dat verweer op grond van artikel 6:11 BW ook jegens [gedaagde in verzet] kan inroepen;
[eiseres in verzet] heeft jegens [A] gedwaald. [A] had [eiseres in verzet] behoren te informeren dat een beroep op het schoolfonds illusoir zou zijn. Op grond van artikel 6:228 lid 1 onder b BW is de vaststellingsovereenkomst tussen enerzijds [A] als schuldeiser van het schoolgeld en anderzijds [eiseres in verzet] en [gedaagde in verzet] als hoofdelijk schuldenaren (hierna: de vaststellingsovereenkomst) vernietigbaar. Deze dwaling kan op grond van artikel 6:11 BW aan [gedaagde in verzet] worden tegengeworpen;
[eiseres in verzet] heeft jegens [gedaagde in verzet] gedwaald. [gedaagde in verzet] had [eiseres in verzet] op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met [A] er expliciet op moeten wijzen dat hij in de toekomst, op een hem conveniërend moment, de rekening aan [eiseres in verzet] zou presenteren. Dit heeft [gedaagde in verzet] nagelaten, zodat de vaststellingsovereenkomst op grond van 6:228 lid 1 onder b vernietigbaar is;
Op het moment dat [eiseres in verzet] de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend en in zijn algemeenheid in de periode van 2006 tot en met 2009 verkeerde [eiseres in verzet] in een psychische toestand op grond waarvan zij niet in staat was haar wil te bepalen. In verband daarmee beroept zij zich op het ontbreken van wilsovereenstemming ten aanzien van het aanvaarden van hoofdelijke aansprakelijkheid met [gedaagde in verzet] jegens [A] en van enige terugbetalingsverbintenis jegens [gedaagde in verzet] . Met een beroep op artikel 3:34 BW in verbinding met artikel 6:11 vernietigt zij de betreffende rechtshandelingen.
Kennelijk uiterst subsidiair (voor het geval [gedaagde in verzet] een opeisbare vordering heeft) betoogt [eiseres in verzet] :
dat [gedaagde in verzet] onrechtmatig jegens [eiseres in verzet] heeft gehandeld doordat hij, nadat de vordering van [A] op [eiseres in verzet] bij verstek was toegewezen, het er in 2007 niet toe heeft geleid dat verzet tegen het verstekvonnis werd aangetekend maar juist door zijn betalingen aan [A] de pas daartoe heeft afgesneden. De schade die [eiseres in verzet] daardoor lijdt, ter hoogte van het bedrag dat zij [gedaagde in verzet] moet betalen, brengt zij in verrekening met een beroep op artikel 6:127 BW.