Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2015;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 18 februari 2016.
2.De feiten
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Verdientermijn en terugboekregeling
Provisie Het Ideale Spaarplan (periodieke premie)
de constatering da de feitelijke productie verre blijft van de afgesproken productienorm.”
A. Aanvulling geïntegreerd onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst
O&B Finance Nederland B.V. (ook handelend onder de naam Zorgkrediet (…)) (hierna: ‘O&B Finance’) is einde 2009 haar werkzaamheden gestaakt en heeft daarom niet langer een vergunning onder de Wft (nodig). De Wft vergunning met nummer [...] is daarom per januari 2010 beëindigd.
Per 22 augustus 2014 heeft Afab Geldservice BVeen deel vanhaar portefeuille (met overname van de lusten en lasten) verkocht aan [achternaam] Assurantiën.
Hierbij vragen wij u vriendelijk om een opgave te verstrekken van het provisiedepot. Wij hebben begrepen dat bij de overvoer van de AFAB polissen ( [...] ) naar ons agentschap hun provisiedepot is meegegaan. Daarnaast zouden wij graag willen weten of het provisiedepot uitbetaald kan worden en wat daar verder voor nodig is.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beëindiging van de SOK
Beëindiging van de overeenkomst”. Dit duidt erop dat een actieve handeling vereist is voor beëindiging van de SOK. Dit volgt ook uit artikel 18.1 tot en met 18.3. Zo regelt artikel 18.1 de beëindiging van de SOK door opzegging en ziet artikel 18.2 op de beëindiging van de SOK wegens een dringende reden die aan de wederpartij is medegedeeld. Deze dringende redenen zijn neergelegd in artikel 18.3. De omstandigheid dat de vergunning van de bemiddelaar komt te vervallen vormt zo’n dringende reden (sub a). Gelet op het voorgaande is de rechtbank daarom van oordeel dat voor beëindiging van de SOK op de grond dat een vergunning wordt ingetrokken een actieve handeling vereist is. Niet gesteld of gebleken is dat Conservatrix een dergelijke actieve handeling heeft verricht. Zo is niet gebleken van opzegging door Conservatrix of van enige mededeling in de zin van artikel 18.2. Ook de overige aangevoerde feiten en omstandigheden bieden geen steun voor de stelling dat Conservatrix de SOK met ingang van 1 januari 2010 als beëindigd heeft beschouwd en dit ook kenbaar was voor O&B. Artikel 18.4 van de SOK maakt het voorgaande niet anders. Uit artikel 18.4 van de SOK volgt dat indien de inschrijving van de bemiddelaar is doorgehaald in het register dat wordt gehouden door de AFM, de SOK per de datum van die doorhaling eindigt. In het licht van de overige bepalingen in artikel 18 van de SOK, voorziet dit artikel niet in een wijze van beëindiging van de SOK, maar alleen in het vaststellen van een datum waarop de SOK moet worden geacht te zijn beëindigd. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de inschrijving van O&B op 1 januari 2010 is doorgehaald in het hiervoor genoemde register van de AFM. Zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – is niet in te zien hoe intrekking van de vergunning gelijk te stellen is aan doorhaling in het register.
Ingeval er andere soortgelijke werkmaatschappijen binnen uw nieuwe concern voor ons zouden gaan bemiddelen, zullen wij in beginsel aan elke werkmaatschappij een afzonderlijk agentschap toekennen. Wij zijn in beginsel bereid ook met elke andere werkmaatschappij afwijkende regelingen overeen te komen.”Op basis hiervan kan de SOK volgens Conservatrix alleen worden overgedragen als er een nieuwe overeenkomst wordt gesloten. Dat is niet gebeurd en dus heeft er geen contractsovername plaatsgevonden, aldus Conservatrix. AFAB Geldservice heeft bestreden dat uit het citaat volgt dat de SOK niet kan worden overgedragen. Bovendien is geen sprake van een nieuwe werkmaatschappij binnen het concern van O&B, maar van een nieuwe contractspartij, namelijk AFAB Geldservice.
het beheer van het klantenbestand van O&B Finance en Zorgkrediet voor zover dat door O&B Finance werd gedaan, is overgenomen door (…) Afab Geldservice B.V.(…)”, wordt in de brief ook expliciet vermeld dat “
uw met O&B Finance gesloten overeenkomst wordt voortgezet door Zorgkrediet(lees: AFAB Geldservice, toevoeging rechtbank)”. Er wordt dus een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de overdracht van de SOK en anderzijds het beheer van het klantenbestand. Gelet op dit onderscheid valt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien hoe de inhoud van de brief alleen betrekking zou kunnen hebben op de overdracht van het beheer van het klantenbestand. Conservatrix heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die blijk geven van een andere partijbedoeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat Conservatrix haar stelling dat met de brief van 24 augustus 2010 alleen het beheer van het klantenbestand/de portefeuille is overgedragen (en niet ook de SOK) onvoldoende heeft onderbouwd.
uw met O&B Finance gesloten overeenkomst wordt voortgezet door Zorgkrediet(lees: AFAB Geldservice, toevoeging rechtbank)”. Hieruit blijkt de wil van de overdrager (O&B) en de overnemer (Zorgkrediet/AFAB Geldservice) om een tussen O&B en Conservatrix gesloten overeenkomst over te dragen. Gelet op het voorgaande heeft Conservatrix er daarom onvoldoende belang bij om overlegging van de akte te verlangen en zal de rechtbank het verweer van Conservatrix dat niet is voldaan aan het aktevereiste van artikel 6:159 BW als onvoldoende gemotiveerd passeren.
NJ1998, 512). Nu AFAB Geldservice betaling van een geldsom vordert, is het vereiste belang van AFAB Geldservice daarmee gegeven. Een daartegenover gesteld restitutierisico moet worden geconcretiseerd (HR 17 juni 1994,
NJ1994, 591). Mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt, staan op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar worden (slechts) meegewogen (HR 28 mei 1993,
NJ1993, 468). Gelet hierop is het de vraag of Conservatrix het gestelde restitutierisico voldoende heeft geconcretiseerd. De rechtbank meent van niet. Ter onderbouwing van het gestelde restitutierisico heeft Conservatrix (alleen) verwezen naar de jaarrekening 2014 van AFAB Geldservice. Hoewel uit de jaarrekening volgt dat vennootschappen behorende tot de AFAB groep in 2014 betrokken waren bij juridische procedures (en dat hiervoor voorzieningen zijn getroffen), alsmede dat AFAB Geldservice aansprakelijk zou zijn voor de belastingschuld van de fiscale eenheid VACH Holding N.V., maar wordt het als gevolg daarvan gestelde restitutierisico niet nader geconcretiseerd. Zo wordt niet duidelijk gemaakt bij welke procedures AFAB Geldservice betrokken is of wat de omvang van het potentiële risico op dit moment (anno 2016) nog is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van AFAB Geldservice zwaarder weegt dan een onvoldoende geconcretiseerd restitutierisico aan de zijde van Conservatrix. Het verzoek van Conservatrix zal daarom worden afgewezen.