In deze zaak heeft de Combinatie van Vissorteerders in kort geding gevorderd om een dwangsom te verbinden aan een eerder vonnis van 16 maart 2016. Daarnaast vorderde de Combinatie een voorschot op schadevergoeding van € 60.000,-. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het betreurenswaardig is dat partijen opnieuw in de rechtszaal zijn beland, gezien het belang van de visveiling voor de gemeenschap op Urk. De vordering om een dwangsom te verbinden aan het vonnis van 16 maart is toegewezen, omdat er twijfels zijn over de nakoming van dat vonnis door de Visveiling. De vordering tot betaling van een voorschot is afgewezen, omdat het bestaan en de omvang van de schade onvoldoende is komen vast te staan.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 21 maart 2016. De Combinatie vorderde dat de Visveiling een dwangsom van € 50.000,- per dag zou betalen voor elke dag dat zij in gebreke blijft om aan het bevel van het eerdere vonnis te voldoen. De Visveiling voerde verweer en stelde dat zij het sorteerwerk met ingang van 25 maart 2016 aan de Combinatie zou gunnen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende vertrouwen was dat de Visveiling het vonnis zou nakomen, gezien eerdere gedragingen.
De voorzieningenrechter heeft de Visveiling veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 20.000,- per keer dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 250.000,-. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.M. van Jaarsveld op 25 maart 2016.