[gedaagde sub 1] betwist dat de overeenkomsten enkel tot doel hadden beslag- en
verhaalsmogelijkheden te frustreren en betwist dat sprake is van dwaling, bedrog dan wel
misbruik van omstandigheden. [gedaagde sub 1] wist van de benarde liquiditeitspositie van
[eiser] en deze was de reden waarom [gedaagde sub 1] op kwam voor haar rechten en zekerheid
Wenste, (aanvankelijk) middels de inpandgeving, gevolgd (toen [eiser] na totstandkoming
van de verpanding niet in staat bleek de op dat moment openstaande vordering te voldoen)
door de verkoopovereenkomst en bruikleenovereenkomst van 3 november 2010. Dat de
verhaalsmogelijkheden van andere schuldeisers daarmee beperkt werden, was een voorzien
bijkomend effect, aldus [gedaagde sub 1] . Ter onderbouwing voert [gedaagde sub 1] aan dat het bedrag
van haar werkzaamheden over de periode 2006 tot en met 2010 was opgelopen tot
€ 41.962,25 exclusief BTW. Dat [gedaagde sub 1] een vordering van die omvang had op [eiser]
wordt volgens [gedaagde sub 1] bevestigd door de afspraak tussen [eiser] en [gedaagde sub 1]
,dat
[eiser] voor alle verrichte werkzaamheden de verpande en later verkochte zaken van [gedaagde sub 1]
terug zou ontvangen indien [eiser] twee concerten zou geven, waarbij de waarde
van een concert werd gesteld op ca. € 20.000,- exclusief BTW, zoals vastgelegd is in de email van 3 januari 2011 van [eiser] . Nadien heeft [eiser] in de periode 2011 tot en met
2013 de facturen ter zake de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] voldaan. In juni 2014 is
[eiser] gestopt met betalen en de achterstand bedroeg op dat moment € 26.470,00, waarna
[gedaagde sub 1] bij brief van 16 juni 2014 de bruikleenovereenkomst opzegde en aanspraak
maakte op afgifte van de twee in de verkoopovereenkomst genoemde Ferrari's. [gedaagde sub 1]
voegt daaraan toe dat de twee Ferrari's bij lange na niet de waarde van
€ 200.000,- vertegenwoordigen, zoals [eiser] stelt. De waarde van de overige roerende zaken becijfert [gedaagde sub 1] - bij gebrek aan wetenschap - op € 5.000,-.