Op 18 maart 2016 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. A.R. Creuzberg, de behandelend rechter in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij verzoekster stelde dat haar recht op een juiste oproep was geschaad en dat de rechter in een eerdere civiele procedure onterecht had geoordeeld over haar onbekwaamheid om rechtshandelingen te verrichten vanwege haar curatele. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2016 was verzoekster niet verschenen, noch mr. A.R. Creuzberg. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig of vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat oproepingsbrieven niet door de rechter zelf worden opgesteld en dat de rechter in de eerdere procedure de wet had gevolgd. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden. De procedure met parketnummer 16/246484-15 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.