Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker],
Rechtbank Midden-Nederland
Op 15 maart 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een wrakingszaak, geregistreerd onder zaaknummer 411867 / HA RK 16-50. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoeker in het kader van een hoofdzaak met zaaknummer 4529877 UM VERZ 15-5717. De verzoeker stelde dat het openbaar ministerie niet verplicht is om het ijkrapport aan het dossier toe te voegen en dat de kantonrechter dit niet opvraagt, wat volgens hem een gebrek aan onpartijdigheid zou kunnen inhouden.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 512 Sv een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval was het wrakingsverzoek niet gemotiveerd, omdat de verzoeker slechts 'de kantonrechter' noemde zonder specifieke naamgeving.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker niet kon aangeven op welke specifieke rechter het verzoek betrekking had. Bovendien werd opgemerkt dat het indienen van herhaalde wrakingsverzoeken door de verzoeker de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert, wat als misbruik van het wrakingsmiddel werd aangemerkt. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking, indien ingediend vóór de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak, niet in behandeling zou worden genomen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2016 door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier.