Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.De vordering van de benadeelde partij
6.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2016, werd een man verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen met een aangeefster die op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en getuigenverklaringen. De aangeefster had op de avond van het incident gedronken en was na het verlaten van een uitgaansgelegenheid niet in staat om zich te herinneren wat er was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aangeefster in zekere mate dronken was, zij niet in een zodanige toestand verkeerde dat zij haar wil niet meer kon bepalen of niet aanspreekbaar was. De rechtbank kon niet vaststellen wat de staat van de aangeefster was vanaf het moment dat zij op de scooter stapte tot het moment dat zij langs de weg werd aangetroffen. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte wist dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde ten tijde van de seksuele handelingen. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd kreeg.