ECLI:NL:RBMNE:2016:1468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
16/661695-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in seksuele handelingen met aangeefster in staat van verminderd bewustzijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2016, wordt een man verdacht van het samen met anderen verrichten van seksuele handelingen met een aangeefster die op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft camerabeelden en getuigenverklaringen onderzocht en oordeelt dat de aangeefster bij het verlaten van een uitgaansgelegenheid niet in een zodanige toestand verkeerde dat zij haar eigen wil niet meer kon bepalen. De rechtbank kan niet vaststellen wat de staat van de aangeefster is geweest vanaf het moment dat zij achterop de scooter stapte tot het moment dat zij langs de weg werd aangetroffen. Hierdoor kan niet worden bewezen dat de aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde ten tijde van de seksuele handelingen.

De rechtbank spreekt de verdachte vrij, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn was of in een fysieke weerloze toestand verkeerde. De rechtbank overweegt dat de aangeefster in zekere mate dronken was, maar niet in een zodanige toestand dat zij niet in staat was om haar eigen wil te bepalen. De verdediging heeft betwist dat er bewijs is voor een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bij de aangeefster. De rechtbank concludeert dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te stellen dat de verdachte wist dat de aangeefster zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond.

De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, wordt afgewezen omdat de verdachte niet strafbaar is verklaard. De rechtbank compenseert de kosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661695-15
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 maart 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] in [geboorteplaats]
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen op 4 april 2015 seksuele handelingen heeft verricht met [aangeefster] die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn penis in de mond van aangeefster heeft gebracht en heen en weer heeft bewogen terwijl zij zich op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn bevond en verwijst hiervoor naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie vraagt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van medeplegen en van de overige gedachtestreepjes genoemd in de tenlastelegging, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat verdachte heeft ontkend seksuele handelingen met aangeefster te hebben verricht. Daarnaast betwist de verdediging dat er bewijs aanwezig is voor het vaststellen van een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht bij aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrij spreken. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In de nacht van 4 op 5 april 2015 is aangeefster [aangeefster] met een vriendin uit geweest in Club [naam] . Voordat ze naar de club ging was ze al behoorlijk aangeschoten. In de club heeft ze nog shotjes gedronken. Aangeefster kan zich niet meer herinneren wat in de [naam] is gebeurd en weet niet meer wanneer en met wie ze is vertrokken. Uit de verklaring van portier [getuige] van Club [naam] , blijkt dat aangeefster de club uit is gezet omdat ze behoorlijk dronken was en onzedelijk en uitdagend gedrag vertoonde naar jongens en mannen. Uit camerabeelden blijkt dat aangeefster, nadat zij uit de club wordt gezet, bij een jongen op een bankje gaat zitten en haar arm om hem heen slaat. Vervolgens staat ze op, doet haar jas omhoog en gaat met haar billen op de schoot van de jongen zitten. Ze staat weer op en gaat, met haar gezicht naar de jongen toegekeerd, weer op zijn schoot zitten en maakt daarbij op- en neergaande bewegingen. Aangeefster wordt hierop aangesproken door een man, waarna zij van de schoot van de jongen afgaat. Vervolgens is te zien dat aangeefster achterop een scooter gaat zitten, waarna de scooter met haar wegrijdt. Aangeefster verklaart dat ze niet veel meer weet, maar op een gegeven moment “wakker” werd in een fietsenhok, terwijl ze de penis van een jongen in haar mond had. Ze verklaart dat er nog een jongen bij was en dat ze beide jongens heeft gepijpt terwijl zij op haar knieën voor hen zat. De volgende herinnering die aangeefster heeft, is het moment dat ze een warmtefolie deken om zich heen had. Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de [naam] is geweest die avond, maar wel achter de bestuurder van de scooter waar aangeefster achterop zat, aan is gereden en erbij aanwezig was toen de bestuurder door haar werd bevredigd. Hij verklaart zelf geen enkele seksuele handeling met haar te hebben verricht.
Vast staat dat in ieder geval één van de medeverdachten, namelijk de bestuurder van de scooter, seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht. Nog los van de vraag of ook verdachte seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht, dient hoe dan ook de vraag te worden beantwoord of aangeefster toen verdachte op dezelfde plek was als aangeefster, verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag in deze is dan ook of aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, bijvoorbeeld in een roes verkeren na inname van alcohol, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Vast staat dat aangeefster in zekere mate van dronkenschap verkeerde op het moment dat zij Club [naam] verliet. Uit de beschrijving van de camerabeelden valt op te maken dat zij wel in staat was om te lopen, bij iemand op schoot te gaan zitten, weer op te staan en vervolgens op- en neer gaande bewegingen bij die persoon te maken. Wanneer zij op haar gedrag wordt aangesproken, stopt zij hiermee. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefster niet in zodanige dronken toestand verkeerde, dat zij haar eigen wil op dat moment in het geheel niet meer kon bepalen en/of niet aanspreekbaar was. De persoon die aangeefster ongeveer anderhalf uur later halfnaakt langs de weg aantreft, heeft verklaard dat zij toen onsamenhangend sprak en de hele tijd moest overgeven. De rechtbank kan op grond van de stukken in het dossier niet vaststellen wat de staat van aangeefster is geweest vanaf het moment dat ze zelf achterop de scooter stapte, tot aan het moment dat ze langs de weg wordt aangetroffen en of deze staat tussentijds gewijzigd is. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen, kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen of sprake is geweest van een staat van verminderd bewustzijn bij aangeefster, ten tijde van het ondergaan van de seksuele handelingen. Door het gedrag van aangeefster en hetgeen zij heeft gezegd tegen verschillende personen kort voor het ondergaan van de seksuele handelingen is ook niet vast te stellen dat verdachte moest weten dat aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in een soort sluimertoestand of roes bevond. Het dossier bevat daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van het tenlastegelegde feit.

5.De vordering van de benadeelde partij

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [aangeefster] uit [woonplaats] , zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 964,55 bestaande uit materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte, zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf op maatregel wordt opgelegd, is [aangeefster] in haar vordering niet-ontvankelijk.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij, [aangeefster] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
- compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.J.M. Mol, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangeefster] (op/tegen de schouders) naar beneden geduwd en/of
- ( vervolgens) zijn/hun penis in de mond van die [aangeefster] gebracht/geduwd en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn/hun vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] gebracht/geduwd en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht/geduwd en/of heen en weer bewogen
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht.