ECLI:NL:RBMNE:2016:1459

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
C/16/15/920 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet door curator tegen faillietverklaring en de vraag of de curator als belanghebbende kan worden aangemerkt

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillietverklaring. De curator, mr. A.S. van Hilten, heeft verzet aangetekend tegen de faillietverklaring van de besloten vennootschap Wrm B.V., die op 29 december 2015 door de rechtbank was uitgesproken. De curator betoogde dat de rechtbank onbevoegd was, omdat de statutaire zetel van de gefailleerde in Vianen Noord-Brabant zou liggen en niet in Vianen Utrecht, waar de rechtbank is gevestigd. De rechtbank heeft de procedure behandeld en de argumenten van de curator en de geopposeerden, vertegenwoordigd door mr. J.A. Trimbach, zijn besproken.

De rechtbank oordeelde dat de curator niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 10 van de Faillissementswet, omdat het verzoek niet was ingediend ter voorkoming van vergeefse kosten. De rechtbank benadrukte dat de curator niet kan profiteren van een relatieve onbevoegdheid van de rechtbank om het faillissement te vernietigen. De rechtbank heeft het verzoek van de curator niet-ontvankelijk verklaard en het faillissement in stand gehouden, met de overdracht van de zaak naar de Rechtbank Gelderland, waar een nieuwe curator, mr. C.F.H. Donners, is benoemd. De rechtbank heeft ook de rechter-commissaris vervangen en de verdere afhandeling van de zaak aan de Rechtbank Gelderland opgedragen.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de toepassing van de Faillissementswet en de rol van de curator in faillissementsprocedures. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen en de bevoegdheid van de rechtbank in faillissementzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/15/920 F
vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken naar aanleiding van het ingediende verzet in het faillissement van:
de besloten vennootschap
Wrm B.V.,
statutair gevestigd te Vianen,
hierna: gefailleerde,
door
mr. A.S. van Hilten, curator in het faillissement van gefailleerde,
hierna: opposant,
advocaat: mr. M. Koscielniak.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De stichtingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie, en “Stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie” (hierna: geopposeerden), hebben op 13 oktober 2015 een verzoekschrift tot faillietverklaring van gefailleerde ter griffie van deze rechtbank ingediend. Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 29 december 2015.
1.2.
De rechtbank heeft gefailleerde bij vonnis van 29 december 2015 in staat van faillissement verklaard. Hierbij is mevrouw mr. A.S. van Hilten tot curator benoemd.
1.3.
Mr. Koscielniak is namens de curator (hierna: opposant) bij verzoekschrift van 6 januari 2016 tegen het faillissementsvonnis in verzet gegaan.
1.4.
Bij faxbericht van 25 januari 2016 heeft mr. J.A. Trimbach, advocaat van geopposeerden, stukken opgestuurd ter onderbouwing van zijn ter zitting te voeren betoog.
1.5.
De behandeling van het verzet heeft ter terechtzitting van 26 januari 2016 van deze rechtbank plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen:
- opposant voornoemd;
- mr. M. Koscielniak, advocaat van opposant;
- mr. J.A. Trimbach, advocaat van geopposeerden;

2.De gronden van het verzet

2.1.
De rechtbank Midden-Nederland was onbevoegd om het faillissement van gefailleerde uit te spreken, nu haar statutaire zetel niet is gelegen in Vianen Utrecht maar in Vianen Noord-Brabant. Hoewel in het Handelsregister alleen melding wordt gemaakt van de plaats Vianen (waarvan er drie zijn in Nederland), staat volgens opposant vast (na bestudering van post en overige stukken) dat gefailleerde statutair is gevestigd in Vianen Noord-Brabant. Op grond van artikel 2 lid 1 Fw. dient de rechtbank ambtshalve haar bevoegdheid te toetsen. Een goede procesorde brengt met zich mee dat het vonnis van de faillietverklaring dient te worden vernietigd.
2.2.
Omdat geopposeerden hadden kunnen weten dat de statutaire zetel van gefailleerde in Noord-Brabant is gelegen (er is immers geprocedeerd tegen gefailleerde bij de Rechtbank Oost-Brabant) wordt verzocht om geopposeerden in de kosten van het faillissement te veroordelen. Op dit moment bestaat namelijk het risico dat de curator de door haar gemaakte kosten niet vergoed krijgt, omdat er sprake is van een lege boedel. Aldus opposant.

3.Het verweer

3.1.
Mr. Trimbach heeft namens geopposeerden verzocht om het faillissement van opposant in stand te laten en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Opposant is niet-ontvankelijk in haar verzoek, nu dit niet is ingediend door een advocaat. Daarnaast is het verzoek niet tijdig ingediend, nu een dergelijk verzoek binnen 8 dagen na het uitspreken van het faillissement dient te zijn ingediend.
3.2.
Voorts kan opposant niet op grond van artikel 10 Fw. verzet instellen tegen het onderhavige faillissement, omdat zij geen belanghebbende is in de zin van dit artikel. Betwist wordt in dit verband dat er geen baten zouden zijn in dit faillissement, nu geopposeerden kort voordat het faillissement is uitgesproken nog een bedrag van € 4.000,00 van gefailleerde hebben uitbetaald gekregen op hun vordering. Op grond van artikel 47 Fw zou de curator aanspraak kunnen maken op dit bedrag.
3.3.
Betwist wordt dat gefailleerde statutair gevestigd is in Noord-Brabant, nu dit niet blijkt uit het Handelsregister. Er vinden veel wijzigingen plaats met betrekking tot de gemeentelijke indeling van Nederland, waardoor geopposeerden, door de gevoerde procedure tegen gefailleerde bij de Rechtbank Oost-Brabant, niet hadden kunnen weten dat gefailleerde statutair is gevestigd in Noord-Brabant. Bovendien had het op de weg van gefailleerde zelf gelegen om verzet in te stellen tegen het faillissement als zij van mening was dat de rechtbank Midden-Nederland niet bevoegd was om haar faillissement uit te spreken.
3.4.
Namens geopposeerden wordt verzocht om het faillissement in stand te houden, met de opmerking dat niets zich ertegen verzet om een curator uit een ander arrondissement aan te stellen, en om, indien de rechtbank het faillissement van gefailleerde toch vernietigt, gefailleerde te veroordelen in de kosten van het faillissement.

4.De beoordeling van het verzet

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat opposant haar verzoek tijdig heeft ingediend. Het verzoekschrift is gedateerd op negen dagen na de uitspraak van het faillissement. Omdat er in de tussenliggende periode sprake was van een feestdag (Nieuwjaarsdag), zal de rechtbank vaststellen dat het verzoek tijdig is ingediend.
4.2.
Artikel 10 lid 1 Fw. geeft schuldeisers en belanghebbenden de bevoegdheid om verzet in te stellen tegen een faillietverklaring. De vraag is of de curator in deze situatie als belanghebbende kan worden aangemerkt.
4.3.
In de (lage) rechtspraak wordt veelal geoordeeld dat de curator het recht van verzet toekomt, en dus als belanghebbende in de zin van artikel 10 lid 1 Fw. kan worden aangemerkt, ter voorkoming van ‘vergeefse kosten’. Echter met deze vergeefse kosten worden vooral bedoeld kosten die worden gemaakt in een faillissement als blijkt dat er (na eerdere faillietverklaring) onvoldoende baten zijn om de kosten van het faillissement te dekken.
4.4.
In de onderhavige situatie zijn alle partijen het er over eens dat er sprake is van een faillissementssituatie van gefailleerde. De curator stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende is in de zin van artikel 10 Fw., omdat zij, bij een voortduring van het faillissement, mogelijk de door haar gemaakte kosten niet vergoed krijgt uit de boedel. Wanneer het faillissement zou worden vernietigd en opposanten in de kosten van het faillissement worden veroordeeld, is de kans groter dat zij haar kosten vergoed krijgt. De rechtbank is van oordeel dat de kosten die de curator in dit faillissement heeft gemaakt geen vergeefse kosten zijn. Het gaat hier om kosten die hoe dan ook gemaakt zouden zijn, al dan niet door opposant of door een curator uit het arrondissement Oost-Brabant, zo die benoemd zou zijn.
4.5.
Wanneer het faillissement van gefailleerde voortduurt, en, ervan uitgaande dat de statutaire zetel van gefailleerde daadwerkelijk in Vianen Noord-Brabant is gelegen, het faillissement zou worden overgedragen aan de Rechtbank Oost-Brabant en er een curator
uit dat arrondissement zou worden benoemd, zijn de kosten van opposant boedelkosten die bij voorrang uit de boedel moeten worden betaald. Opposant zal in gelijke rang meedelen met een eventueel nieuw te benoemen curator, die het werk dat opposant al heeft verricht niet opnieuw hoeft te doen. Dat sprake is van een lege boedel, zoals de curator stelt, is door geopposeerden gemotiveerd betwist. Een vernietiging van het onderhavige faillissement, dat ongetwijfeld zal leiden tot een nieuw faillissementsverzoek en daaropvolgend faillissement, leidt enkel tot meer kosten, die uiteindelijk ten nadele van de gezamenlijke crediteuren komen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de curator in deze situatie niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 10 lid 1 Fw., nu zij haar verzoek niet indient ter voorkoming van vergeefse kosten.
4.6.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat artikel 10 Fw. niet bedoeld is om een relatieve onbevoegdheid van een rechtbank te ‘repareren’. De enkele relatieve onbevoegdheid van de rechtbank geeft onvoldoende grond om het faillissement te vernietigen van een vennootschap waarover alle partijen van mening zijn dat deze verkeert in een faillissementstoestand, mede gelet op de kosten en tijd die een vernietiging van dit faillissement tot gevolg zullen hebben (het indienen van een nieuw faillissementsverzoek, een nieuwe behandeling die dient te worden bepaald bij de rechtbank, de schuldenaar die opnieuw dient te worden opgeroepen etc.).
4.7.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank opposant niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Nu het verzoek van opposant tot doel heeft om niet langer te worden belast met de afwikkeling van het faillissement, beschouwt de rechtbank haar verzoek als een impliciet verzoek om ontslagen te worden in het faillissement van gefailleerde. Uit proceseconomisch en doelmatig oogpunt zal het onderhavige faillissement in stand blijven en worden overgedragen aan de Rechtbank Gelderland, nu gefailleerde feitelijk is gevestigd in Wijchen, met benoeming van een curator uit dat arrondissement. De overige punten van verweer kunnen derhalve onbesproken blijven.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart opposant niet-ontvankelijk in haar verzet;
- ontslaat mr. A.S. van Hilten als curator in het faillissement van gefailleerde en stelt aan tot curator mr. C.F.H. Donners, advocaat te Nijmegen;
- vervangt de huidige rechter-commissaris, mr. M.H.F. van Vugt, door rechter-commissaris mr. J.S.W. Lucassen (rechtbank Gelderland);
bepaalt:
- dat de Rechtbank Gelderland vanaf heden alle taken die de wet aan de rechtbank opdraagt zal vervullen;
- dat door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de Rechtbank Gelderland zal worden verzonden;
- dat de griffier van de Rechtbank Gelderland wordt verzocht de ontvangst van genoemd vonnis en genoemde stukken en het overnemen van de behandeling van de zaak schriftelijk te bevestigen aan de griffier van deze rechtbank;
- dat de zaak, nadat door de Rechtbank Gelderland daaraan een dossiernummer is toegekend, uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de curator alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de Rechtbank Gelderland dan wel de benoemde rechter-commissaris te Gelderland;
- dat de Rechtbank Midden-Nederland dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de Rechtbank Gelderland.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.[1] Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat en procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.