ECLI:NL:RBMNE:2016:1443

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
21 maart 2016
Zaaknummer
UTR 16/256
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan belanghebbendheid en spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Het primaire besluit, genomen op 8 december 2015, hield in dat de [straat] in [woonplaats] werd afgewaardeerd, met een maximum snelheid van 30 km per uur en een sluiting voor motorvoertuigen, met uitzondering van bestemmingsverkeer. Verzoeker, die op ongeveer 400 meter afstand van de [straat] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat hij hierdoor in zijn belangen wordt geschaad.

Tijdens de zitting op 2 maart 2016 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij door de sluiting van de [straat] moet omrijden om zijn werk te bereiken en dat zijn klanten ook hinder ondervinden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zijn woning nog steeds bereikbaar is via een alternatieve route. Bovendien heeft verzoeker zijn economische belang niet voldoende onderbouwd en is er geen sprake van een spoedeisend belang, aangezien hij enkel een economisch belang heeft gesteld zonder dit nader te onderbouwen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet voldoet aan de criteria voor belanghebbendheid zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen spoedeisend belang is. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/256
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 maart 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder
(gemachtigde: ing. P. Holk).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de [straat] te [woonplaats] af te waarderen, waarbij een maximum snelheid van 30 km per uur is ingesteld en de weg gesloten is verklaard voor alle motorvoertuigen met uitzondering van bestemmingsverkeer.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2016. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of verzoeker als belanghebbende bij het primaire besluit kan worden aangemerkt.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op ongeveer 400 meter afstand van de [straat] woonachtig is en ten gevolge van het primaire besluit niet meer met zijn auto over de [straat] kan rijden om 1 a 2 dagen per week naar zijn werk in Maarssen te komen. Bovendien heeft verzoeker een bedrijf aan huis en moet hij daarvoor vaak naar Houten of Harmelen waarvoor hij eveneens gebruik maakt van de [straat] . Door het primaire besluit moeten zowel verzoeker als zijn klanten nu 2,6 km omrijden. Tot slot heeft verzoeker aangevoerd dat hij ook vaak over de [straat] fietst.
4. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te worden aangemerkt, moet er volgens vaste rechtspraak sprake zijn van een voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang, dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De voorzieningenrechter verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:465).
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt en overweegt daartoe als volgt. Vaststaat dat verzoeker ten gevolge van de geslotenverklaring van de [straat] voor motorvoertuigen weliswaar moet omrijden, maar niet in geschil is dat verzoekers woning alsnog per auto te bereiken is door via de woonwijk te rijden. Volgens verzoeker moet hij 2,6 km en volgens verweerder 2 km omrijden. Dit enkele feit is onvoldoende om als belanghebbende te worden aangemerkt. Voor zover verzoeker heeft gesteld dat hij een economisch belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat klanten via de woonwijk zullen moeten rijden alvorens zijn bedrijf te bereiken, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker dit belang niet nader heeft onderbouwd. Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat zijn bedrijf zich richt op de verkoop in perkplanten in de periode van april tot en met juni, wat ziet op een toekomstige gebeurtenis. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat hij ook als fietser hinder ondervindt door het primaire besluit, overweegt de voorzieningenrechter dat de [straat] enkel is gesloten verklaard voor motorvoertuigen en fietsers dan ook nog steeds gebruik kunnen maken van de weg, hetgeen ter zitting is bevestigd. Bovendien is er een alternatieve fietsroute voorhanden. Daarbij merkt de voorzieningenrechter voorts op dat verzoeker ter zitting heeft verklaard dat hij erkent dat de [straat] onveilig is en opgeknapt moet worden en dat het ook begrijpelijk is dat de weg gesloten wordt verklaard, zodat het de rechtbank onduidelijk is wat verzoekers belang is bij het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Nu verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende is bij het door hem bestreden besluit, zal zijn bezwaar naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard door verweerder.
7. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang aangezien enkel is gesteld dat verzoeker een economisch belang heeft zonder de spoedeisendheid nader te onderbouwen.
8. De voorzieningenrechter kom dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Benek, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Habermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2016.
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.