ECLI:NL:RBMNE:2016:1417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
C/16/400933 / HA ZA 15-789
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor wanprestatie en onrechtmatige daad in relatie tot derden bij installatie van een hemelwaterafvoersysteem

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ASR Schadeverzekering N.V. en [gedaagde] B.V. ASR vorderde betaling van € 179.405,46 van [gedaagde] wegens schade die was ontstaan door een defect aan een hemelwaterafvoersysteem dat door [gedaagde] was geïnstalleerd in het winkelcentrum Gelderlandplein in Amsterdam. Tijdens hevige regenval heeft de afvoerleiding gefaald, wat leidde tot waterschade aan de inventaris van twee huurders van het winkelcentrum, Nelson Schoenen B.V. en Broring Slaapcomfort B.V., die verzekerd waren bij ASR. ASR heeft de schade aan deze huurders vergoed en vorderde nu de kosten terug van [gedaagde].

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet alleen wanprestatie had gepleegd tegenover haar opdrachtgever, maar ook onrechtmatig had gehandeld tegenover de huurders, omdat zij niet de nodige zorgvuldigheid in acht had genomen bij de installatie van de afvoerleiding. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] had moeten anticiperen op de risico's van wateroverlast en dat het niet nemen van redelijke maatregelen om het uitstromen van water te voorkomen, gevaarzetting opleverde. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] dat er geen directe relatie bestond met de huurders, en oordeelde dat de belangen van derden in dit geval wel degelijk in het geding waren.

De rechtbank heeft de vordering van ASR toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de aansprakelijkheid van aannemers voor schade aan derden, zelfs als er geen directe contractuele relatie bestaat, wanneer de werkzaamheden risico's met zich meebrengen die schade aan derden kunnen veroorzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/400933 / HA ZA 15-789
Vonnis van 23 maart 2016
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem.
Partijen zullen hierna ASR en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2015;
  • de akte vermeerdering van eis van ASR;
  • de antwoordakte van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 7 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in 2013 als onder-onderaannemer een hemelwaterafvoersysteem geïnstalleerd en/of aangepast in winkelcentrum Gelderlandplein in Amsterdam.
2.2.
Nelson Schoenen B.V. en Broring Slaapcomfort B.V. huren in dit winkelcentrum ieder een winkelruimte met een gedeelte van het souterrain.
2.3.
Op 28 juli 2014 heeft tijdens hevige regenval de afvoerleiding in het souterrain het begeven, waardoor een grote hoeveelheid regenwater in het souterrain is gelopen. Daardoor is waterschade ontstaan aan de schoenenvoorraad van Nelson en aan de inventaris en verkoopgoederen van Broring.
2.4.
Nelson en Broring hadden een verzekering bij ASR. ASR heeft de schade van Nelson en Broring vergoed.

3.De beoordeling

3.1.
ASR vordert, samengevat en na wijziging van eis, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 179.405,46 met rente en kosten. De grondslag voor deze vordering is dat [gedaagde] volgens ASR gehandeld heeft in strijd met de normen van maatschappelijke zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] heeft de buizen bevestigd met manchetten in plaats van met een lijmverbinding. Daarbij heeft zij niet ieder buisdeel bevestigd met een fixpuntbeugel, zoals bij manchetverbindingen is voorgeschreven, maar zij heeft vijf tussenliggende buisdelen (met daarin twee bochten) niet gefixeerd. Hierdoor konden de verbindingen uit elkaar schuiven als gevolg van inwendige druk, en in dit geval als gevolg van de ongewoon grote hoeveelheid water die erdoorheen stroomde. Volgens ASR vormt dit niet alleen een wanprestatie tegenover de opdrachtgever van [gedaagde] , maar ook een onrechtmatige daad tegenover Nelson en Broring.
3.2.
[gedaagde] beperkt haar verweer in deze procedure uitdrukkelijk tot de vraag of wanprestatie tegenover haar opdrachtgever een onrechtmatige daad tegenover Nelson en Broring kan opleveren. Zij gaat daarbij uitdrukkelijk niet in op de vraag of zij een fout gemaakt heeft, en evenmin op het causaal verband en de omvang van de schade. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank de stellingen van ASR op dit punt als juist moet beschouwen, omdat zij onweersproken zijn. Aan de orde is daarom alleen of de wanprestatie van [gedaagde] een onrechtmatige daad tegenover Nelson en Broring oplevert.
3.3.
[gedaagde] heeft bij haar werkzaamheden aan de afvoerleiding gehandeld als opdrachtnemer, dus binnen een contractuele relatie. Een tekortkoming daarin is niet zonder meer onrechtmatig tegenover derden die daardoor schade lijden, maar onder omstandigheden is zij dat wel. In dat kader hebben partijen verschil van mening over de vraag of in deze zaak de norm uit het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2004, LJN AO9069 ( [naam VOF] /Alog), van toepassing is. De regel van dit arrest komt hierop neer. Een overeenkomst waarbij iemand partij is, kan in het rechtsverkeer een schakel vormen waarmee de belangen van derden verbonden kunnen zijn. Als de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat die schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kan de zorgvuldigheid die volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, afhankelijk van de omstandigheden van het geval vereisen dat de contractant rekening moet houden met de belangen van die derde. De Hoge Raad noemt vervolgens een groot aantal relevante omstandigheden.
3.4.
De casus in dat arrest had betrekking op de verplaatsing van een winkel, in strijd met de huurovereenkomst tussen de (onder)verhuurder en de hoofdverhuurder. Ook als het verplaatsen van een winkel wanprestatie oplevert tegenover de verhuurder, is het niet op voorhand onrechtmatig tegenover derden. Als een winkelier zijn winkel verplaatst, kan dat tot gevolg hebben dat de andere winkels in het rijtje minder aanloop krijgen, maar dat zal doorgaans tegenover hen niet onrechtmatig zijn. In een dergelijk geval zijn bijzondere omstandigheden vereist voor onrechtmatigheid.
3.5.
In deze zaak werkte [gedaagde] aan een afvoerleiding waar grote hoeveelheden water doorheen zouden stromen. Die leiding liep door een opslagruimte van een winkelcentrum (zo zegt [gedaagde] zelf). Het mag wel beschouwd worden als een feit van algemene bekendheid dat water dat een gebouw instroomt (huizen, winkels, kantoren) schadelijk kan zijn voor stoffering, meubilair, inventaris en in geval van opslag voor de opgeslagen goederen, of anders wel voor de verpakking daarvan (dozen). Het aanleggen van een dergelijke leiding door opslagruimten van een winkelcentrum vraagt dus om maatregelen om te zorgen dat het water in de leiding blijft en niet daaruit in die opslagruimten stroomt. Het aanleggen van zo’n leiding zonder dergelijke maatregelen kan worden beschouwd als gevaarzetting: het in het leven roepen van een risico voor anderen – al gaat het in dit geval, anders dan bij veel zaken van gevaarzetting, niet om de mogelijkheid van onvoorzichtigheid bij die anderen maar om de mogelijkheid van bijvoorbeeld ongewone weersomstandigheden.
3.6.
Van [gedaagde] mocht daarom met het oog op de belangen van de gebruikers van de opslagruimten verwacht worden dat hij redelijke maatregelen zou nemen om het uitstromen van water zoveel mogelijk te voorkomen. [gedaagde] betwist niet dat daaronder valt een zodanige bevestiging van de buizen dat het risico van losschuiven van de buizen werd beperkt, en evenmin dat zij daarin is tekortgeschoten.
3.7.
Daarbij is niet relevant dat [gedaagde] geen directe relatie had met Nelson en Broring en dat zij met hen geen contact heeft gehad. Ook als zij niet wist welke winkeliers de ruimten zouden gaan gebruiken, wist zij dát die ruimten gebruikt zouden gaan worden door winkeliers en dat die winkeliers direct belang zouden hebben bij een deugdelijke uitvoering van de afvoerleiding. Bij gevaarzetting is vaak niet bekend wie uiteindelijk slachtoffer wordt van het gecreëerde gevaar, en dat doet ook niet ter zake (wie in een café een kelderluik open laat staan, hoeft niet te weten wie daarin zal vallen om rekening te moeten houden met de mogelijkheid dat er iemand in valt). Bij deze stand van zaken hoeft de rechtbank niet in te gaan op de gezichtspunten van het arrest [naam VOF] /Alog.
3.8.
De opvatting van [gedaagde] zou er feitelijk toe leiden dat een contractant die door onrechtmatig handelen schade berokkent aan derden, door de overeenkomst waarin hij wanprestatie pleegt, zou worden beschermd tegen aansprakelijkheid voor de schade die hij veroorzaakt heeft. Hoewel dat niet ondenkbaar is, heeft [gedaagde] geen omstandigheden aangevoerd die een dergelijke bescherming zouden rechtvaardigen. Daarom kan de rechtbank [gedaagde] daarin niet volgen.
3.9.
De conclusie luidt dat [gedaagde] naast een eventuele tekortkoming tegenover haar opdrachtgever (die in deze zaak niet ter discussie staat) ook onrechtmatig gehandeld heeft tegenover de gebruikers van de opslagruimten waar de afvoerleiding doorheen loopt, door te verzuimen redelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat het water uit de afvoerleiding zou stromen. Aangezien [gedaagde] geen ander verweer voert, moet de vordering van ASR daarom worden toegewezen.
3.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- griffierecht 3.864,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.783,84
Daarbij is het salaris berekend alsof de gehele hoofdsom in de dagvaarding gevorderd was, omdat niet is gebleken waarom dat niet mogelijk zou zijn geweest.
De nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing

4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ASR te betalen een bedrag van € 179.405,46, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW tot de dag van volledige betaling:
over € 2.460,32 vanaf 26 augustus 2014,
over € 65.164,00 vanaf 4 september 2014,
over € 25.000,00 vanaf 15 september 2014,
over € 14.000,00 vanaf 28 oktober 2014,
over € 8.560,00 vanaf 30 januari 2015,
over € 8.139,00 vanaf 3 februari 2015,
over € 37.500,00 vanaf 12 februari 2015,
over € 1.249,47 vanaf 12 februari 2015,
over € 2.533,14 vanaf 16 februari 2015,
over € 6.624,75 vanaf 26 juni 2015,
en over € 1.815,00 vanaf 7 oktober 2015;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 6.783,84;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] , indien zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door ASR volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, of als het vonnis betekend is op € 199,00;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: nig 4123