In deze zaak heeft verzoekster, een werknemer, een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet dat door haar werkgever, Remind, was gegeven, te vernietigen. Het ontslag vond plaats op 16 oktober 2015, nadat Remind had geconstateerd dat verzoekster tijdens haar ziekte werkzaamheden verrichtte voor haar eigen bedrijf. Verzoekster betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en voerde aan dat zij niet volledig arbeidsongeschikt was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter vernietigde het ontslag en veroordeelde Remind tot betaling van het aan verzoekster toekomende loon vanaf de datum van het ontslag. Daarnaast verzocht Remind voorwaardelijk om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, wat werd toegewezen, met ingang van 1 april 2016, omdat de arbeidsverhouding verstoord was geraakt. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een billijke vergoeding, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever was aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.