In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 maart 2016 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een rechthebbende tegen haar bewindvoerder. Eerder, op 24 september 2015, had de kantonrechter al een beschikking gegeven waarin werd vastgesteld dat er geen objectieve gronden waren voor het ontslag van de bewindvoerder, ondanks dat de rechthebbende geen vertrouwen meer had in haar. De rechthebbende diende enkele maanden later, op 16 december 2015, opnieuw een klaagschrift in, waarin zij haar klachten over de bewindvoerder uiteenzette. De kantonrechter oordeelde dat de klachten reeds eerder waren behandeld en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De klachten werden ongegrond verklaard.
De rechthebbende had in haar klaagschrift onder andere geklaagd over het gebrek aan inzicht in haar financiën, het niet aanvragen van bijzondere bijstand, en het niet betalen van een tandartsrekening. Ook had zij aangegeven dat de bewindvoerder in strijd met gemaakte afspraken direct contact met haar had opgenomen, wat volgens haar een negatieve invloed had op haar behandeling. De kantonrechter concludeerde dat de klachten grotendeels dezelfde waren als die in het eerdere verzoekschrift en dat er geen aanleiding was voor een nieuwe beoordeling. De kantonrechter bevestigde dat de bewindvoerder haar werkzaamheden naar behoren had verricht en verklaarde de klachten ongegrond. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd op gewezen dat tegen deze beslissing binnen drie maanden hoger beroep kon worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.