ECLI:NL:RBMNE:2016:1297

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
4704360 UE VERZ 15-626 JES/1267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever vanwege disfunctioneren

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Era Contour B.V. en [verweerder]. Era verzocht om ontbinding op grond van disfunctioneren van [verweerder], die sinds 20 september 2010 in dienst was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2014 herhaaldelijk kritiek is geuit op het functioneren van [verweerder], die in verschillende functies binnen het bedrijf heeft gewerkt. Ondanks ondersteuning en een herplaatsing in een andere functie, bleef het functioneren van [verweerder] onder de maat. De kantonrechter oordeelde dat Era voldoende gelegenheid heeft geboden voor verbetering en dat de ongeschiktheid van [verweerder] niet het gevolg was van onvoldoende zorg van Era voor zijn scholing of arbeidsomstandigheden. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 mei 2016, met toekenning van een transitievergoeding van € 7.755,00. Daarnaast is Era veroordeeld tot betaling van 24 kortverzuimuren aan [verweerder]. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4704360 UE VERZ 15-626 JES/1267
Beschikking van 4 maart 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Era Contour B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
verder ook te noemen Era,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.F. van den Brink,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. B. Veenema.

1.De procedure

In de zaak van het verzoek en de tegenverzoeken
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift houdende het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst,
  • het verweerschrift tevens houdende diverse tegenverzoeken,
  • de pleitnota van Era,
  • de mondelinge behandeling op12 februari 2016, waarvan aantekening is gehouden.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

In de zaak van het verzoek en de tegenverzoeken
2.1.
[verweerder] is sinds 20 september 2010 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Era. Het dienstverband is voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 3.636,00 per maand. [verweerder] heeft recht op een dertiende maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Bouwnijverheid van toepassing.
2.2.
Era is een bouwbedrijf, dat woningen in de stad ontwikkelt en bouwt. Daarnaast houdt Era zich bezig met het vernieuwen van woningen en flats, het opknappen van verouderde woonwijken en straten in bewoonde of onbewoonde staat. Bij Era zijn in totaal circa 315 mensen werkzaam.
2.3.
[verweerder] is in dienst getreden in de functie van "projectcoördinator". In deze functie is hij belast met het plaatsen, realiseren, bewaken en sturen van de werkzaamheden van één of meerdere beheer-, onderhoud- en renovatieprojecten van Era. [verweerder] was voornamelijk werkzaam ten behoeve van twee klanten van Era, te weten [naam] en [naam] .
2.4.
Op 16 oktober 2013 heeft een herschikking van taken plaatsgevonden, nadat [verweerder] klaagde over een te hoge werklast.
2.5.
Op 5 februari 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de heren [A] , controller bij de afdeling Beheer en Onderhoud Amsterdam en [B] , destijds directeur van Bouwbedrijf Dekker en nu bij Era werkzaam in de functie van Bedrijfsleider bij de afdeling Beheer en Onderhoud Amsterdam. Dit gesprek is bij brief bevestigd. Deze brief vermeldt het volgende:
"Op 5 februari jl. hebben jij, [A] en ondergetekende een gesprek gevoerd over de zorgen die wij hebben over de wijze van uitvoering en begeleiding van de onder jouw verantwoording vallende werkzaamheden binnen Dekker b.v.
Op basis van onze eigen onafhankelijke waarnemingen hebben we een aantal malen geconstateerd dat er doorlopend sprake is van structurele achterstanden in planning, uitvoering en facturering van zowel het bonwerk als de onder jouw verantwoording vallende woningverbouwingen. Controle op voortgang en afwikkeling van de uit te voeren werkzaamheden is niet of nauwelijks aanwezig en ook de communicatie laat te wensen over.
Hierdoor zijn we bij een aantal opdrachtgevers onder vuur komen te liggen met als voorlopig dieptepunt de mededeling van [C] dat wij voorlopig geen nieuwe woningen meer in opdracht zullen krijgen.
Het is niet de eerste keer dat wij hierover met je hebben gesproken: Tijdens eerdere informele gesprekken hebben wij je ook al deelgenoot gemaakt van onze zorgen, waarbij je toen hebt aangegeven dat er naar jouw mening teveel werk aan jou werd toebedeeld.
Er heeft toen in het stafoverleg van dd,16-10-13 een herschikking van taken plaatsgevonden om je hierin tegemoet te komen, maar helaas heeft dit niet tot verbetering geleid en bleef er sprake van een onoverzichtelijke situatie.
Het probleem ligt ons inziens dan ook niet in de hoeveelheid werk maar in de organisatie daarvan. Werkdossiers zijn vaak niet op orde, door het ontbreken van een duidelijke methodiek is het vaak niet mogelijk om de stand van zaken na te gaan, de werkbonnen die er wel zijn liggen op allerlei plekken op of rond je bureau waarbij zelfs de meest basale ordening ontbreekt.
Om onduidelijke redenen blijk je niet in staat te zijn een duidelijke structuur in je werkstroom aan te brengen waardoor je voortdurend achter de zaken aanloopt en er veel tijd (en geld) verloren gaat door het oplossen van de problemen die daardoor ontstaan.
Op dit moment begeleidt [D] het grootste gedeelte van de uitvoering van de woningen, [A] houdt de vinger aan de pols wat betreft de facturering, [E] wordt te hooi en te gras ingeschakeld voor calculatiewerkzaamheden en ikzelf hou de binnenkomst van nieuwe opdrachten in de gaten, en dat alles om een redelijke doorstroom van jouw werkzaamheden te bewerkstelligen.
Ondanks deze extra hulp geef je bij herhaling blijk nog steeds niet op de hoogte te zijn van wat er op je werk speelt en wek je eerder de indruk blij te zijn dat je van een bepaalde taak af bent dan dat je je verantwoording neemt. (Dit geldt overigens niet alleen voor het bonwerk en de woningen getuige je opstelling bij de afrekening van [naam] en het calculatie debacle van [naam] )
Je zult begrijpen dat wij een dergelijke situatie onmogelijk kunnen laten voortduren en werkt twijfels in de hand of jij de juiste man op de juiste plaats bent. Om tot een oplossing te komen is het zaak je op zeer korte termijn te beraden over je houding ten opzichte van de inhoud en verantwoording van je werkzaamheden en wij verwachten dat je een duidelijk plan van aanpak zult overleggen om een structurele verbetering van jouw functioneren te komen.
Om je hiervoor de tijd te gunnen, zullen we je voor woensdag 19 maart 11.00 uur uitnodigen voor een nieuwe bijeenkomst om de door jou aangedragen voorstellen te bespreken."
2.6.
Bouwbedrijf Dekker is per 1 november 2014 overgenomen door Era (afdeling Beheer en Onderhoud Amsterdam).
2.7.
Op 9 april 2015 vindt een voortgangsgesprek plaats met [verweerder] . In het verslag van dit gesprek staat het volgende vermeld:
Op basis van eerder gehouden en vastgelegde gesprekken, hebben wij de afgelopen periode geëvalueerd en gekeken naar de voortgang.
Hierbij is er tot een conclusie gekomen, dat wij onvoldoende vooruitgang en verbeteringen hebben waargenomen om de samenwerking en de invulling van taken in de huidige vorm op onze vestiging in Amsterdam een blijvende invulling te laten zijn.
Hierop is overleg gepleegd met onze HR afdeling om na te gaan wat de mogelijkheden tot herplaatsing binnen ERA Contour zijn. Hierover zal op korte termijn een gesprek plaatsvinden om te bezien waar jouw capaciteiten binnen de ERA Organisatie beter tot hun recht komen.
Ons uitgangspunt is herplaatsing onder de verantwoording van het Hoofdkantoor in Zoetermeer. Mocht herplaatsing binnen ERA niet lukken, dan zal HR zich beraden over mogelijke verdere stappen.
Voor dit moment zijn er nog geen stappen gezet om je vertrek uit Amsterdam in te vullen, maar zodra het gesprek in Zoetermeer heeft plaatsgevonden en er duidelijkheid is over eventuele herplaatsing zullen we zo snel mogelijk actie ondernemen.
In de tussenliggende periode heb je toegezegd dat je hier je maximale inspanning aan zult leveren om deze stap zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Wij hebben [F] in vertrouwen genomen en in onderling overleg besloten dat hij je de komende periode zal bij staan bij de opname van werken en in ondersteuning bij de uitvoering van je taken, om de druk die deze situatie met zich meebrengt, enigszins te verlichten.
Tijdens ons gesprek heb je al aangegeven dat je het op de meeste punten niet eens bent met onze zienswijze, waarbij we je hebben aangegeven dat het je vrij staat dit te beargumenteren naar eigen inzicht en dit mogelijk mee te nemen in het vervolgtraject bij HR, zodat ook zij een objectieve beoordeling kunnen doen op basis van bekend zijnde stukken en jouw input.
Wij menen met bijgaand een juiste weergave te hebben gedaan van hetgeen besproken voor toekomstige invulling, waarbij wij onze commitment hebben toegezegd om bij te dragen, aan bij voorkeur een vlotte herplaatsing.
2.8.
Op 11 mei 2015 start de vervanger van [verweerder] als projectcoördinator.
2.9.
[verweerder] wordt medio juni 2015 ingezet in de functie van "deeluitvoerder" op het project [project] te [woonplaats] . In deze functie dient [verweerder] zich bezig te houden met de aansturing van ploegen, controle op kwaliteit, veiligheid en productie, onder de eindverantwoordelijkheid van de hoofduitvoerder.
2.10.
Bij brief van 19 juni 2015 wordt door Era hierover aan [verweerder] onder meer het volgende meegedeeld:
Tijdens het gesprek van 9 april jl. met [B] en [A] is er aangegeven dat er onvoldoende vooruitgang en verbeteringen ten aanzien van uw functioneren zijn waargenomen om de samenwerking en de invulling van taken in de huidige vorm op de vestging in Amsterdam voort te zetten. Naar aanleiding hiervan hebben wij de mogelijkheden tot herplaatsing onderzocht en besloten u tot aan de bouwvak de gelegenheid te geven om op het project [project] in [woonplaats] mee te draaien als deeluitvoerder. Na deze periode zullen wij uw functioneren evalueren en zullen wij bekijken of en wat de verdere mogelijkheden binnen ERA Contour zijn.
2.11.
Op 23 september 2015 deelt Era aan [verweerder] mee dat de herplaatsing niet heeft geleid tot een verbetering van het functioneren van [verweerder] en dat zij het dienstverband met hem wenst te beëindigen. Dit gesprek wordt bevestigd bij brief van diezelfde dag.
[verweerder] wordt tevens vrijgesteld van werkzaamheden.

3.Het verzoek en het verweer

In de zaak van het verzoek
3.1.
Era verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b en 7:669 lid 1 en 3 sub d Burgerlijk Wetboek (BW) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Era verzoekt daarnaast bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking en te bepalen dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van € 7.199,00 bruto. Verder verzoekt Era veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Era heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd. Er is sprake van onvoldoende functioneren door [verweerder] , zowel in zijn oorspronkelijke functie als projectcoördinator, als in de gewijzigde functie van deeluitvoerder.
Er is doorlopend sprake van structurele achterstanden in zijn planning, uitvoering en facturering van zowel het bouwwerk als de onder zijn verantwoordelijkheid vallende woningverbouwingen. Controle op voortgang en afwikkeling van de uit te voeren werkzaamheden is niet of nauwelijks aanwezig en ook de communicatie laat te wensen over.
Het probleem is met name te wijten aan de organisatie van het werk door [verweerder] . Dossiers zijn niet op orde, [verweerder] laat na met een duidelijke methodiek te werken waardoor het niet mogelijk is de stand van zaken na te gaan, en in werkbonnen en op het bureau van [verweerder] ontbreekt ordening.
Aan [verweerder] is dit meegedeeld in meerdere gesprekken. Van de gesprekken op 5 februari 2014 en 9 april 2015 is een verslag gemaakt. Daarnaast is [verweerder] bij brief van 19 juni 2015 geïnformeerd over zijn functioneren.
Era heeft [verweerder] gelegenheid gegeven om het functioneren te verbeteren, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Er is intern hulp geboden door hem begeleiding en hulp te geven van collega's bij facturering en calculatiewerkzaamheden.
Vervolgens heeft Era de gelegenheid gekregen de functie van deeluitvoerder te vervullen. Zelfs in die functie – een functie die minder verantwoordelijkheden meebrengt dan de functie van projectcoördinator – blijft het functioneren van [verweerder] onder de maat.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, en concludeert tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] betwist dat hij onvoldoende zou functioneren. Era dient als werkgever het bestaan van een redelijke grond voor ontbinding aan te tonen en dat heeft zij onvoldoende gedaan, aldus [verweerder] . [verweerder] heeft van 20 september 2010 tot begin 2014 zijn werkzaamheden altijd naar tevredenheid van beide partijen verricht. De problemen in de loop van 2014 ontstonden toen de werklast voor [verweerder] groter werd. Zelfs door het werken van 10 overuren per week lukte het hem niet zijn taken af te ronden. [verweerder] heeft Era meermalen aangesproken op de te hoge werklast. Hij kreeg daarop ondersteuning van een parttime student. Maar daarnaast kreeg hij extra werkzaamheden, waaronder het meedoen aan een pilot met een laptop in de overgangsperiode naar nieuwe software.
Voor zover [verweerder] al onder de maat zou functioneren heeft Era onvoldoende inspanningen gepleegd om dat te verbeteren. Van een grote onderneming als Era mag je meer verwachten in het kader van een verbetertraject dan hetgeen Era heeft gedaan. Vanuit Era kwam er sinds medio 2014 enkel kritiek en is op geen enkele wijze geholpen om [verweerder] te ontlasten of om hem door coaching of scholing te helpen de stijgende werklast het hoofd te bieden. Een verbetertraject is dan ook niet tot stand gekomen. Er is direct gegrepen naar het middel van een (tijdelijke) herplaatsing in een andere functie. Die functie heeft hij uit coulance vervuld tot de bouwvak. [verweerder] had echter geen ervaring met het type project waar hij als deelcoördinator werd ingezet. De vaklieden op het project hadden net eenzelfde project afgerond, waardoor iedereen precies wist wat hij moest doen. [verweerder] daarentegen liep hierdoor telkens achter de feiten aan.
[verweerder] stelt dat zijn werkzaamheden als projectcoördinator op het moment door twee mensen worden uitgevoerd, hetgeen aantoont dat de werkzaamheden te veel zijn voor één persoon, aldus [verweerder] .
Daarnaast voert [verweerder] aan dat rekening dient te worden gehouden met een opzegtermijn van twee maanden op grond van de cao en dat bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding rekening dient te worden gehouden met de dertiende maand.
3.4.
Op de inhoud van het (verdere) verweer zal hierna – voor zover van belang – worden ingegaan.
In de zaak van de tegenverzoeken
3.5.
Voor zover de kantonrechter tot toewijzing van het verzoek komt, verzoekt [verweerder] tot toekenning (naast de transitievergoeding) van een vergoeding van € 40.000,00 bruto vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Era.
Daarnaast – ook in het geval de kantonrechter niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaat – verzoekt [verweerder] :
- te verklaren voor recht dat het Era niet is toegestaan om verlofuren (waaronder begrepen het vakantieverlof in de zin van artikel 7:634 BW) af te boeken gedurende de periode van vrijstelling van werk;
- Era te veroordelen aan [verweerder] een overzicht te verstrekken van de per 1 januari 2015 opgebouwde en genoten vakantiedagen en het thans openstaande saldo vakantiedagen.
- Era te veroordelen om, binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, het bedrag aan openstaande kortverzuimuren van € 2.576,64 bruto betaalbaar te stellen aan [verweerder] ;
- Era te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
Aan het voorgaande legt [verweerder] het volgende ten grondslag. [verweerder] doet ten aanzien van de billijke vergoeding een beroep op artikel 7:671b lid 8 sub c BW, nu Era [verweerder] onvoldoende ondersteund heeft en zonder verbetertraject doelbewust aangestuurd op een breuk, aldus [verweerder] .
Ten aanzien van het vakantieverlof merkt [verweerder] het volgende op. Era heeft ter compensatie van de periode van vrijstelling verlofuren afgeboekt, hetgeen haar niet is toegestaan. [verweerder] heeft niet langer toegang tot de systemen, reden waarom zij om een overzicht van het thans openstaande saldo aan vakantie- en verlofdagen vraagt.
[verweerder] doet daarnaast een beroep op artikel 38 van de cao Bouwnijverheid, op grond waarvan hij aanspraak maakt op de uitkering van kortverzuimuren.
3.7.
Era voert verweer. Ten aanzien van het vakantieverlof stelt Era dat zij geen verlofuren heeft afgeboekt ter compensatie van de vrijstelling van werk. [verweerder] is in oktober 2015 met vakantie geweest, welke vakantie hij in september reeds had aangevraagd. Er was dus sprake van een geplande vakantie die Era heeft afgeboekt. Hetzelfde geldt voor de periode van kerstmis. Era heeft daarnaast de verlofkaarten 2014, 2015 en 2016, met het verlofsaldo overgelegd.
Over het kort verzuim van [verweerder] merkt Era op dat dit is afgekocht toen hij eind november 2014 in dienst trad bij Era. Era onderbouwt deze stelling met een handgeschreven blad.
Over 2015 heeft Era met de vakbond afgesproken dat een saldo van twee in plaats van drie dagen moet worden uitbetaald. Era erkent derhalve 16 kortverzuimuren over 2015 en heeft deze ook geregistreerd op het verlof saldo van [verweerder] . Deze worden bij de eindafrekening uitgekeerd.

4.De beoordeling

In de zaak van het verzoek
4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van Era is dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:671b BW de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een redelijke grond als vermeld in lid 1 van dat artikel. De kantonrechter dient die redelijke grond te onderzoeken op grond van artikel 7:671b lid 2 BW. Het verzoek kan slechts worden ingewilligd indien aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 7:669 BW, is voldaan en er geen opzegverboden gelden.
4.2.
De kantonrechter heeft onderzocht of een opzegverbod ingevolge art 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dat is niet het geval.
4.3.
Het verzoek van Era is ingediend op grond van artikel 7:669 lid 1 en 3 sub d BW. Era heeft ter zitting aan haar verzoek subsidiair de g- en de h-grond toegevoegd. De kantonrechter laat deze wijziging van het verzoek van Era echter niet toe. Nu Era deze wijziging pas ter zitting in haar pleitnota heeft kenbaar gemaakt, heeft [verweerder] zich hier niet op kunnen voorbereiden en zou het toelaten van een dergelijk late wijziging van grondslag strijd met de eisen van een goede procesorde opleveren.
4.4.
Beoordeeld dient derhalve te worden of Era heeft voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3 sub d. Er dient sprake te zijn van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid (anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer), Era dient [verweerder] hiervan tijdig in kennis te hebben gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid hebben gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid mag niet het gevolg zijn van onvoldoende zorg van Era voor scholing van [verweerder] of voor de arbeidsomstandigheden van [verweerder] . Daarnaast moet blijken dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is, of niet in de rede ligt.
4.5.
[verweerder] heeft niet betwist dat er sinds 2014 kritiek geuit wordt op zijn functioneren. Uit het gespreksverslag van 5 februari 2014 blijkt echter dat op dat moment niet voor het eerst kritiek geuit wordt, maar reeds langere tijd problemen spelen omtrent het functioneren van [verweerder] en bovendien dat daarover met hem ook gesproken is. De opmerking van [verweerder] dat hij zijn werkzaamheden tot begin 2014 naar volle tevredenheid heeft verricht treft dan ook geen doel.
4.6.
Uit het gesprek van 5 februari 2014 en de verklaringen van [A] en [B] valt af te leiden [verweerder] zijn zaken niet op orde had. [verweerder] erkent dat er problemen in de werkorganisatie zijn ontstaan en dat hij wel eens fouten heeft gemaakt, maar stelt dat de kritiek op zijn functioneren niet valt te wijten aan zijn onvermogen om de functie uit te oefenen. [verweerder] stelt dat het te wijten was aan de hoge werklast. Era heeft naar aanleiding daarvan besloten tot een herschikking van taken en, als dat onvoldoende tot resultaten leidt, tot het ondersteunen van [verweerder] door collega's bij verschillende taken. Nu zelfs dat niet tot oplossingen leidt, kan niet geconcludeerd worden dat het enkel een hoge werklast is die ervoor zorgt dat er kritiek bestaat op het functioneren door [verweerder] . De stelling dat [verweerder] er – naast ondersteuning – extra taken bij kreeg heeft hij niet nader onderbouwd. De overstap op andere software, waarbij [verweerder] een pilot uitvoerde, is in ieder geval onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een onevenredige verzwaring van zijn werklast; er was hooguit sprake van een andere invulling van een deel van zijn taken. Ook de stelling van [verweerder] dat zijn werkzaamheden op dit moment door twee personen in plaats van één worden uitgevoerd, is door hem niet nader onderbouwd, hetgeen, gelet op de betwisting hiervan door Era, wel op zijn weg had gelegen. Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dan ook dat de kritiek op het functioneren niet, althans niet in overwegende mate, te wijten is aan de werklast van [verweerder] .
4.7.
Als na enige tijd – terwijl diverse taken van [verweerder] overgenomen dan wel ondersteund worden door collega's – de kritiek blijft bestaan (zo blijkt uit het gesprek van 9 april 2015) wordt gesproken over een herplaatsing. [verweerder] heeft in dat gesprek aangegeven dat hij het niet eens is met de kritiek van Era op zijn functioneren, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn visie hierop weer te geven. [verweerder] heeft vervolgens de functie van deeluitvoerder uitgevoerd, maar ook dit werd geen succes, aldus Era. [verweerder] heeft dit onvoldoende betwist. [verweerder] wijt dit aan zijn onbekendheid met de uit te voeren werkzaamheden, terwijl de collega's allen ervaring hadden met een eerder gelijk project. Uit de verklaringen van [B] en [G] blijkt echter dat het werkzaamheden betreft die eenvoudiger waren dan die horen bij de functie van projectleider en die [verweerder] met gemak zou moeten kunnen vervullen. De kantonrechter concludeert dan ook op grond van al het voorgaande dat Era voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [verweerder] gedurende zekere tijd niet heeft voldaan aan de eisen die Era redelijkerwijs aan de functievervulling door [verweerder] mocht stellen.
4.8.
Voldoende is eveneens vast komen staan dat Era [verweerder] hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren. [verweerder] is zoals gezegd meermalen op zijn functioneren gewezen, is ondersteund in zijn werkzaamheden en pas toen dat evenmin voldoende resultaat bleek te leveren, is gekozen voor een herplaatsing, om te zien of het functioneren daar zou verbeteren. Er is met het voorgaande voldoende vorm gegeven aan een verbetertraject. Dat dit verbetertraject door partijen niet als zodanig is benoemd, neemt niet weg dat het wel plaats heeft gevonden. Een dergelijk verbetertraject kan immers ook op een informele wijze plaatsvinden. Het mocht [verweerder] in ieder geval duidelijk zijn – door begeleiding bij zijn werkzaamheden als projectcoördinator en door herplaatsing in een andere (eenvoudiger) functie – dat hij in een verbetertraject was geraakt.
4.9.
Niet gebleken is overigens dat de ongeschiktheid het gevolg is van onvoldoende zorg van Era voor de scholing van [verweerder] of voor zijn arbeidsomstandigheden. Evenmin is gesteld noch gebleken dat een herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn mogelijk is.
4.10.
De conclusie op grond van het voorgaande is dan ook dat aan de vereisten van artikel 7:669 BW is voldaan en de verzochte ontbinding zal worden toegewezen.
4.11.
Nu het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd, dient het einde van de arbeidsovereenkomst te worden bepaald. De kantonrechter bepaalt dit einde op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd (volgens de cao bedraagt de opzegtermijn twee maanden), waarbij de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek (24 december 2015) en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing (4 maart 2016) in mindering wordt gebracht. Hierbij dient een termijn van ten minste een maand te resteren. De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden per 1 mei 2016.
Transitievergoeding
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat de door [verweerder] aan Era uit te keren transitievergoeding € 7.755,00 bruto bedraagt. De kantonrechter zal de transitievergoeding dan ook op dat bedrag bepalen.
In de zaak van de tegenverzoeken van [verweerder]
Transitievergoeding
4.13.
Nu partijen het eens zijn over de hoogte van de transitievergoeding ligt het verzoek van [verweerder] tot betaling hiervan voor toewijzing gereed.
Billijke vergoeding
4.14.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De opmerking dat Era doelbewust heeft aangestuurd op een breuk is – voor zover hier al een ernstig verwijtbaar handelen door Era uit kan worden afgeleid – door [verweerder] onvoldoende onderbouwd.
Vakantieverlof
4.15.
Era heeft een in oktober door [verweerder] opgenomen vakantie als verlof aangemerkt terwijl [verweerder] in die periode vrijgesteld was van werkzaamheden. Beoordeeld dient te worden of Era in redelijkheid die dagen van het vakantiedagen saldo van [verweerder] heeft mogen afschrijven. [verweerder] beantwoordt die vraag ontkennend, nu de vrijstelling van werk hem ongevraagd is opgelegd en het niet redelijk is dit als vakantie te beschouwen. De kantonrechter volgt deze redenering niet. [verweerder] heeft onbetwist gelaten dat de vakantie reeds in september 2015 was aangevraagd. Er is derhalve sprake van een vaststelling van vakantiedagen conform artikel 7:638 BW. Dat [verweerder] voorafgaand voor de opname van deze vakantiedagen is geschorst maakt dat niet anders. Niet gebleken is dat [verweerder] niet daadwerkelijk vakantie heeft genoten in die periode. [verweerder] heeft niet nader onderbouwd waarom deze dagen niet daadwerkelijk als vakantiedagen mogen worden aangemerkt. Het verzoek van [verweerder] tot verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
Overzicht verlofdagen
4.16.
[verweerder] heeft verzocht om een verlofoverzicht te verstrekken van de per 1 januari 2015 opgebouwde en genoten vakantiedagen en het thans openstaande saldo vakantiedagen. Era heeft een dergelijk overzicht in de procedure gebracht. De kantonrechter gaat er derhalve van uit dat [verweerder] niet langer een belang heeft bij dit verzoek en zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Kortverzuimuren
4.17.
Ter zitting heeft [verweerder] erkend dat de kortverzuimuren eind 2014 zijn afgekocht. Tot dat moment zijn er derhalve geen kortverzuimuren uit te keren. Ten aanzien van de uren over 2015 heeft Era gesteld dat zij met de vakbond heeft afgesproken dat een saldo van twee in plaats van drie dagen per jaar moet worden uitbetaald. Era erkent derhalve 16 kortverzuimuren over 2015. Nu zij deze afspraak met de vakbond niet nader heeft onderbouwd en [verweerder] deze heeft betwist, is dit echter niet komen vast te staan. Era dient derhalve niet 16, maar 24 uur aan kortverzuimuren uit te keren. [verweerder] heeft verzocht deze kortverzuimuren binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking uit te keren. Era heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Dit verzoek zal derhalve worden toegewezen.
In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
4.18.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil zowel in het verzoek als in het tegenverzoek worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In de zaak van het verzoek
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
- bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 mei 2016;
- bepaalt dat de door Era aan [verweerder] te betalen transitievergoeding € 7.755,00 bruto bedraagt;
In de zaak van het tegenverzoek
- veroordeelt Era om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking aan [verweerder] te betalen het equivalent van 24 kortverzuimuren;
- veroordeelt Era tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding ten bedrage van € 7.755,00;

In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek

- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.