Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 september 2014
- de beschikking van de wrakingskamer van deze rechtbank van 26 mei 2015, waarbij het wrakingsverzoek van [gedaagde] tegen mr. P. Krepel is afgewezen en waarbij tevens is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van [gedaagde] tegen mr. Krepel in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen;
- de brief met producties van [gedaagde] van 11 december 2015
- de akte met producties van SSH ten behoeve van de comparitie, ter griffie ontvangen op 15 december 2015
- de brief met producties van [gedaagde] van 21 december 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 23 december 2015, met aangehecht de conclusie van antwoord in het incident
- de akte met producties van [gedaagde] , ter griffie ontvangen op 21 januari 2016.
2.De feiten
Stb.270; inwerkingtreding 15 juli 2006) is SSH de zogenaamde “campusclausule” gaan opnemen in de huurovereenkomsten met huurders die in aanmerking kwamen voor woonruimte die specifiek bedoeld is voor studenten, waaronder ook de kamers in het IBB-complex. Deze clausule houdt (kort gezegd) in dat de huur door de verhuurder zal worden beëindigd als de huurder niet langer studeert. Vanaf oktober 2012 is SSH begonnen met het handhaven van die clausule en heeft zij haar huurders van het IBB-complex verzocht aan te tonen dat zij studeren. Ook de bewoners van het IBB-complex die al vóór 2006 hun kamer van SSH huurden en wier huurcontract dus geen campusclausule bevat, onder wie ook [gedaagde] , heeft zij aangeschreven met de vraag aan te tonen of zij nog studeren. SSH schrijft op 7 september 2009 aan (onder andere) de bewoners van het IBB-complex:
3.De vordering en het verweer
In het incident
4.De beoordeling
In de hoofdzaak en het incident
fishing expeditions, dat is het vissen naar informatie zonder dat een rechtmatig belang bij het verkrijgen van die informatie aanwezig is. [gedaagde] heeft in dat licht onvoldoende onderbouwd dat de hierna omschreven, door hem gevraagde stukken van belang zijn voor de beoordeling van het onderhavige geschil tussen hem en SSH in de hoofdzaak. Ook is de vordering van [gedaagde] tot afgifte van die stukken onvoldoende bepaald. Dit betreft de stukken door hem genummerd: 4 (de geschiedenis van SSH dan wel het IBB-complex); 5 (stukken die zien op de relatie tussen SSH en huurdersorganisatie BoKS); 6 (stukken die zien op de relatie tussen het bestuur van SSH en de Raad van Commissarissen van SSH); 7 (stukken die zien op toelatingsverzoeken van SSH aan de diverse ministeries); 8 (alle statuten, alle adviezen, alle adviesaanvragen gedaan aan c.q. ontvangen van de Raad van Commissarissen van SSH, de huurders- en bewonersorganisaties); 9 (alle stukken uitgewisseld tussen SSH en de bewonersorganisatie van het IBB-complex); 11 (brieven van SSH gestuurd aan andere huurders); 12 (jaarstukken van SSH); 13 (cijfermateriaal SSH over wachttijden, leegstand en toewijzingsbeleid); 14 (wetenschappelijke, sociologische rapporten). De vordering van [gedaagde] zal daarom, voor zover deze ziet op de hiervoor genoemde stukken, worden afgewezen.
onzelfstandig is. Het zelfstandig moeten wonen is voor hem “een horrorscenario”. Ook stelt [gedaagde] dat hij gezondheidsproblemen heeft.