Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde verleende verstek.
2.De beoordeling
- hoofdsom € 68.134,54
- rente tot 4 december 2013 € 19.588,73
894,00(1,0 punt × tarief € 894,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2016 vonnis gewezen in een zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en een vereniging, gedaagde, die niet is verschenen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.C.M. Janssen, vorderde betaling van een bedrag van € 60.311,27, dat voortvloeit uit een overeenkomst tussen partijen. Eiseres stelde dat gedaagde een bedrag van € 29.200,00 had betaald, dat in mindering strekt op de hoofdsom en de rente. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:44 BW, en heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten ambtshalve gematigd tot een redelijk bedrag van € 1.788,00.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres op zichzelf toewijsbaar is en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.862,71. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de contractuele rente van 2% per maand over het bedrag van € 58.523,27 vanaf 4 december 2013 tot de dag van volledige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.C. Hoogeveen in het openbaar op 26 februari 2016.