ECLI:NL:RBMNE:2016:125

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
16.659911-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit met gebruik van warmtecamera

Op 5 januari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 22 december 2015, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.G. Nagel. De officier van justitie, mr. I.R.V. Out, vorderde een veroordeling op basis van de aangetroffen hennepplantage en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging voerde aan dat het onderzoek niet rechtmatig was gestart, omdat er gebruik was gemaakt van een warmtebeeldcamera, wat volgens hen een inbreuk op de privacy van de verdachte betekende. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het kijken met een warmtebeeldcamera aan de buitenkant van een woning geen schending van rechten opleverde.

De rechtbank achtte beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het telen van hennep en aan diefstal van elektriciteit, waarbij hij zich toegang had verschaft tot de elektriciteitsvoorziening door middel van verbreking. De rechtbank legde een werkstraf op van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder de leeftijd van de verdachte en het tijdsverloop sinds de ontdekking van de hennepkwekerij. De uitspraak benadrukte de maatschappelijke schade die voortvloeit uit hennepteelt en illegale stroomaansluitingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659911-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1953] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 december 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.R.V. Out en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2013 in de gemeente Almere opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 630 gram hennep en/of ongeveer 155, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 11 september 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander nv, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van verbreking en/of braak.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft daarvoor verwezen naar het proces-verbaal van aantreffen van de hennepplantage en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de start van het onderzoek niet rechtmatig heeft plaatsgevonden. Er is oneigenlijk gebruik gemaakt van de warmtebeeldcamera, waardoor er een inbreuk is gemaakt op de privacy van verdachte. De raadsvrouw heeft daarom gesteld dat al hetgeen is voortgekomen uit de bevindingen van de verbalisanten met behulp van de warmtebeeldcamera van het bewijs moet worden uitgesloten.
Omdat daarmee alleen de verklaring van verdachte overblijft en dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, heeft de raadsvrouw primair verzocht verdachte vrij te spreken van de aan hem ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte een verklaring over de feiten heeft afgelegd. Zij heeft zich verder niet uitgelaten over de bewezenverklaring indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting over zal gaan.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Allereerst dient geoordeeld te worden over het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de rechtmatigheid van de start van het onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat - zonder nadere toelichting, welke ontbreekt - de enkele omstandigheid dat aan de buitenkant van een woning wordt gekeken met een warmtebeeldcamera geen schending oplevert van enig rechtens te respecteren belang. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen. De rechtbank gaat niet over tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op het proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij [2] en de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie [3] , die verdachte ter terechtzitting heeft herhaald.
De rechtbank acht tevens het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van Liander N.V. [4] en de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie [5] , die verdachte ter terechtzitting heeft herhaald.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 11 september 2013 in de gemeente [woonplaats] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) 155 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode van 01 februari 2013 tot en met 11 september 2013 in de gemeente [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Liander nv, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Hij heeft hierbij rekening gehouden met de leeftijd van verdachte, de ouderdom van de zaak en de proceshouding van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht om, indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting is overgegaan, met de onrechtmatige start van het strafonderzoek rekening te houden bij het opleggen van de straf.
Tevens heeft zij verzocht een lagere werkstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist gelet op het tijdsverloop.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Hiervoor onder 4 is reeds geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang van verdachte is geschonden bij de start van het onderzoek zodat hiermee ook geen rekening gehouden zal worden bij de strafoplegging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en aan gekwalificeerde diefstal van elektriciteit. Deze strafbare feiten zorgen voor overlast en schade voor de maatschappij. Hennepteelt, althans het daaruit voortvloeiende gebruik van hennep, kan immers op lange termijn schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Bovendien is hennepteelt een onmisbaar onderdeel van de illegaliteit rond de handel in softdrugs, die gepaard gaat met ernstige vormen van criminaliteit.
Illegale stroomaansluitingen zijn potentieel gevaarlijk voor de verdachte zelf, maar ook voor de omwonenden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 2 november 2015 van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Uit de oriëntatiepunten zoals opgetekend door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, volgt dat voor de teelt van 100 tot 500 hennepplanten in beginsel een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend wordt geacht.
De rechtbank zal rekening houden met het tijdsverloop sinds de ontdekking van de kwekerij.
De straf die de officier van justitie heeft geëist is naar het oordeel van de rechtbank passend, zodat deze straf zal worden opgelegd.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en R.D. van Heffen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013061445, doorgenummerd 1 tot en met 136.
2.Pagina’s 16 en 17.
3.Pagina’s 93 en 94.
4.Pagina’s 65 en 66.
5.Pagina’s 93 en 94.