ECLI:NL:RBMNE:2016:1239

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
16/706705-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor deelname aan een criminele organisatie gericht op hennepteelt

Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf verdachten die betrokken waren bij een criminele organisatie die zich bezighield met het telen van hennep. De hennepteelt vond plaats in verschillende kwekerijen in Hilversum en Veenendaal en liep door tot februari 2015. De rechtbank heeft de hoofdverdachte, een 46-jarige man uit Utrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor zijn leidende rol in de organisatie, evenals voor witwassen en verboden wapenbezit. De overige vier verdachten kregen straffen variërend van een taakstraf tot gevangenisstraffen van 34 maanden.

Een 44-jarige vrouw uit Maarssen werd vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie, maar kreeg wel een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank hield rekening met de maatschappelijke functie van de vrouw en de media-aandacht voor de zaak, maar vond de ernst van de feiten zwaarwegend. De rechtbank concludeerde dat de verdachten op verschillende manieren betrokken waren bij de hennepteelt, waarbij de hoofdverdachte een centrale rol speelde. De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten onder de Opiumwet vallen, en dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan het telen van hennep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706705-14 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 maart 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25, 26, 28 en 29 januari 2016 en van 1, 2 en 4 februari 2016, waarbij de officieren van justitie en de raadsman
mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op bedrijfsmatige hennepteelt;
feit 2 primair:
samen met een of meer anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
in Hilversum en/of Veenendaal;
feit 2 subsidiair:
anderen behulpzaam is geweest bij het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hennep en/of in elk geval opzettelijk
aanwezig hebben van hennep in Hilversum en/of Veenendaal.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat in het geval van verdachte geen sprake is van lidmaatschap van een criminele organisatie. De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte niet betrokken of, ten minste, behulpzaam is geweest bij de exploitatie van hennepkwekerijen in Hilversum en Veenendaal. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de rol van verdachte in elk geval niet kan worden gekwalificeerd als medeplegen maar hooguit als medeplichtigheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Hennepkwekerij [adres] [woonplaats] (Hilversum I)
In het dossier 09BRListel is een zaaksdossier opgenomen over een ontmantelde hennepkwekerij die is aangetroffen in het pand aan de [adres] in [woonplaats] (zaaksdossier Hilversum I). De periode waarin de hennepkwekerij in dat pand in werking is geweest zou hebben gelopen van 1 april 2012 tot en met 18 maart 2014. Gezien de aan verdachte ten laste gelegde pleegperiode van 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015 (feit 2) dan wel tot en met 17 februari 2015 (feit 1) zou de tenlastelegging aldus kunnen worden verstaan dat ook is bedoeld om aan verdachte betrokkenheid bij de hennepkwekerij Hilversum I ten laste te leggen. Gehoord echter de uitlatingen hierover door de officieren van justitie ter zitting is het niet de bedoeling geweest om aan verdachte betrokkenheid bij de hennepkwekerij Hilversum I ten laste te leggen. Tussen de officieren van justitie enerzijds en de raadsman van verdachte anderzijds bestond hierover geen discussie.
Echter, nu betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij Hilversum I formeel wel onder het bereik van de tenlastelegging kan vallen, spreekt de rechtbank, nu ook overigens het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt, verdachte vrij van betrokkenheid bij de hennepkwekerij Hilversum I.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep. Zoals uit het hierna volgende zal blijken is de rol van verdachte bij de hennepkwekerijen in Veenendaal en Hilversum beperkt tot het slapen in en bewaken van deze hennepkwekerijen. Met die gedragingen heeft verdachte niet nauw en bewust samengewerkt met anderen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Hennepkwekerij [adres] [woonplaats] (Veenendaal I)
Op 15 december 2014 is in een bedrijfspand aan [adres] in [woonplaats] een hennepkwekerij aangetroffen [2] met kweekruimten (ruimten A, B, C en D in unit IV) met (in totaal) 1140 planten van zes weken oud en een kweekruimte (ruimte E in unit IV) met 1048 planten van vijf weken oud. [3] Eén ruimte was ingericht als leef/slaapruimte. [4]
Monsters van plantendelen uit alle daarvoor in aanmerking komende ruimten [5] zijn positief getest op hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep. [6]
Uit de manier van opbouw van de kweekruimten kon worden afgeleid dat er sprake was van een hoge mate van professionaliteit. In één van de kweekruimten heeft brand gewoed. [7]
De ruimten in het pand aan [adres] in [woonplaats] werden sinds 1 juli 2013 (units III en IV) [8] en 15 juni 2014 (unit I) [9] gehuurd door [A] (hierna: [A] ).
[A] heeft verklaard dat hij Veenendaal op zijn naam had staan en dat hij katvanger was. Er was hem gevraagd om dit op naam te zetten. Hij kreeg daarvoor daggeld. [10] [A] heeft ook verklaard dat hij in Veenendaal samen met [verdachte] (hierna: verdachte) in een hennepkwekerij heeft geslapen om te zorgen dat er geen inbrekers kwamen. Daarvoor kreeg hij ook geld. Er moest enkele weken voor de oogst in de kwekerij geslapen worden. Volgens [A] zijn de tijden precies terug te zien in de lijst van [verdachte] ; [verdachte] hield het keurig bij. [11]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een A4’tje [12] in beslag genomen met daarop onderstaande tekst. Verdachte heeft het handschrift op dit A4’tje herkend als het zijne. [13]
[medeverdachte 4] Do – 29-5 20 euro benzine
Di – 3-6 30 euro: 10 euro beltegoed = 20 euro zakgeld
Woe – 4-6 20 euro auto overschrijven
Do – 5-6 70 euro hondenvoer (was 53, 17 overgehouden)
Za – 7-6 20 euro van [medeverdachte 4] / gevraagd aan [naam] zakgeld
Di – 10-6 10 euro van [medeverdachte 4] daggeld 1700 uur (…)
Ma – 16-6 40 euro eigen geld (20 euro benzine veen)
Woensdag 11-6: 20 euro van [medeverdachte 3] gehad, (daggeld) niet gevraagd: zelf gegeven
[medeverdachte 1] Vrijdag 30-5 30 euro benzine
Maandag 2-6 30 euro benzine
Woensdag 4-6 30 euro benzine
Vrijdag 6-6 70 euro benzine
Dinsdag 10-6 10 euro van [medeverdachte 1] voor benzine (daggeld) (…)
Woensdag 11-6 50 euro van [medeverdachte 1] voor benzine
Maandag 16-6 gewerkt in veen
Geslapen veen van do 29-5 tot vrijdag 6-6 brand
= 9 x geslapen
Woensdag 11-6 van 20:30 uur tot donderdag 12-6-08:00 uur gewerkt in veen
11-6 van 09:00 uur tot 15:00 uur gewerkt in Hil = 6 uur = 11,5 uur.
Op een onder [A] in beslag genomen fotocamera zijn foto’s aangetroffen die zijn gemaakt in een locatie waar een brand in een hennepkwekerij heeft plaatsgevonden. De foto’s zijn mogelijk genomen in de maand juni 2014. De foto’s op de camera vertonen overeenkomsten met de foto’s die zijn genomen van de aangetroffen hennepkwekerij in het bedrijfspand aan [adres] in [woonplaats] . [14]
[A] heeft verklaard dat hij over de brand in Veenendaal is gebeld door [verdachte] die daar toen al was. [15]
Verhuurder [getuige] heeft, behalve [A] , ook een paar keer een kale man gezien, met wie hij één keer over de huur heeft gesproken. Volgens [A] kwam het geld van de huur van die kale. [16] [getuige] heeft eenmaal het bedrag voor de huur van die kale contant betaald gekregen. Het zou kunnen dat die kale man [medeverdachte 1] heet. [17]
De voornaam van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is [medeverdachte 1] . [18]
Met betrekking tot het pand aan [adres] in [woonplaats] zijn voorts onderstaande waarnemingen gedaan:
- op 6 december 2014 kwam [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) uit het pand aan [adres] te [woonplaats] naar buiten, waarna hij de deur heeft afgesloten; [19]
- op 10 december 2014 heeft [medeverdachte 1] de sloten van de deur van het pand aan [adres] in [woonplaats] geopend, waarna hij naar binnen is gegaan. [20]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij de hennepplantage aan [adres] in [woonplaats] . Hij zou het bijhouden, onderhouden, water geven en met knippers komen. Hij heeft ook een keer geslapen in Veenendaal als bewaking. Twee weken voor de oogst werd er geslapen. Hij was niet de enige die bleef slapen. [21]
Hennepkwekerij [adres] [woonplaats] (Hilversum II)
Op 3 februari 2015 is in een bedrijfspand aan de [adres] in [woonplaats] [22] een hennepkwekerij aangetroffen met een kweekruimte met 1204 planten en een kweekruimte met 1176 planten. [23] Monsters van plantendelen uit deze beide ruimten [24] zijn positief getest op THC, zijnde de werkzame stof in hennep. [25]
Het pand aan de [adres] werd sinds 1 mei 2014 gehuurd door [A] [26] en sinds 17 augustus 2014 door [B] (hierna: [B] ). [27] Deze huurders zijn bij de verhuurder van het bedrijfspand aangebracht door [C] (hierna: [C] ). [28]
Op 27 mei 2014 is [medeverdachte 1] gezien op het bedrijfsterrein aan de [adres] in [woonplaats] . [29]
Op 16 september 2014, 17 september 2014, 14 oktober 2014, 17 oktober 2014 en op
21 oktober 2014 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] telkens vanaf de [adres] vertrokken naar de [adres] in [woonplaats] . [30] [medeverdachte 1] woont aan de [adres] in [woonplaats] . [31]
Op 24 september 2014 heeft [medeverdachte 1] cilindervormige voorwerpen, mogelijk koolstoffilters, in de laadruimte van de Mercedes Vito met kenteken [kenteken] geladen. [32] [medeverdachte 1] is om 11.17 uur met de Mercedes Vito weggereden van de [adres] . Om 11.38 uur stond de Mercedes Vito direct naast de gevel van het perceel [adres] in [woonplaats] geparkeerd. Het duurt bij een normale verkeersgang 17 minuten om van de [adres] in [woonplaats] naar de [adres] in [woonplaats] te rijden. [33]
Op 14 oktober 2014 hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op de [adres] goederen in een Mercedes Benz Vito geladen. Het gaat om zakken, dozen, een rol dikke grondkabel of waterslang en een gereedschapskoffer. Om 11.04 uur is deze Mercedes Vito vertrokken vanaf de [adres] . Om 11.23 uur is deze Mercedes Vito aangekomen bij de loods aan de [adres] in [woonplaats] , waar de goederen die op de [adres] zijn ingeladen de loods werden binnengebracht door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [34]
Op 17 oktober 2014 zijn goederen, waaronder filterboxen, een ventilatorkast, een houten box van het soort dat wordt gebruikt in afzuiginstallaties en grijze grondkabel, uit de Mercedes Vito geladen en de loods aan de [adres] binnengedragen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De drie sloten op de deur van de loods aan de [adres] werden geopend door [medeverdachte 1] . [35] Bij het verlaten van de loods heeft [medeverdachte 1] de drie deursloten op slot gedraaid. [36]
In de periode van 8 oktober 2014 tot en met 3 februari 2015 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , al dan niet gezamenlijk, diverse keren gezien op de [adres] in [woonplaats] en ook is gezien dat zij het bedrijfspand zijn binnengegaan. [37]
Op 6 december 2014, 7 december 2014 en 11 december 2014 is een persoon, die qua postuur en loopje is herkend als verdachte ’s nachts aanwezig geweest in de loods aan de [adres] in [woonplaats] . [38]
Op 3 februari 2015 kwam [medeverdachte 2] bij de loods aan de [adres] in [woonplaats] . [medeverdachte 2] liep naar de deur van het bedrijfspand met een sleutelbos in zijn handen. Met één van de sleutels uit deze sleutelbos kon de toegangsdeur van het bedrijfspand worden geopend. [39]
In de schuur annex bar bij de woning van [medeverdachte 1] op het woonwagenkamp aan de [adres] in [woonplaats] zijn gesprekken gevoerd tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , verdachte en [A] . Deze gesprekken zijn in de periode van 26 januari 2015 tot en met 19 februari 2015 afgeluisterd. [40] Na de aanhouding van [medeverdachte 2] op 3 februari 2015 zijn op 4 en 5 februari 2015 onderstaande gesprekken gevoerd tussen:
- [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en verdachte) op
4 februari 2015 waarin [medeverdachte 4] zegt: “Vanaf september staat het vol hè”. [41]
- [medeverdachte 4] en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4] en verdachte) op 5 februari 2015 waarin [verdachte] zegt: “Half miljoen hè wat weg is nou, een half miljoen met al die dingen” [medeverdachte 4] : Meer hé, bijna 800. [verdachte] : Er is nooit iemand bij ingeschoten, altijd netjes betaald (…) Er is …omdat hij er 3 weken, 4 weken op zijn eentje zat, dat is misschien voor ons de mazzel. [42]
Met betrekking tot Veenendaal I en Hilversum II
In een afgeluisterd telefoongesprek van 24 februari 2015 heeft verdachte in antwoord op de vraag “werk je niet meer ofzo?” gezegd: “Ja tuurlijk niet, het is toch allemaal weg. Ze hebben 8 man gepakt. Huiszoekingen gedaan, boten in beslag, auto’s in beslag, huiszoeking, witwassen, weedplantages in Veenendaal, Hilversum, Bilthoven, m’n zwager zit vast, m’n neef zit vast”. [43]
[medeverdachte 4] is getrouwd met de zus van verdachte. [medeverdachte 3] is de zoon van [medeverdachte 4] . [44]
Overweging met betrekking tot de camerabeelden van 6, 7 en 11 december 2014
De raadsman heeft aangevoerd dat de conclusies op basis van de camerabeelden niet als bewijsmiddelen mogen worden overgenomen gelet op de kwaliteit van het beeldmateriaal.
Voor de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van (camera)afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt onder meer af van de kwaliteit van de afbeeldingen en de mate van zichtbaarheid van de persoonskenmerken op die afbeeldingen.
De camerabeelden van 6, 7 en 11 december 2014 zijn ter zitting bekeken. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om op basis daarvan een persoon te kunnen herkennen aan zijn
postuuren zijn
loopje. Relevant hierbij is dat het immers niet gaat om een herkenning van een specifiek onderscheidend persoonskenmerk als (bijvoorbeeld) gelaatstrekken, maar om een herkenning die is gebaseerd op meer algemene kenmerken. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning van specifiek onderscheidende persoonskenmerken is de kwaliteit van de bekeken opnamen van doorslaggevender belang dan wanneer het gaat om een herkenning aan een postuur of loopje zoals in het onderhavige geval.
De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenning van verdachte, zoals is gerelateerd in een ambtsedig proces-verbaal, te twijfelen en zal deze dan ook gebruiken voor het bewijs.
Conclusie met betrekking tot Veenendaal I en Hilversum II
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte meerdere keren heeft geslapen in hennepkwekerijen in Veenendaal in juni 2014 en in Hilversum in december 2014. Het overnachten in hennepkwekerijen werd gedaan om de oogst te bewaken.
Door zo te handelen heeft verdachte bevorderd c.q. vergemakkelijkt dat anderen een Opiumwetdelict konden begaan. De rechtbank kwalificeert dit handelen dan ook als medeplichtigheid.
Ten aanzien van feit 1
Deelname aan een criminele organisatie
De werkwijze
Het woonwagenkamp op de [adres] , meer in het bijzonder de tot bar omgebouwde schuur bij de woonwagen van [medeverdachte 1] , wordt door verdachte en zijn medeverdachten beschouwd als centrale ontmoetingsplaats.
In een gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] in de bar heeft [medeverdachte 1] immers gezegd: [45]
“….ze zitten er waarschijnlijk al twee jaar op (…) En ik word niet gehaald (…) Maar wat er ook is, dit is het centrale punt. Toch? Als ze het al willen pakken, dan moeten ze hier beginnen”.
[medeverdachte 1] en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] namen hun mobiele telefoons niet mee, dan wel maakten hiervan geen gebruik, in de tijd tussen hun gezamenlijke vertrek en terugkomst op het woonwagenkamp aan de [adres] . [46]
[medeverdachte 1] heeft er bovendien op toegezien dat er niet teveel over de telefoon werd gesproken:
- in een gesprek in de bar heeft [medeverdachte 1] gezegd: “Kappen met die telefoon” en “Let op telefoonverkeer”; [47]
- in een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [D] heeft [medeverdachte 1] gezegd: “We praten weer teveel door de telefoon vriend”; [48]
- in een telefoongesprek met een onbekende heeft [medeverdachte 1] gezegd: “Gooi die kankertelefoon van jou ook gelijk even uit het raam als je wil”. [49]
De hennepkwekerijen bevonden zich in ruimtes waarin een extra ruimte was aangebracht. De technische ruimte voor de kwekerij bevindt zich niet in die binnenruimte. De huurcontracten voor de panden waarin hennepkwekerijen zijn aangetroffen werden afgesloten op naam van anderen dan van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 4] . [50]
Deelname aan een criminele organisatie
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225). Enerzijds is voor deelneming aan een criminele organisatie voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar anderzijds is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven is niet vereist (HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 65). Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarin de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een zodanige organisatie.
Uit de motivering van het onder 2 bewezenverklaarde feit volgt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband, waarbij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] gedurende enkele jaren samen met op grote schaal hennep hebben geteeld.
Naar het oordeel van de rechtbank behoorde verdachte tot de organisatie en is hij betrokken geweest bij de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het opzettelijk telen van hennep. Verdachte heeft aan deze organisatie bijgedragen met het verrichten van hand- en spandiensten, zoals het overnachten in hennepkwekerijen. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen aangaande de feiten vloeit bovendien voort dat verdachte wetenschap had van dit criminele oogmerk van de organisatie. Gelet op de hoge mate van professionaliteit, onder meer blijkend uit het grote aantal aangetroffen planten, de wijze waarop de kwekerijen waren opgezet (‘hok in hok’-bouw) en de constatering dat er meerdere oogsten zijn geweest, is de rechtbank bovendien van oordeel dat is gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Door bovengenoemde wijze van samenwerken, de nauwe afstemming onderling en het bewezen verklaarde tijdsverloop is bovendien voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat (verdachte):
1.
in de periode van 1 april 2012 tot en met 17 februari 2015 te Utrecht en Hilversum en Veenendaal heeft deelgenomen aan een organisatie te weten een samenwerkingsverband van verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en
[C] en [A] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het in de uitoefening van een bedrijf of beroep opzettelijk telen en/of aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
Subsidiair
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] op tijdstippen in de periode van 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015 te Hilversum en te Veenendaal
telkens opzettelijk hebben geteeld en telkens opzettelijk aanwezig hebben gehad in een pand aan de [adres] te [woonplaats] en in een pand aan [adres] te [woonplaats] een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II bij het plegen van welke misdrijven verdachte op tijdstippen in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 februari 2015 te Hilversum en te Veenendaal meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest door meermalen in voornoemde panden te overnachten teneinde deze panden te bewaken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 :
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde lid en artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet.
Feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3,
onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat kan worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is meerdere keren behulpzaam geweest bij het telen van hennep door in de desbetreffende hennepkwekerijen te overnachten om deze te bewaken. Het telen van hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast heeft verdachte met deze handelingen deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee dat de rol van verdachte binnen de organisatie beduidend kleiner is dan die van enkele andere deelnemers daaraan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
  • het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2015, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
  • het reclasseringsadvies van 29 april 2015.
Verdachte is voor het eerst sinds een periode van enkele jaren weer met politie en justitie in aanraking gekomen. Verdachte kent een lange geschiedenis van harddrugsverslaving. Sinds 2004 ontvangt verdachte heroïne en methadon van het heroïneproject van Victas Centrum voor Verslavingszorg. Verdachte wordt op dit moment nog steeds begeleid door Victas Centrum voor Verslavingszorg en het voortduren van die begeleiding van verdachte wordt nog altijd geïndiceerd geacht. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om aan verdachte een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis een passende en geboden reactie op de bewezenverklaarde feiten. Met de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Ook maakt een voorwaardelijk strafdeel de oplegging van een bijzondere voorwaarde mogelijk.

9.Beslag

De raadsman heeft verzocht om teruggave van een onder verdachte in beslag genomen laptop. In de zaak tegen verdachte is geen beslaglijst overgelegd. Ook overigens is niet gebleken dat nog beslag rust op een onder verdachte in beslag genomen laptop. De rechtbank onthoudt zich dan ook van het nemen van een beslissing op het verzoek van de raadsman.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • Wetboek van Strafrecht: 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 48, 57:
  • Opiumwet: 11, 11a;
alle zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 :
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde lid en artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet;
feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3,
onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
67 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
wordt verplicht zich binnen een week na het onherroepelijk worden van dit vonnis te melden bij Victas Centrum voor Verslavingszorg en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen te gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. J.M. Eelkema en
mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2016.
De griffier is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 april 2012 tot en met 17 februari 2015 te Utrecht en/of te Hilversum en/of
te Maarssen en/of te Veenendaal en/of te Alkmaar en/of te De Bilt en/of te
Haarlem en/of (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van
verdachte en/of (onder meer) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 1] en/of [C] en/of [A] en/of een of meer
andere perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de
Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep)
opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen
en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van
(grote) hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 11a lid 1 Opiumwet
art 11 lid 3 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
2.
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 april 2012 tot en met 3 februari 2015 te Hilversum, (althans) in de
gemeente Hilversum en/of te Veenendaal, (althans)in de gemeente Veenendaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in een pand aan de [adres] te [woonplaats] en/of
in een pand aan [adres] te [woonplaats] )
(telkens) een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet, terwijl het feit (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van
een middel;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of een of
meerdere (andere) pers(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of
omstreeks de periode van 01 april 2012 tot en met 03 februari 2015 te
Hilversum en/of te Veenendaal, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in een pand aan de [adres] te [woonplaats] en/of in een pand
aan [adres] te [woonplaats] )
(telkens) een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet, terwijl het feit (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van
een middel,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven
verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode
van 1 april 2014 tot en met 3 februari 2015 te Hilversum en/of te
Veenendaal, en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
meermalen, althans eenmaal, in voornoemd(e) pand(en) te slapen/overnachten
teneinde dit/deze pand(en) te bewaken en/of te voorkomen dat de in dat/die
pand(en) aanwezige hennep zou verdwijnen en/of hand-en spandiensten te
verrichten in verband met met de verzorging van hennepplanten in voornoemd(e)
pand(en);
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 februari 2015, pagina 1095, zaaksdossier Veenendaal I.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 februari 2015, pagina 1096, zaaksdossier Veenendaal I.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 februari 2015, pagina 1097, zaaksdossier Veenendaal I.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 februari 2015, pagina 1097, zaaksdossier Veenendaal I.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2014, pagina 1106, zaaksdossier Veenendaal I.
7.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 februari 2015, pagina 1097, zaaksdossier Veenendaal I.
8.Het schriftelijke bescheid, te weten: de huurovereenkomst van 1 juli 2013, pagina 1276 tot en met 1284, zaaksdossier Veenendaal I.
9.Het schriftelijke bescheid, te weten: de huurovereenkomst van 14 juni 2014, pagina 12767 tot en met 1275, zaaksdossier Veenendaal I.
10.De verklaring van [A] van 8 mei 2015, pagina 5250, persoonsdossier [A] .
11.De verklaring van [A] van 8 mei 2015, pagina 5251, persoonsdossier [A] .
12.Het schriftelijke bescheid, te weten: een kopie van een handgeschreven briefje, pagina 6057, dossier Algemene Bevindingen.
13.De verklaring van [verdachte] van 26 februari 2015, pagina 5299.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2015, pagina 1062, zaaksdossier Veenendaal I.
15.Verklaring van [A] van 19 maart 2015, pagina 7.
16.De verklaring van [getuige] van 4 maart 2015, pagina 993, zaaksdossier Veenendaal I.
17.De verklaring van [getuige] van 4 maart 2015, pagina 994, zaaksdossier Veenendaal I.
18.Het schriftelijke bescheid, te weten: de ID-staat SKDB van 19 februari 2015, pagina 4921, persoonsdossier [medeverdachte 1] .
19.Proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2015, pagina 940, zaaksdossier Veenendaal I.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2015, pagina 940, zaaksdossier Veenendaal I.
21.De verklaring van [medeverdachte 2] van 15 juli 2015, pagina’s 6 en 7.
22.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 9 februari 2015, pagina 591, zaaksdossier Hilversum II.
23.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 9 februari 2015, pagina 592, zaaksdossier Hilversum II.
24.Proces-verbaal bevindingen testen hennep van 4 februari 2015, pagina 614, zaaksdossier Hilversum II.
25.Proces-verbaal bevindingen testen hennep van 4 februari 2015, pagina 615, zaaksdossier Hilversum II.
26.Het schriftelijke bescheid, te weten: de huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte aan de [adres] te [woonplaats] , pagina 6233, dossier Algemene Bevindingen.
27.Het schriftelijke bescheid, te weten: de huurovereenkomst kantoorruimte pagina 6239, dossier Algemene Bevindingen.
28.De verklaring van [E] van 1 april 2015, pagina 6199 en 6202, dossier Algemene Bevindingen.
29.Proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2014, pagina 504, zaaksdossier Hilversum II.
30.Proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2014, pagina 508, zaaksdossier Hilversum II.
31.Het schriftelijke bescheid, te weten: de ID-staat SKDB van 19 februari 2015, pagina 4921, persoonsdossier [medeverdachte 1] .
32.Proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2014, pagina 513, zaaksdossier Hilversum II.
33.Proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2014, pagina 514, zaaksdossier Hilversum II.
34.Proces-verbaal van 30 december 2014, pagina 6269, zaaksdossier Hilversum II.
35.Proces-verbaal van 30 december 2014, pagina 6270, zaaksdossier Hilversum II.
36.Proces-verbaal van 30 december 2014, pagina 6271, zaaksdossier Hilversum II.
37.Proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2014, pagina 555, zaaksdossier Hilversum II.
38.Proces-verbaal 25 februari 2015, pagina’s 579 en 580, zaaksdossier Hilversum II.
39.Proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2015, pagina’s 586 en 587, zaaksdossier Hilversum II.
40.Het proces-verbaal van relaas van 8 juli 2015, pagina 4307, zaaksdossier Criminele Organisatie.
41.Het schriftelijke bescheid, te weten: het OVC-gesprek van 4 februari 2015, pagina 6617, dossier Algemene Bevindingen.
42.Het schriftelijke bescheid, te weten: het OVC-gesprek van 5 februari 2015, pagina 6623, dossier Algemene Bevindingen.
43.Proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2015, pagina 6050.
44.Proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2014, pagina 6040, Dossier Algemene Bevindingen.
45.Het schriftelijke bescheid, te weten: Het OVC-gesprek van 4 februari 2015, pagina 6613, dossier Algemene Bevindingen.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2014, pagina 5798 tot en met 5806, dossier Algemene Bevindingen.
47.Het schriftelijke bescheid, te weten: het uitgewerkte OVC-gesprek van 26 januari 2015, pagina 6579 en 6580, dossier Algemene Bevindingen.
48.Het schriftelijke bescheid, te weten: het uitgewerkte tapgesprek van 4 september 2014, pagina 4328, zaaksdossier Criminele Organisatie.
49.Het schriftelijke bescheid, te weten: het uitgewerkte tapgesprek van 15 december 2014, pagina 4329, zaaksdossier Criminele Organisatie.
50.Het proces-verbaal van relaas van 8 juli 2015, pagina 4310, zaaksdossier Criminele Organisatie.