ECLI:NL:RBMNE:2016:114

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
C/16/395161 / HA ZA 15-557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van SNS Bank N.V. bij schending zorgplicht rondom hypotheekverlening en openbare verkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres en SNS Bank N.V. De eiseres had een geldlening van € 409.950,00 afgesloten bij SNS, onder hypothecair verband, en had een woonlastenverzekering afgesloten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid en betalingsproblemen heeft SNS de lening opgezegd en de woning van eiseres openbaar verkocht. Eiseres stelde dat SNS tekort was geschoten in de nakoming van de zorgplicht en dat de opzegging van de overeenkomst niet rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat SNS niet in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht en dat de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig was. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat SNS voldoende zorg heeft betracht bij het verstrekken van de lening en dat de achterstand in betalingen gerechtvaardigd was voor de opzegging van de overeenkomst. De eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen en de rechtbank oordeelde dat SNS niet verantwoordelijk was voor de schade die eiseres had geleden door de verkoop van de woning en de restschuld die was ontstaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/395161 / HA ZA 15-557
Vonnis van 20 januari 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F.A. Geevers te Utrecht,
tegen
naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat thans mr. F.P. Richel te Utrecht
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 augustus 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2015.
Bij brief van 7 december 2015 heeft mr. Murris, advocaat en kantoorgenoot van mr. Richel, enkele opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het proces-verbaal. Deze brief maakt onderdeel uit van het procesdossier. Voor zover die opmerkingen bij de beoordeling van belang zijn zal de rechtbank daarnaar in haar overwegingen verwijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In april 2005 heeft SNS aan [eiseres] een geldlening verstrekt van
€ 409.950,00. De lening is verstrekt onder hypothecair verband. De hypotheekakte is verleden op 1 april 2005. [eiseres] heeft daarbij recht van hypotheek verleend aan SNS op de onroerende zaak [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
In de algemene voorwaarden van SNS, die behoren bij de geldlening en hypotheekverlening (in het geding gebracht tijdens de comparitie van partijen) is in artikel 2 lid 1 onder a vermeld dat de lening direct opvorderbaar is bij niet nakoming door de geldnemer van enige verplichting uit de hypotheekakte, tenzij binnen acht dagen na ingebrekestelling de verplichting alsnog wordt nagekomen.
2.3.
Voorafgaande aan het verstrekken van de geldlening heeft op 17 februari 2005 overleg plaatsgehad tussen partijen. Daarbij heeft [eiseres] haar inkomensgegevens aan SNS verstrekt. [eiseres] was zelfstandige. Aan de hand van jaarrapporten en andere gegevens, die waren opgemaakt door de accountant of boekhouder van [eiseres] , heeft SNS de volgende gegevens daarover genoteerd (de rechtbank verwijst naar productie viii van SNS en punt 3 van de verklaring van [eiseres] tijdens de comparitie van partijen):
2002, omzet € 101.000, netto winst € 38.000
2003, omzet € 149.000, netto winst € 50.000
2004 (tot en met 30 juni) omzet € 96.000, netto winst € 40.000.
Over geheel 2004 is, geëxtrapoleerd, als netto winst vermeld € 90.000.
Het toetsinkomen is vastgesteld op € 70.000.
Onder netto winst werd verstaan de winst voor belastingafdracht.
2.4.
Bij de geldlening is op aanwijzing van SNS een zogenoemde woonlastenverzekering afgesloten, die dekking zou verlenen in geval van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] gedurende de looptijd van de geldlening en tot haar 65ste verjaardag. Op 5 april 2005 is het polisblad bij de verzekering afgegeven. Daarop staat in de kop de naam van SNS vermeld. Als verzekeraar is vermeld dat Syndicaat 779 van Lloyd’s, [naam] a.o. garant staat. [naam] Insurance Group, de rechtsvoorgangster van Jubilee Europe B.V. (hierna: Jubilee), was de administrateur van de verzekering. Deze gegevens staan ook vermeld in de polisvoorwaarden bij deze verzekering. SNS is nooit de verzekeraar geweest. De verzekering was aangegaan voor 10 jaar en is geëindigd per 3 april 2015. Ook in de aan [eiseres] verstrekte algemene voorwaarden bij deze verzekering wordt in artikel 1.1. de naam van de verzekeraar en van de administrateur vermeld.
2.5.
Als zekerheid voor de geldlening heeft [eiseres] twee levensverzekeringen afgesloten bij DBV Levensverzekeringsmaatschappij N.V., thans geheten SNS Reaal, en die aan SNS verpand.
2.6.
Op 18 mei 2009 heeft [eiseres] een beroep gedaan op de woonlastenverzekering, omdat zij arbeidsongeschiktheid was geworden. In de polis was een zogenoemd wachtjaar vastgesteld, waardoor de eerste uitkering zou moeten worden betaald per 18 mei 2010.
2.7.
De verzekeraar is niet per 18 mei 2010 begonnen met het betalen van uitkeringen. Uiteindelijk heeft de verzekeraar in juli 2011 met terugwerkende kracht een uitkering gedaan van ongeveer € 23.000. De verzekeraar heeft daarna maandelijks uitkeringen betaald. Vanaf oktober 2012 ontstonden (opnieuw) betalingsproblemen bij de verzekeraar.
2.8.
Tussen [eiseres] en de verzekeraar is een procedure aanhangig geweest bij de rechtbank Amsterdam. Deze procedure is op 6 februari 2014 geëindigd in een schikking, op grond waarvan [eiseres] € 6.000,-- als compensatie heeft ontvangen. Verder heeft de verzekeraar de maandelijkse uitkeringen hervat. Die uitkeringen zijn deels verrekenend met door de verzekeraar achteraf ingehouden, maar indertijd niet in mindering op de maanduitkering gebrachte loonbelasting.
2.9.
Vanaf eind 2012 zijn achterstanden in betalingen van de maandelijkse hypotheeklasten ontstaan. De laatste betaling van [eiseres] aan SNS was op 12 december 2012.
2.10.
Bij brief van 12 november 2013 aan [eiseres] heeft SNS de totale schuld opgeëist. Uit die brief blijkt dat de achterstand toen € 23.945,18 bedroeg, terwijl de totale schuld toen € 392.234,29 bedroeg.
2.11.
Bij brief van 27 november 2013 heeft SNS voorgesteld de woning van [eiseres] door middel van een volmacht onderhands en buiten een veiling om te verkopen. Zij heeft [eiseres] verzocht daartoe een volmacht te tekenen en aan SNS te retourneren. [eiseres] heeft aan dat verzoek niet voldaan. Dit verzoek is bij brief van 22 april 2014 door SNS herhaald. Ook aan dit verzoek heeft [eiseres] niet voldaan.
2.12.
Bij brief van 19 mei 2014 aan [eiseres] heeft SNS de geldlening opnieuw opgeëist. In die brief is vermeld dat de achterstand toen € 36.343,01 bedroeg en de totale schuld € 401.158,62.
2.13.
Nadat SNS een veiling van de woning had aangekondigd, is [eiseres] daartegen in een kort geding opgekomen. Bij vonnis van 3 september 2014 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank de vordering van [eiseres] afgewezen.
2.14.
Vervolgens is de woning op 19 september 2014 geveild. De opbrengst bedroeg netto € 190.000,00.
2.15.
Omdat na de veiling van de woning een restschuld bleef, heeft SNS haar pandrecht op de levensverzekeringen uitgeoefend. De levensverzekeringen zijn afgekocht voor respectievelijk € 17.252,38 en € 30.758,35.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] verzoekt de rechtbank:
I. voor recht te verklaren dat SNS tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening,
II. voor recht te verklaren dat SNS de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening niet rechtsgeldig heeft opgezegd,
III. voor recht te verklaren dat SNS jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] geleden heeft ten gevolge van de tekortkoming als bedoeld sub 1 en voor de schade die [eiseres] geleden heeft ten gevolge van de niet rechtsgeldige opzegging als bedoeld sub II, met dien verstande dat de gevolgen van de openbare verkoop van de woning van [eiseres] en de gevolgen van de afkoop van de polissen in ieder geval onderdeel uitmaken van die schade,
IV. de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure ten einde de exacte omvang van de sub III bedoelde schade vast te stellen,
V. SNS te veroordelen om, binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis, aan eiseres te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
VI. SNS te veroordelen om binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis aan eiseres te betalen een bedrag aan nasalaris van € 131,00 ingeval van niet betekening van het vonnis en € 205,00 aan nasalaris ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van het ten dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
VII. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
SNS voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de kern komen de stellingen van [eiseres] erop neer naar SNS niet had mogen overgaan tot opzegging van de geldlening, tot openbare verkoop van de woning en uitwinning van het pandrecht. Zij stelt dat SNS jegens haar tekort is geschoten in de nakoming van de op SNS rustende zorgvuldigheidsplicht en dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd. Door de ten onrechte plaatsgehad hebbende veiling en uitwinning van het pandrecht heeft [eiseres] schade geleden. [eiseres] onderbouwt haar stellingen aldus, kort samengevat, dat SNS bij haar besluitvorming tot uitoefening van haar bevoegdheid om de woning te veilen niet aan de door haar in acht te nemen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft voldaan. Zij stelt daartoe het volgende:
SNS heeft bij de aanvang van de overeenkomst tussen partijen onvoldoende zorg betracht jegens [eiseres] door haar een, gezien haar inkomen, veel te hoge lening te verstrekken, wel tien maal haar toenmalige jaarinkomen;
[eiseres] was er vanuit gegaan dat zij de woonlastenverzekering bij SNS had afgesloten, nu haar naam prominent op zowel het aanvraagformulier als het polisblad stond vermeld. SNS heeft zich onvoldoende ingespannen om de met de verzekeraar ontstane problemen (te helpen) op te lossen. SNS wist van de problemen met de woonlastenverzekering en had daarmee rekening moeten houden.
[eiseres] heeft met de afdeling Bijzonder Beheer van SNS alsook met de Afdeling Klachtenmanagement gecorrespondeerd ook in verband met haar problemen rond de woonlastenverzekering en de daardoor ontstane betalingsproblemen. Die afdelingen hebben slecht met elkaar gecommuniceerd. De Afdeling Klachtenmanagement meldde op 12 september 2012 nog even af te wachten, terwijl op 25 september 2012 van de andere afdeling de brief kwam waarin onder dwang van opeising van de geldlening betaling van de achterstand wordt geëist.
De financiële problemen van [eiseres] werden nog vergroot doordat SNS de achterstand had gemeld bij BKR, waardoor een andere lening (in verband met een auto) in het gedrang kwam.
SNS had een gering belang bij de opzegging van de overeenkomst, omdat een reëel uitzicht bestond op een oplossing. Naast de betalingen uit de woonlastenverzekering had [eiseres] immers ook recht op een terugbetaling van De Belastingdienst van ongeveer € 18.000,00. SNS was daarvan op de hoogte.
Door de handelwijze van SNS heeft [eiseres] onevenredig veel schade geleden, doordat de woning voor een lage prijs is verkocht en de levensverzekeringen te vroeg zijn afgekocht. Zij is daardoor met een restschuld blijven zitten.
4.2.
De rechtbank zal deze vraag beantwoorden aan de hand van hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 10 oktober 2014, NJ 2015/70 heeft overwogen: indien een kredietverlener, dus, zoals de rechtbank toevoegt, ook een hypotheekbank, gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de kredietovereenkomst, moet de rechtsgeldigheid daarvan beoordeeld worden aan de hand van de overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Dat laatste brengt mee dat de beëindiging door de kredietverlener op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.3.
De in 4.1 onder a verwoorde stelling kan niet leiden tot toewijzing van de vorderding van [eiseres] . Uit hetgeen in 2.3 is vastgesteld blijkt reeds dat de omvang van de geldlening niet meer dan 10 keer het jaarinkomen van [eiseres] bedroeg, maar iets meer dan 5,5 keer dat inkomen. SNS heeft, onweersproken, aangevoerd dat deze omvang van de geldlening in overeenstemming was met de toen geldende normen. De rechtbank oordeelt dan ook dat SNS op dit punt niet heeft gehandeld in strijd met de in 2005 geldende inkomenstoets bij het vertrekken van een (hypothecaire) geldlening.
4.4.
Met betrekking tot de in 4.1 onder b vermelde stelling van de vordering overweegt de rechtbank het volgende. Uit het aanvraagformulier blijkt dat niet SNS maar syndicaat 779 van Lloyd’s in Londen de verzekeraar is. Dat staat ook vermeld op het polisblad. Voorts blijkt dit uit de algemene polisvoorwaarden. Ook al staat in de kop van de diverse stukken de naam van SNS vermeld, en draagt de verzekering de naam SNS woonlastenverzekering, uit deze stukken blijkt voldoende duidelijk dat SNS niet de verzekeraar was, maar genoemde verzekeringsmaatschappij. Niet valt in te zien dat [eiseres] hiervan geen kennis heeft kunnen dragen. [eiseres] heeft bovendien geen inzicht gegeven in de oorzaak van de problemen met de verzekeraar na het wachtjaar. Met betrekking tot de later ontstane problemen (die vanaf oktober 2012) met de verzekeraar overweegt de rechtbank dat deze waren ontstaan doordat de verzekeraar belastinginhoudingen verrekend had met de uitkeringen. Er was geen sprake van het niet meer betalen van uitkeringen.
SNS heeft, onweersproken, tijdens de comparitie van partijen (punt 10 van haar verklaring) aangevoerd dat zij de verzekeraar heeft aangespoord de ontstane problemen op te lossen, wat ook blijkt uit productie 10 bij dagvaarding, zie ook hierna).
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat SNS enig verwijt treft met betrekking tot de ontstane problemen tussen [eiseres] en de verzekeraar of het voortduren van die problemen. Daarbij komt dat [eiseres] alle uitkeringen van de verzekeraar waarop zij recht had heeft ontvangen en bovendien dat zij een compensatie van € 6.000,-- heeft ontvangen. [eiseres] heeft door het verrekenen van belastingafdrachten geen nadeel geleden, omdat zij, indien die verrekening niet had plaatsgehad, die bedragen zelf aan De Belastingdienst had moeten betalen. Deze stelling van [eiseres] wordt dan ook verworpen.
4.5.
Aangaande de in 4.1 onder c vermelde stelling overweegt de rechtbank als volgt.
Als productie 10 bij dagvaarding heeft [eiseres] van twee afdelingen van SNS brieven overgelegd. In de brief van de afdeling Bijzonder Beheer (mevrouw [A] ) op 21 september 2012 aan de toenmalig advocaat van [eiseres] staat vermeld dat nog even afgewacht zou worden wat het resultaat zou zijn van het overleg met de verzekeraar (over de hoogte van de uitkering) en dat [eiseres] gelegenheid had met een “financieel goed onderbouwd verhaal” te komen om tot een eventuele maatwerkoplossing te komen, dit na overleg met de afdeling klachtenmanagement. In de brief van de afdeling achterstandenbeheer van 25 september 2012, is de toen bestaande achterstand van
€ 5.368,57 genoemd en is aangezegd de zaak aan Bijzonder Beheer over te dragen als dat bedrag niet binnen vijf dagen zou worden betaald en dat de achterstand bij BKR zou worden gemeld.
Deze brieven dateren van geruime tijd vóór het ontstaan van de achterstand van eind 2012. Niet aannemelijk is dat de laatstgenoemde brief heeft geleid tot de opzegging van de overeenkomst (terwijl Bijzonder Beheer al was betrokken bij het dossier). Dat is immers pas op 12 november 2013 gebeurd, nadat de achterstand inmiddels ongeveer vier maal hoger was geworden. Bovendien blijkt uit die brief van mevrouw [A] dat tussen de afdelingen bijzonder beheer en klachtenmanagement van SNS wel overleg heeft plaatsgevonden. Daardoor is niet aannemelijk geworden dat door miscommunicatie tussen deze twee afdelingen [eiseres] benadeeld is. Ook deze stelling wordt verworpen.
4.6.
Over de in 4.1 onder d vermelde stelling kan de rechtbank kort zijn. SNS is verplicht een ontstane achterstand te melden bij het BKR. Bovendien is deze verplichting ook opgenomen in de algemene voorwaarden van de geldleningsovereenkomst. Voor zover [eiseres] door deze melding nadeel heeft geleden, kan dat niet aan SNS worden tegengeworpen, omdat SNS aan deze wettelijke plicht heeft voldaan. Gesteld noch gebleken is dat de melding in strijd is gedaan met deze plicht.
4.7.
Met betrekking tot de in 4.1 onder e en f vermelde stellingen overweegt de rechtbank het volgende.
Op het moment van de (eerste) opzegging op 12 november 2013 bedroeg de achterstand in betaling € 23.945,18. Er was toen sprake van een achterstand van 11 maanden. [eiseres] had immers sinds 12 december 2012 geen betalingen meer aan SNS verricht. Deze achterstand rechtvaardigt, mede in het licht van artikel 1 lid 1 onder a van de algemene voorwaarden op zichzelf reeds de opzegging door SNS. [eiseres] heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het in stand blijven van de achterstand na december 2012. Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat [eiseres] de door haar van de verzekeraar ontvangen compensatie en de alsnog uitbetaalde verzekeringsuitkeringen en het terugontvangen bedrag van De Belastingdienst niet aan SNS heeft betaald. Dat kan [eiseres] worden aangerekend, met name omdat zij met die betaling de achterstand aanzienlijk had kunnen inlopen, waardoor niet ondenkbaar is dat SNS een openbare verkoop had uitgesteld. Voorts is door [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij daarvoor een goede reden had. Het moge zo zijn dat [eiseres] (ook) andere schulden had die zij moest voldoen (maar waarin zij geen inzicht heeft gegeven), maar zij had SNS toezeggingen gedaan en aangeboden de zojuist bedoelde bedragen voor aflossing van de achterstand te gebruiken. [eiseres] heeft tijdens de comparitie van partijen (7 van haar verklaring) nog wel gezegd dat zij eind 2012 € 7.000,00 aan SNS heeft betaald, maar uit het onweersproken gebleven betalingsoverzicht (productie vii bij conclusie van antwoord) blijkt dat niet. In oktober 2012 heeft [eiseres] (afgerond) iets meer dan
€ 3.700,-- betaald, in november 2012 niets en op 12 december 2012 € 2.840,00. Bovendien geldt dat na december 2012 [eiseres] van de verzekeraar weer de maandelijkse uitkeringen is gaan ontvangen. alsmede de compensatie van € 6.000,00, maar ook de teruggave van De Belastingdienst. Van die ontvangsten heeft [eiseres] zoals gezegd niets afgedragen aan SNS. Onder die omstandigheden is het verwijt aan SNS dat laatstgenoemde op die betalingen niet wilde wachten onbegrijpelijk. Dat verwijt is tevens onbegrijpelijk omdat SNS pas op 19 september 2014, dus zo’n 20 maanden nadat [eiseres] was gestopt te betalen, tot executie is overgegaan. Verder mag aan [eiseres] worden tegengeworpen, zoals SNS heeft gedaan, dat [eiseres] niet heeft meegewerkt aan een onderhandse verkoop van de woning.
SNS had er dan ook belang bij de inmiddels forse achterstand te beperken en had reeds daarom goede grond de geldleningsovereenkomst te beëindigen en over te gaan tot de openbare verkoop van de woning en uitwinning van haar pandrecht op de levensverzekeringen, dit te meer tegen de achtergrond van het betalingsgedrag van [eiseres] .
Dat na de openbare verkoop en na de uitwinning van het pandrecht een restschuld resteerde kan dan ook niet aan SNS worden verweten.
4.8.
Op basis van al deze feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat SNS niet heeft gehandeld in strijd met het in 4.2 vermelde uitgangspunt. De vorderingen van [eiseres] stranden derhalve.
4.9.
Hetgeen partijen overigens ieder hebben aangevoerd behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen nadere bespreking.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot op heden begroot op € 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door SNS volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: asp/4213