ECLI:NL:RBMNE:2016:1051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
3995311 UC EXPL 15-4511 PK/1097
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten in arbeidsovereenkomst en huurovereenkomst

In deze zaak vordert Backbase Europe B.V. betaling van een bedrag van $ 7.716,25 van gedaagde, die in dienst was bij Backbase Inc. en tevens een huurovereenkomst had. Gedaagde heeft de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2014 beëindigd en de huurovereenkomst op dezelfde datum opgezegd. Backbase stelt dat gedaagde verantwoordelijk is voor de kosten die voortvloeien uit de voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst, inclusief een boete en andere kosten. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat hij geen aanvullende afspraken heeft gemaakt over de vergoeding van deze kosten. De kantonrechter oordeelt dat de e-mailcorrespondentie tussen partijen voldoende bewijs levert voor de erkenning van de vordering door gedaagde. De kantonrechter wijst de vordering van Backbase toe, inclusief de wettelijke rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat Backbase niet heeft aangetoond dat gedaagde handelde in de uitoefening van beroep of bedrijf, waardoor de vereiste 14-dagenbrief niet nodig was. Het vonnis is uitgesproken op 2 maart 2016.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3995311 UC EXPL 15-4511 PK/1097
Vonnis van 2 maart 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Backbase Europe B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Backbase,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.M. van Zelm,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.P. Slingerland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 maart 2015
  • de conclusie van antwoord van 3 juni 2015
  • het tussenvonnis van 10 juni 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • de brief van [gedaagde] van 7 oktober 2015
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 oktober 2015
  • de akte na comparitie van Backbase van 28 oktober 2015
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 25 november 2015.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.
[gedaagde] is in oktober 2013 bij Backbase Inc. in dienst getreden voor de duur van 3 jaar met de mogelijkheid voor [gedaagde] om de overeenkomst voortijdig te beëindigen in het geval zijn gezin om welke reden dan ook niet met hem in de Verenigde Staten zou kunnen verblijven, mits de overeenkomst tenminste 1 jaar heeft geduurd. Voorts zijn partijen overeengekomen dat Backbase Inc. de huur van een woning in de Verenigde Staten voor [gedaagde] ten bedrage van $ 2.900,-- per maand zal vergoeden. Per 15 december 2013 is ten behoeve van [gedaagde] een huurovereenkomst aangegaan voor de duur van 16 maanden, ingaande op 15 december 2013. In de schriftelijke huurovereenkomst zijn zowel Backbase Inc. als [gedaagde] als huurder vermeld. De huurovereenkomst bepaalt dat bij tussentijdse opzegging de huurder een boete ter hoogte van driemaal de huur verschuldigd zal zijn.
[gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst in overleg met Backbase Inc. per 1 juli 2014 beëindigd. Hij heeft de huurovereenkomst per diezelfde datum opgezegd. [gedaagde] Inc. heeft in het kader van een beëindiging van deze huurovereenkomst een aantal bedragen aan de verhuurder voldaan. Tussen Backbase Inc. en [gedaagde] zijn hierover e-mailberichten gewisseld.

3.Het geschil

3.1.
Backbase vordert na vermindering van eis bij haar akte na comparitie veroordeling van [gedaagde] om aan haar te betalen:
een bedrag van $ 7.716,25 ter zake van de hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2014, dan wel vanaf 23 maart 2015 (datum dagvaarding), tot de voldoening, te voldoen in euro's tegen de aankoopkoers van de USD zoals die geldt op de dag dat algehele betaling plaatsvindt,
een bedrag van € 708,91 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2015 tot de voldoening,
de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en met de rente over de proceskosten en nakosten vanaf de 14e dag na het vonnis tot de voldoening.
3.2.
Backbase legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] en Backbase Inc. zijn overeengekomen dat [gedaagde] aan Backbase Inc. een bedrag zou betalen van $ 7.796,25 ter zake van de door Backbase Inc. aan de verhuurder betaalde boete vanwege de voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst alsmede een aantal andere kosten die verband houden met de beëindiging van de huurovereenkomst, een en ander na verrekening van een aantal aan [gedaagde] toekomende bedragen. De vordering van Backbase Inc. op [gedaagde] heeft zij aan Backbase gecedeerd.
Voorts legt Backbase aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de door Backbase Inc. geleden schade ten gevolge van de voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Voor zover nodig zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat het onderhavige geschil beoordeeld dient worden naar Amerikaanse recht (het recht van de staat Georgia respectievelijk het recht van de staat Californië). Ter comparitie heeft zijn advocaat desgevraagd verklaard dat zij geen gevolg verbindt aan dat standpunt. De kantonrechter zal daarom de vordering naar Nederlands recht beoordelen.
4.2.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord en ter comparitie betwist dat er aanvullende afspraken tussen partijen zijn gemaakt over vergoeding door hem aan Backbase Inc. van de extra kosten met betrekking tot de huurovereenkomst. In haar akte na comparitie heeft Backbase een aantal e‑mailberichten overgelegd. Deze vermelden onder meer:
  • 25 juni 2014 schrijft [A] van Backbase Inc. aan [gedaagde] :
  • 7 juli 2014 schrijft [gedaagde] aan [A] :
  • 7 juli 2014 schrijft [A] aan [gedaagde] :
  • 7 juli 2014 schrijft [gedaagde] aan [A] :
  • 9 juli 2014 schrijft [A] aan [gedaagde] :
  • 9 juli 2014 schrijft [gedaagde] aan [A] :
4.3.
In zijn antwoordakte na comparitie stelt [gedaagde] dat uit deze correspondentie niet blijkt dat hij de vordering heeft erkend, laat staan dat hij daar afspraken over heeft gemaakt met Backbase Inc. Dit verweer faalt. De erkenning blijkt voldoende duidelijk uit deze e‑mailwisseling, met name uit de vraag van [A]
"And are you lined up to take care of the early termination fee and the cost of any repairs directly with [B] ?", en het uiteindelijke antwoord van [gedaagde] antwoord
"Yes, the balance of termination fee + repairs + cleaning, etc. had been taken care of". [gedaagde] is overigens ook niet concreet op de diverse e-mailberichten ingegaan.
4.4.
In zijn antwoordakte stelt [gedaagde] nog dat hij met zijn leidinggevende afspraken had gemaakt omtrent de beëindiging van het dienstverband, dat hij ter zake van die beëindiging niets verschuldigd was omdat Backbase hem niet de functie geboden had die zij hem had voorgehouden, dat zij hem daarom een andere functie in Amsterdam had aangeboden, en dat zij opeens met haar vordering kwam toen ook dit alles niet door bleek te gaan. Gelet op de duidelijke inhoud van de hierboven weergegeven e‑mailwisseling moet dit verweer worden verworpen.
4.5.
Verder heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hij zich in stilzwijgen heeft gehuld omdat hij op dat moment nog afhankelijk was van Backbase Inc. voor de betaling van zijn laatste salaris en zijn retourticket naar Nederland. Ook deze stelling gaat niet op, reeds omdat uit voormelde e‑mailwisseling blijkt dat geen sprake is geweest van een dergelijk stilzwijgen (maar van een uitdrukkelijke erkenning).
4.6.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de door Backbase Inc. aan verhuurder te betalen bedragen ter zake van boete, reparaties en schoonmaken enz. zou vergoeden. [gedaagde] heeft zich in deze procedure, afgezien van zijn reeds verworpen verweer dat hij zich in stilzwijgen heeft gehuld omdat hij bang was dat anders zijn retourticket niet betaald zou worden, niet op een wilsgebrek beroepen. Een dergelijk beroep zou overigens ook niet snel opgaan, gelet op de positie van [gedaagde] : hij was aangesteld als directeur van een Amerikaans bedrijf met het salaris van $ 11.667,-- per maand (dus hij kan geacht worden de strekking van een en ander goed te hebben overzien) en omtrent de afrekening heeft uitgebreide correspondentie plaatsgevonden. Evenmin heeft hij feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Backbase hem aan deze toezegging houdt.
4.7.
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord nog aangevoerd dat hij rechtstreeks jegens de verhuurder verantwoordelijk zou zijn voor betaling van een bedrag van in totaal $ 424,64, en dat niet is gebleken dat dit bedrag ook daadwerkelijk door Backbase Inc. (ten behoeve van hem) is voldaan. Hij verwijst daartoe naar een door hem overgelegd e‑mailbericht van de verhuurder. Bij conclusie na comparitie heeft Backbase betalingsbewijzen overgelegd van de door Backbase Inc. aan de verhuurder betaalde bedragen, waarin (blijkens productie 5 bij dagvaarding) het totaalbedrag van $ 424,64 begrepen was. [gedaagde] is hierop in zijn antwoordakte niet ingegaan, zodat dit verweer faalt.
4.8.
Gelet op het voorgaande faalt ook het verweer van [gedaagde] , dat hij op zijn hoogst voor de helft aansprakelijk is voor betaling van de vordering van de verhuurder. Voorts komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van de stelling van Backbase dat de vordering mede is gebaseerd op schadevergoeding wegens het vroegtijdig beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De gevorderde hoofdsom is daarom als na te melden toewijsbaar, evenals de niet weersproken wettelijke rente vanaf 24 september 2014 tot de voldoening.
4.9.
Met betrekking tot de door Backbase gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voert [gedaagde] aan dat deze niet toewijsbaar zijn, omdat Backbase heeft verzuimd hem een zogenaamde 14- dagenbrief te sturen. Ter comparitie heeft Backbase daartegen ingebracht dat de 14-dagenbrief niet is vereist omdat [gedaagde] handelde in de uitoefening van beroep of bedrijf. [gedaagde] is echter door Backbase aangesproken in zijn hoedanigheid van (ex)werknemer. Zonder nadere onderbouwing, die Backbase niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom [gedaagde] (toch) handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- vastrecht € 466,--
- salaris gemachtigde
€ 625,--(2,5 × tarief € 250,--)
totaal € 1.168,84.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Backbase tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van USD 7.716,25 , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2014 tot de voldoening, te voldoen in euro's tegen de aankoopkoers van de USD zoals die geldt op de dag dat algehele betaling plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Backbase, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.168,84, waarin begrepen € 625, aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Backbase volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.