Uitspraak
hierna te noemen: VolkerRail,
hierna te noemen: VolkerRail,
hierna te noemen: Strukton,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en M.W. Speksnijder,
hierna te noemen: VolkerRail,
eiseres,
hierna te noemen: BAM,
advocaat mr. R.G.T. Bleeker,
hierna te noemen: VolkerRail,
- de dagvaarding van VolkerRail, Strukton en BAM,
- de conclusie van antwoord van ProRail,
- de pleitnota van VolkerRail,
- de pleitnota van ProRail.
repliek en dupliek. Er is toen afgesproken dat VolkerRail, Strukton en BAM uiterlijk op donderdag 26 november 2015 om 12.00 uur schriftelijk zal reageren op hetgeen door ProRail in het kader van de eerste ronde naar voren is gebracht en dat ProRail daarop uiterlijk op 7 december 2015 om 12.00 uur schriftelijk zal mogen reageren.
Verder is afgesproken dat de voorzieningenrechter vervolgens op 21 december 2015 vonnis zal wijzen. ProRail heeft toegezegd om de inschrijftermijnen te verschuiven tot een datum gelegen na het vonnis.
- de conclusie van repliek van VolkerRail,
- de conclusie van repliek van Strukton,
- de conclusie van repliek van BAM,
- de conclusies van dupliek van ProRail (in elke zaak heeft ProRail een conclusie van
dupliek genomen).
8 januari 2016 zal worden gewezen, dit vanwege de omvang en de complexheid van de zaken.
ProRail heeft besloten om de inschrijfdata als volgt te verlengen:
- gebied Rotterdam: 3 februari 2016,
- gebied De Peel 2: 10 februari 2016,
- gebied Holland Noorderkwartier: 17 februari 2016.
2.De feiten in alle drie de zaken
Asset Rail).
Bij PGO gaat het anders dan bij OPC niet alleen om het verhelpen van storingen
(correctief onderhoud), maar ook juist om het voorkomen van vermijdbare storingen (preventief onderhoud). Deze contracten kennen een relatief grote mate van vrijheid van
de spooraannemer bij de inrichting van het onderhoud. Op de spooraannemer rust in dit verband een resultaatsverplichting.
OPC contracten naar PGO contracten. Reeds elf gebieden zijn gegund op basis van
PGO contracten, waarvan acht in concurrentie.
(…)
De programmaraad zal onder meer de volgende speerpunten realiseren om de PGO systematiek te verbeteren en landelijk in te voeren, waarbij snelheid en zorgvuldigheid worden gecombineerd:
(…)
2. Het opzetten van een database management systeem (database: ”wat ligt waar, wat is de
staat en wat zit er in detail”), zodat uiterlijk 31.12.2013 transparantie ontstaat en alle
informatie met betrekking tot het spoor in gelijke mate beschikbaar is voor alle betrokken
partijen teneinde een balans in de keten van samenwerking te kunnen creëren, meetbare
prestaties te kunnen realiseren en verbeteringen en innovaties over alle gebieden te
kunnen invoeren.
(…).
Executive summaryIn 2013 is een audit uitgevoerd naar de mogelijkheden om PGO goed ingevoerd te krijgen in het Nederlandse rail-infra systeem. (…)
PGO vergt een andere manier van werken binnen de betrokken organisaties en van samenwerken tussen ProRail en de onderhoudsaannemers. (…)
Door ketensamenwerking ontstaan betere prestaties. Een vereiste is dat betrokken partijen in deze samenwerking toegang hebben tot gelijke informatie en op basis van dezelfde prestatie-indicatoren worden afgerekend met dezelfde meting en dezelfde interpretatie daarvan. De topdoelstellingen van ProRail vormen daarbij het uitgangspunt.
Er komt één landelijk PGO 3.0 contract. (…)
PGO 3.0 betreft afwijkingsvrij maken (op specificatie brengen), onderhouden en op specificatie houden van het railsysteem in een ProRail onderhoudsgebied. (…).
2.PGO Audit 2
(…).
4.Uitgangspunten voor het transitieprocesDe auditcommissie heeft uitgangspunten geformuleerd op de volgende elementen:• Operationele samenwerking• Storing voorkomen is essentie van PGO• Level playing field (eenduidigheid op het gebied van informatievastlegging, prestatiemeting enanalyse)• Continuïteit• Geld speelt een rol• Contractduur en evaluatie• Organiseren à la spoedwetwerkenDeze elementen worden hieronder nader uitgewerkt.(…)
1. Scope (speelveld):
De scope, toetsingscriteria/afkeurcriteria moeten eenduidig en transparant worden.
2. Informatie:
Er komt één systeem (database) waarin alle informatie over spoorligging, over de techniek, over de
onderdelen (wissels, seinen, bovenleiding etc.) is opgeslagen en wordt bijgehouden. De nu bij
ProRail en/of bij de onderhoudsaannemers aanwezige informatie wordt ingebracht.
3. Spelregels:
(…)
4. Kenniscentrum opbouwen:
De kennis wordt op één centrale plek opgebouwd en opgeslagen en dient toegankelijk te zijn voor
(…)
6.Programmering van het transitieproces
a. Kennis- en opleidingscentrum
b. Database management
c. PGO 3.0, contractering en transitie- en aanbestedingsproces
d. Operationele samenwerking
(…)
De speerpunten (uit het convenant) worden onderstaand toegelicht (voor zover nodig, speerpunt 3. is bovenstaand uitvoerig toegelicht).
(…)
Speerpunt 2: Database Management
staat en wat zit er in detail”), zodat uiterlijk 31.12.2013 transparantie ontstaat en alle
informatie met betrekking tot het spoor in gelijke mate beschikbaar is voor alle betrokken
partijen teneinde een balans in de keten van samenwerking te kunnen creëren, meetbare
prestaties te kunnen realiseren en verbeteringen en innovaties over alle gebieden te
kunnen invoeren. Het betreft derhalve een dynamische object database met een up to date en/of
real time status report van de infra. Tevens worden hier de faalmechanismen in geregistreerd en
gedeeld, evenals een best practice oplossing.
1. Wat ligt er werkelijk en waar in het railsysteem. Dit is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van ProRail en de onderhoudsaannemers.
2. Wat is de staat van de assets. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ProRail
en de onderhoudsaannemers, waarbij gebruikgemaakt kan worden van de vele data die
reeds bekend zijn bij partijen.
3. De beoordeling van de staat van de assets en de te nemen maatregelen. Dit is de
verantwoordelijkheid van de onderhoudsaannemers en valt onder PGO 3.0.
4. Het uitvoeren van corrigerende maatregelen en het doorvoeren in het datasysteem (zie punt 1).
Dit is de verantwoordelijkheid van de onderhoudsaannemers.
(…).”.
2.8. ProRail heeft op of omstreeks 27 augustus 2015 drie Europese niet openbare aanbestedingsprocedures aangekondigd voor het uitvoeren van Prestatiegericht Onderhoud (PGO 3.0) in de contractgebieden Rotterdam, Hollands Noorderkwartier en de Peel 2.
De aanbestedingsprocedures hebben – samengevat – betrekking op het verrichten van het dagelijks onderhoud van de spoorinfrastructuur in het betreffende contractgebied.
De looptijd van de door middel van deze aanbestedingsprocedures aan te besteden opdrachten bedraagt tien jaar.
VolkerRail voert op dit moment het onderhoud met betrekking tot het contractgebied
Hollands Noorderkwartier uit. Zij doet dit op basis van een OPC contract.
De Peel 2 uit. Zij doet dit op basis van een PGO contract.
- de Aanbestedingsleidraad voor het Prestatiegericht Onderhoud met bijlagen (hierna: de
aanbestedingsleidraad),
- de Vraagspecificatie voor het Prestatiegericht Onderhoud (hierna: de vraagspecificatie)
en een Statement of Work,
- de Overeenkomst Prestatiegericht Onderhoud inclusief annexen (hierna: de overeenkomst),
- de Algemene Voorwaarden voor het Prestatiegericht Onderhoud (hierna: AVPO),
- diverse Common Practices,
(via Sharepoint),
- diverse Nota’s van Inlichtingen, welke bestaan uit een vragenlijst en uit verschillende
informatiedocumenten.
en daarvoor een inschrijving in te dienen.
De inschrijvingen moeten dus nog worden ingediend.
3. Het geschil in alle drie de zaken
primaira) wordt geboden de aanbestedingsprocedures te staken en gestaakt te houden,
b) wordt geboden om, voor zover zij de opdrachten nog wenst te gunnen, de
aanbestedingsprocedures aan te passen, althans nieuwe aanbestedingsprocedures te
initiëren, die voldoen aan de eisen die het toepasselijke aanbestedingsrecht daaraan stelt
en met inachtneming van het te wijzen vonnis,
subsidiairc) wordt geboden de aanbestedingsprocedures te staken voor een periode van tenminste
zes maanden en wordt geboden de potentieel gegadigden voor verkrijging van de
opdrachten toegang te verschaffen tot de railinfrastructuur in de desbetreffende
contractgebieden, opdat een opname kan worden gemaakt van het desbetreffende
contractgebied, dit met inachtneming van het te wijzen vonnis,
meer subsidiair
tot ten minste zes weken nadat de informatie uit het project DOOB voor het
desbetreffende contractgebied beschikbaar is gesteld, althans de laatste Nota van
Inlichtingen voor het desbetreffende contractgebied beschikbaar is gesteld, dit met
inachtneming van het te wijzen vonnis,
aanbestedingsrecht en met inachtneming van het te wijzen vonnis,
f) wordt geboden om de uiterste inschrijfdatum van de aanbestedingsprocedures uit te
stellen tot ten minste één maand nadat de gunningcriteria op de hiervoor genoemde wijze
zijn aangepast, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,--,
zowel primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiairg) wordt bepaald dat ProRail een dwangsom verbeurt van € 1.000.000,-- wanneer zij
niet voldoet aan hetgeen waartoe zij bij het in deze zaak te wijzen vonnis wordt
veroordeeld,
h) wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
a) wordt geboden de aanbestedingsprocedures te staken en gestaakt te houden,
b) wordt geboden, voor zover zij de opdrachten nog wenst te vergeven, aanbestedingen te
organiseren met inachtneming van het Aanbestedingsrecht en de Gids Proportionaliteit,
de in het Convenant en de Startnotitie gemaakte afspraken en het te wijzen vonnis,
tot continuering van de aanbestedingen mag worden overgaan dan nadat de appeltermijn
is verstreken en (in voorkomend geval) in spoedappel op de vorderingen zal zijn beslist,
d) wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
primairProRail wordt gelast:
a) de aanbestedingen op te schorten tot twee weken na het te wijzen vonnis,
b) de risicoverdeling als opgenomen in artikel 27 lid 1 en 2 AVPO in
overeenstemming te brengen met artikel 6:75 Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel een
andere voorziening te treffen die leidt tot een evenwichtigere risicoverdeling,
c) voorafgaand aan de aanbestedingen concrete afkeurnormen vast te stellen,
d) op de te gunnen overeenkomsten artikel 12 lid 3 tot en met 6 AVPO 2015
van toepassing te verklaren, althans deze hiermee in overeenstemming te brengen,
e) de aanbestedingen uit te stellen tot vier weken na verstrekking van de
informatie over de infrastructuur van ProRail op basis van het project DOOB,
f) subgunningscriteria op te stellen die proportioneel en redelijk zijn,
subsidiairg) de Commissie van Aanbestedingsexperts om advies wordt gevraagd om vervolgens
vonnis te wijzen met inachtneming, althans na kennisname van, het advies,
h) ProRail wordt gelast om de aanbestedingen op te schorten tot ten minste vier weken na
verstrekking door de Commissie van Aanbestedingsexperts van een advies over de door
BAM ingediende klacht.
de spooraannemers) stellen zich allen op het standpunt dat deze aanbestedingsprocedures niet voldoen aan de eisen die het toepasselijke aanbestedingsrecht daaraan stelt en daarmee onrechtmatig zijn.
- geen verantwoorde inschrijving kan worden gedaan, vanwege het ontbreken van essentiële
informatie met betrekking tot de in het contractgebied aanwezige objecten,
- sprake is van een verstoring van het gelijke speelveld (level playing field),
- sprake is van een disproportionele risicoverdeling, dit mede gezien in het licht van het
ontbreken van essentiële informatie,
- onrechtmatige subgunningcriteria worden gehanteerd, dit mede gezien in het licht van
het ontbreken van essentiële informatie.
weergegeven – aan dat:
- het op dit moment aanbesteden van de onderhavige contractgebieden op de thans
voorgestane wijze (PGO 3.0 contract) onrechtmatig is, omdat ProRail daarmee in strijd
handelt met de inhoud en strekking van de in het kader van het Convenant en daarvan
onderdeel uitmakende Startnotitie gemaakte afspraken,
- de scope van de opdracht onvoldoende is bepaald, omdat een aantal vraagspecificaties
onduidelijk en voor meerdere uitleg vatbaar zijn,
- ProRail niet voldoet aan haar uit artikel 1.4. lid 2 Aanbestedingswet 2012 voortvloeiende
verplichting om ervoor zorg te dragen dat de overeenkomst die zij sluit zoveel mogelijk
maatschappelijke waarde voor de publieke middelen levert,
- niet alle toetsingscriteria duidelijk zijn geformuleerd.
- gelet op de in het kader van het Convenant en de Startnotitie gemaakte afspraken de
onderhavige aanbestedingen moeten worden uitgesteld tot na de beschikbaarheid van de
relevante “DOOB” informatie en niet voor 2017 mogen worden aanbesteed,
inschrijvers niet in staat zijn de (duur van) onderhoudskosten te bepalen voor
niet-vernieuwde infrastructuur.
4.De beoordeling in alle drie de zaken
erkende spooraannemers kunnen inschrijven.
de inschrijvingen bepaalde sluitingsdatum. De voorzieningenrechter zal daarbij terughoudendheid moeten betrachten, gelet op de bevoegdheid van ProRail om de aanbestedingen vorm te geven binnen de aanbestedingsrechtelijke kaders, en gelet op de omstandigheid dat een dergelijk ingrijpen ook de belangen van niet in dit kort geding betrokken derden (zoals andere potentiële inschrijvers, onder wie in ieder geval Asset Rail) kan raken. Als uitgangspunt zal daarbij het criterium worden gehanteerd dat evident onjuiste of evident onredelijke keuzes zijn gemaakt door ProRail, waardoor op voorhand moet worden geoordeeld dat de aanbestedingsprocedures elementen bevat die in strijd zijn met het gelijkheidheidsbeginsel, het transparantiebeginsel en/of het proportionaliteitsbeginsel.
Daarbij komt nog dat de in de onderhavige zaken aan de orde zijn kernvraag of Prorail voldoende informatie over de onderhoudssituatie van het spoor in de onderhavige contractgebieden heeft verstrekt zodat de spooraannemers in staat zijn, althans geacht moeten worden te zijn, om op een deugdelijke en verantwoorde wijze in te schrijven, feitelijk van aard is. Voor de beantwoording van die vraag is immers beslissend welke informatie over de onderhoudssituatie van het spoor voor de inschrijvers beschikbaar is en of de spooraannemers met die informatie in staat zijn een deugdelijke en verantwoorde inschrijving te doen. De voorzieningenrechter is in het vaststellen en duiden van feiten beperkt, omdat een kort geding zich niet leent voor deugdelijk feitenonderzoek, bewijslevering en waarheidsvinding. Ondanks deze beperking rust op partijen en de voorzieningenrechter wel de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat over de feiten in geding een zo betrouwbaar mogelijk voorlopig oordeel gegeven kan worden. Gegeven deze verantwoordelijkheid is partijen in dit kort geding bij uitzondering de gelegenheid gegeven om na de mondelinge behandeling schriftelijk te re- en dupliceren.
Strijd met gemaakte afspraken?4.9. Strukton betoogt dat het op dit moment aanbesteden van de onderhavige contractgebieden op de thans voorgestane wijze (PGO 3.0) onrechtmatig is, omdat ProRail daarmee in strijd handelt met de inhoud en strekking van de in het kader van het Convenant en daarvan onderdeel uitmakende Startnotitie gemaakte afspraken.
Ook BAM lijkt dit standpunt in te nemen. BAM voert aan dat de onderhavige aanbestedingen moeten worden uitgesteld tot na de beschikbaarheid van de relevante “DOOB” informatie.
De Peel 2) aanbestedingsprocedures voor PGO 3.0 contracten uit te schrijven, mits zij daarbij het aanbestedingsrecht en de aanbestedingsrechtelijke beginselen in acht neemt.
en BAM stellen en ProRail gemotiveerd betwist – ProRail
op dit momenteen
aanbestedingsprocedure uitschrijft op basis van een PGO 3.0. contract.
– zoals ProRail het uitdrukt – een keiharde afspraak is gemaakt dat ProRail geen PGO 3.0 contracten zal aanbesteden, zo lang niet is voldaan aan alle in het Convenant en de Startnotitie genoemde speerpunten, waaronder het speerpunt dat een database management systeem is gerealiseerd. Strukton en BAM hebben verder ook geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat dit wel de bedoeling was van partijen bij het Convenant en de Startnotitie.
Als uitgangspunt geldt dan ook dat op ProRail de verplichting rust om het onderhoud van de spoorweginfrastructuur in dit contractgebied (De Peel 2) door middel van een aanbesteding opnieuw in de markt te zetten. Immers, ProRail is zoals in 4.10. al is overwogen ter zake aanbestedingsplichtig.
Meer in het bijzonder is de voorzieningenrechter op basis van het debat dat partijen hierover hebben gevoerd niet in staat om te beoordelen of deze afspraak de mededinging beperkt/vervalst. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk dat de mogelijke uitzonderingsituatie zoals hiervoor bedoeld zich voordoet.
Daarnaast geldt ten aanzien van dit standpunt hetzelfde als hiervoor is overwogen met betrekking tot het door Strukton naar voren gebracht standpunt inzake het aanbesteden van de opdracht betreffende De Peel 2.
• het op specificatie brengen van het contractgebied voor zover dit nu niet in
overeenstemming is met de vereiste conditie in de vraagspecificatie (afwijkingsvrij maken
van de infrastructuur);
• het op gewenst peil houden van de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de
infrastructuur;
• het veilig berijdbaar houden van de infrastructuur en voorkomen van veiligheidsrisico’s
voor gebruikers van de infrastructuur;
• het in duurzame conditie houden van de infrastructuur opdat life-cycle-costs voor ProRail
geoptimaliseerd worden en;
• overige werkzaamheden en afgeleide beheertaken.
Voor een verdere gedetailleerde beschrijving van de opdracht wordt verwezen naar de Vraagspecificatie die in het aanbestedingsdossier is opgenomen.”
1. specificatie beschikbaarheid en betrouwbaarheid,
2. specificatie veiligheid,
3. specificatie duurzaamheid,
4. specificatie omgevingsbeheer,
5. Statement of Work.
ProRail heeft verder voor een aantal in de vraagspecificaties voorkomende complexere bepalingen zogenaamde Common Practices opgesteld en beschikbaar gesteld.
Niet ter discussie staat dat de vraagspecificatie en de daarbij behorende
Common Practices zeer omvangrijk zijn.
Verder is nog van belang dat VolkerRail en BAM niet het standpunt hebben ingenomen dat de opdracht onvoldoende is bepaald, omdat een aantal bepalingen in de vraagspecificatie onduidelijk en/of voor meerdere uitleg vatbaar is. De door Strukton aangevoerde omstandigheid dat in de vraagspecificatie open normen zouden zijn gebruikt, welke ruimte laten voor uitleg, maakt dit niet anders.
Verder geldt dat ProRail voldoende gemotiveerd onderbouwd heeft aangevoerd dat het haar bedoeling is om inschrijvers de ruimte te bieden.
– zoals Strukton betoogt – de scope van de opdracht onvoldoende is bepaald.
tien jaar een vaste prijs afgeven. Ter onderbouwing van dit standpunt voeren de spooraannemers – zakelijk weergegeven – het volgende aan.
Het is voor de inschrijver essentieel om te weten wat er in het contractgebied moet worden onderhouden (spoor en objecten), wat de omvang daarvan is, wat de ouderdom van het onderhouden spoor en de te onderhouden objecten zijn, en in welke onderhoudsstaat die objecten verkeren. Strukton duidt dit alles aan als “de nulmeting”.
Verder geldt dat de informatie die ProRail heeft verstrekt onvolledig, niet actueel en mogelijk onjuist is.
ProRail heeft de spooraannemers verder nog in de gelegenheid gesteld om zelf informatie
te vergaren. Zo heeft zij:
- een startbijeenkomst gehouden ter gelegenheid waarvan zij de scope van de
opdracht per contractgebied nader heeft toegelicht,
- een of meerdere schouwen (aanwijzingen) georganiseerd teneinde de gegadigde
spooraannemers (visueel) te informeren over de aard en omvang van de opdracht,
- een rondgang door de contractgebieden met deskundigen van ProRail aangeboden,
waarvan de spooraannemers echter geen gebruik hebben gemaakt,
- de spooraannemers in de gelegenheid gesteld om vanaf 17 maart 2015 tot aan de
inschrijfdatum van de betreffende aanbesteding (derhalve ruim negen maanden), de
contractgebieden zelf op te nemen door middel van een visuele inspectie en
meettreingegevens,
- de inschrijvers in de gelegenheid gesteld om in het kader van diverse nota’s van
inlichtingen vragen te stellen.
Het is gezien het voorgaande aannemelijk dat de spooraannemers – zoals ProRail aanvoert – kunnen worden geacht te weten hoe het Nederlandse spoor is opgebouwd en hoe de verschillende componenten waaruit de infrastructuur bestaat werken, en hoe deze zich tijdens het gebruik gedragen. De spooraannemers hebben geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die erop wijzen dat dit niet zo zou zijn.
worden genoemd,
- database waarin gedetailleerd is vastgelegd welke storingen in de contractgebieden zijn
opgetreden gedurende de laatste vier jaren, daarbij is te zien wat er is gebeurd, wat de
oorzaak was, hoe lang de storing duurde, hoeveel hinder de storing gaf en welke objecten
stoorden,
- gegevens ten aanzien van de spoorligging over meerdere jaren,
- formats aan de hand waarvan de aannemer kan vaststellen of de wissels op norm liggen en
hoeveel spoorstaafschades er zijn geweest,
- baanvideo’s waarmee de aannemer een algemene indruk kan krijgen van de staat van de
infrastructuur in het contractgebied,
- kadasterkaarten, lopende vergunningen en verplichtingen,
- technische tekeningen waarop de infrastructuur is vastgelegd,
- gegevens over baanbelasting (hoeveel treinen rijden er),
- gegevens over de wisselberijding (hoe intensief worden de wissels gebruikt),
- gegevens over de vernieuwingen die ProRail zal uitvoeren in het eerste jaar,
- meetrapportages met betrekking tot de dikte van de bovenleidingrijdraad en de conditie
van de ophanging,
- realisatie van liggingsonderhoud in een gebied,
- beschikbare buitendienststellingen,
- beschrijvingen van specials en unicaten in het contractgebied,
- V&G dossier,
- gegevens over eerder uitgevoerd onderhoud in het contractgebied en keuringsresultaten
van bepaalde objecten.
indien dit wordt bezien in het licht van de omstandigheid dat er gelijktijdig drie aanbestedingsprocedures zijn uitgeschreven en de uiterste inschrijfdatum in die procedures dicht bij elkaar ligt. Dat het – zoals de spooraannemers nog lijken aan te voeren – mogelijk tijdrovend en kostbaar is om deze informatie te controleren, doet daaraan niet af, omdat dat niet de aan de orde zijn vraag raakt, namelijk of er op basis van de verstrekte informatie een verantwoorde inschrijving kan worden gedaan.
PGO-aanbestedingen een inschrijving hebben ingediend en dat zij zich in het kader van die aanbestedingen niet op het standpunt hebben gesteld dat zij vanwege het ontbreken van essentiële informatie geen verantwoorde inschrijving konden doen.
dat de toen gegeven informatie achteraf bezien ontoereikend was om een verantwoorde inschrijving te doen. De door de spooraannemers in algemene bewoordingen aangevoerde omstandigheid dat zij zware verliezen op eerdere aanbestede PGO-opdrachten hebben geleden c.q. lijden, wordt door ProRail betwist en door de spooraannemers niet, althans onvoldoende, gespecificeerd onderbouwd. Bovendien hebben de spooraannemers verzuimd om de door hen gestelde verliezen in verband te brengen met de problematiek die zij in deze zaken aan de orde stellen.
– zoals de spooraannemers betogen – in feite een wassen neus is, omdat ProRail hen veel
te weinig tijd en veel te geringe voorbereiding heeft geboden om deze arbeidsintensieve opname te verrichten, kan in het midden blijven. Ook wanneer aangenomen zou kunnen worden dat de spooraannemers op dit punt gelijk hebben, dan nog geldt dat dit hen niet kan baten. Deze omstandigheid leidt er immers niet toe dat wat in 4.32. tot en met 4.32.5. is overwogen niet langer opgaat.
De zittende spooraannemers hebben uit hoofde van de bestaande contracten betreffende de onderhavige contractgebieden meer kennis dan hun concurrenten. Die kennisvoorsprong doorkruist door het geheel afwezig zijn van essentiële informatie over de ligging, de ouderdom en het onderhoudsniveau van de in het contractgebied te onderhouden objecten (door Strukton aangeduid als “de nulmeting”) de gelijkheid van de inschrijvers. Op ProRail rust als aanbestedende dienst de verplichting die kennisongelijkheid zo veel mogelijk op te heffen door relevante informatie te verzamelen en beschikbaar te stellen. ProRail heeft aan deze verplichting niet voldaan.
Zij voert daartoe onder meer aan dat geen sprake is van zodanige kennisvoorsprong van de zittende spooraannemer dat daardoor de mededinging wordt vervalst of uitgeschakeld.
Zij zijn ook allemaal zelf een “zittende” spooraannemer en hebben één of meerdere van
de onderhavige contractgebieden onder zich. Het is – zoals in 4.28. is overwogen – aannemelijk dat de objecten die de spooraannemer dient te onderhouden in elk contractgebied nagenoeg gelijk zijn en dat er slechts in beperkte mate sprake is van zogenoemde “specials en unicaten” in een contractgebied (minder dan 5%) die bovendien door ProRail in kaart zijn gebracht en met de spooraannemers zijn gedeeld.
Het is gezien het voorgaande dan ook aannemelijk dat de feitelijke kennisvoorsprong van
de zittende spooraannemer beperkt zal zijn. Daarbij komt nog dat het – zoals uit het voorgaande volgt – onvoldoende aannemelijk is dat aan de spooraannemers onvoldoende essentiële informatie is verstrekt om een verantwoorde inschrijving te kunnen doen.
De disproportionaliteit heeft – samengevat – betrekking op de volgende onderwerpen:
- artikel 5 van de overeenkomst, en in dit verband het niet van toepassing verklaren van
artikel 12 lid 3 tot en met 6 van de AVPO (alle spooraannemers),
- het niet formuleren van afkeurcriteria (alle spooraannemers),
- het slijpen van het spoor (alle spooraannemers),
- afwijkingsvrij maken (alle spooraannemers),
- weersomstandigheden (Strukton),
- onkruidbestrijdingsmiddelen (Strukton),
- bodemwaarde en blinde vering (Strukton),
- aanrijdingen (BAM),
- bodemgesteldheid (BAM).
Ten aanzien van deze onderwerpen geldt volgens de betreffende spooraannemer(s) dat de verdeling van de risico’s, mede bezien in het licht van de informatie die door ProRail is verstrekt, niet proportioneel is.
speciale-sectorbedrijf om bij de voorbereiding en het tot stand brengen van een opdracht uitsluitend eisen, voorwaarden en criteria aan de inschrijvers en de inschrijvingen te stellen die in een redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.
Bij de beoordeling van de vraag of het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter (mede) van belang of het risico wordt gelegd bij de partij die dat kan beheersen. De tussen partijen ter discussie staande vraag of de Proportionaliteitsgids rechtstreeks van toepassing is en, zo nee, of daaraan reflexwerking kan worden toegekend of niet, kan bij de beoordeling van deze vraag in het midden blijven.
- de opdrachtnemer verklaart dat hij voldoende in de gelegenheid is geweest om de toestand
van de infrastructuur te bestuderen en vast te stellen in hoeverre de toestand van de
infrastructuur in overeenstemming is met de eis in de vraagspecificatie,
- de opdrachtnemer ermee instemt dat de in de aanbestedingsdocumenten beschreven
toestand en omvang van de infrastructuur uitsluitend indicatief is geweest en zich bewust is
dat er geen enkel recht aan deze documenten valt te ontlenen,
- de leden 3 tot en met 6 van artikel 12 van de AVPO (welke voorzien in een regeling voor
de situatie dat achteraf blijkt dat bepaalde onderdelen van de infrastructuur bij aanvang van
de opdracht niet voldeden aan de vraagspecificatie) worden geacht niet van toepassing te
zijn.
Ook beschikken de spooraannemers op basis van de bij de aanbesteding beschikbaar gestelde informatie in combinatie met de eigen kennis en ervaring, over voldoende informatie om een verantwoorde inschrijving te doen. Het risico voor de staat van het onderhoud van de railinfrastructuur is voor de spooraannemer dan ook zo veel als
mogelijk beheersbaar. Uiteraard brengt deze risicoverdeling enige onzekerheden met zich mee voor de spooraannemer, maar dat behoort tot zijn ondernemersrisico.
Het is volgens de spooraannemers het door hen gestelde – en door ProRail gemotiveerd betwiste – gebrek aan informatie over de feitelijke staat van het onderhoud van de railinfrastructuur dat meebrengt dat het hier aan de orde zijnde artikel 5 van de overeenkomst disproportioneel is. Uit wat in 4.26. tot en met 4.32.5. is overwogen, volgt echter dat het onvoldoende aannemelijk is dat van een dergelijk gebrek sprake is.
het object vervangt het object voor rekening en risico van de spooraannemer moet worden onderhouden.
Het is volgens de spooraannemers dan ook mogelijk dat zij objecten zullen moeten onderhouden die feitelijk over hun levensduur zijn en volgens hen vervangen zouden moeten worden, en dat zij aansprakelijk zullen zijn voor ongelukken veroorzaakt door objecten die feitelijk over hun levensduur zijn, omdat ProRail het voorstel tot vervanging van de spooraannemers niet heeft opgevolgd.
Het risico voor objecten die over de levensduur zijn, wordt daarmee in feite verlegd naar de spooraannemer. Deze risicoverdeling achten de spooraannemers disproportioneel, omdat de omvang en de onderhoudsstaat van de objecten niet duidelijk zijn en zij geen invloed hebben op de acceptatie door ProRail van door hen gehanteerde afkeurcriteria.
De spooraannemers beschikken op basis van de bij de aanbesteding beschikbaar gestelde informatie in combinatie met de eigen kennis en ervaring over voldoende informatie om een verantwoorde inschrijving te doen.
Verder geldt dat ProRail voor de eerste vijf jaar van het contract expliciet heeft aangegeven wat zij gaat vernieuwen en dat zij verder niets zal vernieuwen wat niet nu bekend is. Voor die periode zijn daarom geen afkeurcriteria nodig.
Voor wat betreft de laatste vijf jaar van het contract kunnen de spooraannemers verzoeken tot vernieuwing indienen, die wel degelijk zullen worden beoordeeld aan de hand van afkeurcriteria. In document “Vraagspecificatie voor het Prestatiegericht Onderhoud, document 05 Statement of Work, Appendix 3” heeft ProRail voor rijdraad en spoorstaven expliciet afkeurcriteria benoemd.
Afkeurcriteria• Indien de bindende documenten bij de Vraagspecificatie niet voorzien in afkeurcriteria
worden deze door Opdrachtnemer opgesteld en ter Acceptatie aan ProRail aangeboden.
Voor de afkeurcriteria die Opdrachtnemer dient op te stellen geldt dat criteria voor
vernieuwing in de zogenaamde ‘duimstok’ methodiek van ProRail acceptabel zijn voor
ProRail. De duimstok afkeurcriteria dienen over het algehele beeld van een object
(SAP equipment) van toepassing te zijn voor het vernieuwingsbesluit.
• Afkeurcriteria dienen te zijn gebaseerd op de die conditie van de infrastructuur waarbij het
aantoonbaar niet mogelijk is te voldoen aan de Vraagspecificatie zonder over te gaan tot
vernieuwing van een object (SAP equipment).”
Die regeling betekent dat er bij inschrijving onzekerheid zal zijn over (het moment van) de daadwerkelijke afkeuring van objecten, en daarmee ook over de duur van het te plegen onderhoud. Die onzekerheid is gelet op de voornoemde regeling niet onbegrensd.
In voornoemde regeling is immers bepaald dat de door de spooraannemers op te stellen afkeurcriteria dienen te zijn gebaseerd op de vraagspecificatie, op de conditie van het object en het aantoonbaar zijn dat het object zonder vervanging niet meer aan de vraagspecificatie kan voldoen. Verder is in die regeling bepaald dat voor vernieuwing de duimstokmethodiek voor ProRail acceptabel is. Op deze wijze is de door de spooraannemers gestelde onzekerheid vanwege het ontbreken van afspraken over (het tijdstip van) vernieuwing in zodanige mate beperkt dat zij, als ervaren spooraannemers, in staat worden geacht om deze onzekerheid op waarde te schatten en in hun prijs te verdisconteren dan wel op grond van het op hen rustende ondernemersrisico op de koop toe te nemen. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat deze onzekerheid geldt voor alle aan de aanbestedingen deelnemende spooraannemers.
De spooraannemers hebben verder nog aangevoerd dat ProRail de vrijheid heeft om een concreet voorstel tot afkeuring/vernieuwing al dan niet te accepteren. Die vrijheid zou er volgens de spooraannemers toe kunnen leiden dat een object niet vervangen wordt terwijl dat aan het einde van de levensduur is.
In de eerste plaats heeft te gelden dat die vrijheid niet onbegrensd is. Het zal ProRail vanwege voornoemde regeling en de wel geëxpliciteerde afkeurcriteria niet zonder meer vrijstaan om een voorstel/verzoek tot vervanging van het object niet te accepteren indien wordt aangetoond dat het object zonder vervanging niet meer aan de (vraag)specificatie kan voldoen.
– samengevat – het volgende aan. ProRail zal in de 13de Nota van Inlichtingen verduidelijken dat zij:
- in elk geval 95% van het spoor binnen de aangegeven marge zal slijpen,
waardoor de onzekerheid over het al dan niet tijdig slijpen van het spoor nog maar
5% van de totaal te onderhouden infrastructuur betreft,
- de spooraannemer tijdig ervan op de hoogte zal brengen indien het slijpen onverhoopt niet
tijdig heeft kunnen plaatsvinden, en dat zij met deze spooraannemer in overleg zal treden
over een eventuele schadevergoeding,
- zal aangeven waar, wanneer en hoeveel sporen en wissels zij cyclisch heeft geslepen.
– kort gezegd – het volgende aan.
ProRail zal aan de spooraannemer rapporteren wat zij wel en niet slijpt.
Bovendien heeft ProRail ten aanzien van correctief slijpen zekerheid gegeven:
- indien de schade bij ProRail bekend is, zal in 75% van de gevallen binnen een jaar worden
geslepen;
- indien de schade niet bij ProRail bekend is, zal in 50% van de gevallen worden geslepen.
Het is verder economisch niet verantwoord om alles correctief te slijpen. Inzet van de slijptrein is alleen rendabel als er voldoende te slijpen is. Voor een enkel gebrek op een lijn is het te duur. In dat geval is het voordeliger om de spooraannemers te laten slijpen. Doordat ProRail deze percentages garandeert, weten de spooraannemers precies welk deel door ProRail zal worden geslepen en welk deel zijzelf zullen moeten slijpen of anderszins moeten onderhouden en waar zij dus kosten voor moeten offreren in hun inschrijving.
Zij betwist dat de verplichting het spoor afwijkingsvrij te maken een verplichting betreft
die de spooraannemers niet kunnen inschatten. Verder voert zij aan dat ten aanzien van afwijkingen die lastig waarneembaar zijn en/of lastig zijn vast te stellen, voorzieningen zijn getroffen in de overeenkomst.
Zo is bijvoorbeeld ten aanzien van de infra onder overwegbevloering aangegeven dat deze tot en met de afwijkingsvrijperiode aangemeld kan worden als afwijkingen die voor risico van ProRail komen.
Ook voert ProRail nog aan dat in artikel 4.5. van de Overeenkomst “Eenmalige opdracht” is opgenomen dat gedurende de periode die is gereserveerd voor het afwijkingsvrij maken van het contractgebied, geen kortingen worden opgelegd voor gebreken.
Het risico van onverwacht slechte spoorinfrastructuur is volgens ProRail daarom zeer beperkt.
De spooraannemers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op basis van de hiervoor genoemde informatie, bezien in relatie met hun ervaring, de omvang van de verplichting om het spoor afwijkingsvrij te maken niet zouden moeten kunnen inschatten.
Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat het – in tegenstelling tot wat de spooraannemers kennelijk menen – in beginsel niet zo is dat zij in detail zouden moeten checken of de verstrekte informatie wel juist en volledig is. Het voorgaande leidt er al toe dat in het kader van deze kort gedingen niet kan worden geconcludeerd dat het disproportioneel is dat het risico voor het afwijkingsvrij maken van het spoor op de spooraannemers rust.
hogere score en dus gunning van de opdracht kan opleveren), aansprakelijk is voor onregelmatigheden aan objecten
buitende scope van de overeenkomst. Het betreft hier volgens Strukton een disproportionele riscoverdeling.
Strukton heeft dit niet betwist, zodat het ervoor gehouden wordt dat het verweer van ProRail opgaat. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat BAM in eerste instantie
Nota van Inlichtingen heeft geschrapt.
ProRail legt het risico voor extreme weeromstandigheden vrijwel volledig bij de
spooraannemer. De infrastructuur moet onder alle weeromstandigheden aan de gestelde
eisen voldoen, met uitzondering van temperaturen hoger dan 37 graden Celsius, lager dan
– 17,5 graden Celsius, windkracht hoger dan 9 en blikseminslag. Deze toleranties zijn niet
realistisch.
ProRail stelt ten aanzien van de bodemwaarde en blinde vering eisen die niet dan wel zeer moeilijk beheersbaar zijn, terwijl daaraan incentives (een bonus-malus regeling) zijn (is) verbonden.
- aanrijdingen bij de spooraannemer te leggen, en in dit verband een bonus-malus regeling
toe te passen,
- gebreken in de bodem bij de spooraannemer te leggen, terwijl de spooraannemer
geen enkele mogelijkheid heeft dat risico op voorhand te onderzoeken, te bepalen,
te beprijzen of te beheersen bij uitvoering.
ProRail zal bij de beoordeling van de inschrijvingen de navolgende criteria hanteren:
(…)
• De planmatige beschikbaarheid van het contractgebied (‘TVP’s’) zoals bedoeld in het
document ‘procesverloop TVP’s’;
• De financiële consequenties voor het Maandbedrag bij wijzigingen in het door ProRail ter
beschikking gestelde TVP rooster zoals bedoeld in het document ‘procesverloop TVP’s’;
(…).”
Deze subgunningscriteria zijn volgens de spooraannemers onrechtmatig, omdat die feitelijk geen betrekking hebben op, althans onvoldoende verband houden met, de opdracht en disproportioneel zijn. Zolang niet duidelijk is wat de omvang van de werkzaamheden is,
kan er niet voldoende nauwkeurig worden bepaald wat de benodigde tijd zal zijn om het onderhoud uit te voeren en hoeveel tijd moet worden gevraagd.
Het spoor wordt voor slechts 94,68% aan de spoorvervoerders ter beschikking gesteld.
In werkelijkheid is het spoor derhalve door ProRail voor 5,32% vrijgemaakt. Dat betekent dat de spooraannemers bijna tien maal zoveel tijd zouden kunnen krijgen voor het plegen van onderhoud, zonder dat het treinverkeer er last van zou hebben. Het is irreëel om het onderhoud in de maximaal toegestane TVP’s van maximaal vier uur te proppen. Daarbij komt dat het feitelijk gaat om drie uur, aangezien voordat aan het werk kan worden gegaan eerst de nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen.
In de huidige PGO gebieden worden de contractueel toegestane TVP’s ruimschoots overschreden, hetgeen een aanwijzing is dat er in de onderhavige aanbestedingen onvoldoende tijd voor onderhoud beschikbaar wordt gesteld. Dat is tot op heden geen probleem geweest, omdat er nauwelijks boetes werden opgelegd en er niet op werd geconcurreerd, maar dat wordt in de onderhavige aanbestedingen anders.
Bovendien gaat ProRail met haar handelswijze diagonaal in tegen de conclusies uit het eindrapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid ter zake van de ontsporing in Hilversum.
Het is – gelet op de gemotiveerde betwisting van ProRail – onvoldoende aannemelijk dat
– zoals de spooraannemers aanvoeren – het aantal beschikbaar gestelde TVP’s ontoereikend en irreëel is om het onderhoud te kunnen verrichten. ProRail heeft dit gemotiveerd betwist en heeft daarbij onder meer aangevoerd dat:
- de spooraannemers indien daar noodzaak toe bestaat de mogelijkheid hebben om
(kosteloos) extra TVP’s aan te vragen,
- zij extra TVP’s ter beschikking stelt wanneer het treinverkeer substantieel toeneemt,
- bij de onderhoudscontracten die reeds zijn aanbesteed op grond van een PGO-contract is
gebleken dat de regeling met betrekking tot TVP’s passend is.
waarop een organisatie wordt ingeschaald.
uit de volgende bepalingen uit het Handboek Veiligheidsladder van 1 juli 2012
(productie 14 van VolkerRail).
Voorwoord(…).
Verbetering van het veiligheidsbewustzijn van spoorbedrijven wordt door ProRail beloond door
een hogere score op de ladder positief mee te wegen bij aanbestedingen. Kortom: hoe veiliger er
gewerkt wordt, hoe groter de kans op het verwerven van een opdracht.
1. Inleiding(…)
Op 13 februari 2012 heeft de directie van ProRail de veiligheidsladder goedgekeurd en besloten
de veiligheidsladder ingaande 1 januari 2013 in te voeren als instrument bij erkenningen en
aanbestedingen van ProRail.
4.2. Hoe werkt de ladder(…) ProRail zal de veiligheidsladder gebruiken als instrument bij aanbesteding in de vorm
van een:
• Erkenningseis, opgenomen in de ProRail-erkenningsregeling.
Het betreft een minimum eis voor veiligheidsgedrag aan bedrijven die ProRail wel erkent, maar
niet rechtstreeks opdracht geeft.
• Gunningscriterium, opgenomen in aanbestedingen.
Het uitgangspunt is dat inspanningen voor het naar een hogere trede brengen van
veiligheidsgedrag wordt beloond. De inschrijver met de hoogste veiligheidstrede ontvangt het
grootste fictieve voordeel op de inschrijfprijs met een maximumpercentage van 10 (tabel 1).
Hoe precies de veiligheidsladder wordt toegepast in aanbestedingen blijkt uit de
aanbestedingsdocumenten.
4.8. Wanneer gaat de ladder van krachtDe veiligheidsladder zal vanaf 31 december 2012 door ProRail worden toegepast.
Te beginnen bij de door ProRail erkende spooraannemers. Geleidelijk zal de ladder ook
voor andere erkende partijen gaan gelden. Hiervoor zal implementatieschema worden opgesteld.
Dit betekent concreet dat:
• In de aanbestedingsprocedures die op of na 1 januari 2013 worden opgestart (aankondiging) het
gunningsvoordeel meetelt, tenzij anders gesteld in de aanbestedingsdocumenten.
• In het erkenningsdossier voor (her)erkenning een kopie is opgenomen van het dan
geldende Veilig Bewust Certificaat.”
die onder de erkenningsregeling vallen. Hierbij gaat het dus om erkende spooraannemers
en onderhoudsaannemers, ingenieursbureaus en kabelaannemers en boorbedrijven. (…).”
- op het moment van publiceren van de aankondiging alle gegadigden waren ingeschaald op
trede drie van de veiligheidsladder,
- al sprake is van een zeer uitgebreid pakket aan veiligheidsvoorschriften en dat de
veiligheid van de uitvoering van de opdrachten daardoor al voldoende is gewaarborgd.
Er staat niet duidelijk en ondubbelzinnig in de door VolkerRail aangehaalde passages, al dan niet in onderlinge samenhang bezien, dat ProRail in al haar aanbestedingen de veiligheidsladder in de vorm van (in ieder geval) een subgunningscriterium zal gebruiken.
Per 1 oktober 2015 kunnen bedrijven zich laten certificeren (…).
in 4.83. niet slaagt.
moment waarop de aanbestedingsprocedures in de markt zijn gezet, handelt ProRail evenwel kennelijk in strijd met die afspraken.
Het begrip maatschappelijke waarde wordt niet gedefinieerd in de Aanbestedingswet 2012. Het doel van deze bepaling is om overheidsbeleid te creëren op het gebied van aanbestedingen waarmee besparingen worden gerealiseerd (Kamerstukken II 2010/11, 32440, nr. 46). Strukton heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat er in het kader van de onderhavige aanbestedingen geen besparingen zouden worden gerealiseerd. Zij heeft slechts aangevoerd dat er alleen maatschappelijke waarde kan worden gecreëerd wanneer er uitvoering wordt gegeven aan het Convenant en de Startnotitie, en meer in het bijzonder wanneer het database management systeem is gerealiseerd. Deze stelling is echter niet houdbaar.
De voorzieningenrechter ziet gelet op wat hiervoor is overwogen geen aanleiding om te bepalen dat ProRail niet tot continuering van de aanbestedingen mag overgaan dan nadat de appeltermijn is verstreken en (in voorkomend geval) in spoedappel op de vorderingen zal zijn beslist. Deze door VolkerRail ingestelde vordering (zie 3.2. onder c) zal daarom ook worden afgewezen.
In het voorgaande ligt ook besloten dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om, zoals door BAM subsidiair is gevorderd, advies in te winnen bij de Commissie van Aanbestedingsexperts.
Deze kosten worden in iedere zaak begroot op € 1.837,00, waarvan € 613,-- aan griffierecht en € 1.224,-- aan salaris advocaat.
5.De beslissing
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag
van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de
vijftiende dag na betekening,
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag
van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de
vijftiende dag na betekening,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/403565/KG ZA 15/824:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag
van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de
vijftiende dag na betekening,
8 januari 2016. [1]