ECLI:NL:RBMNE:2015:9905

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
C/16/377359 / HL ZA 14-272
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en selectieve betaling in civiele procedure

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Midden-Nederland, is een tussenuitspraak gedaan op 22 april 2015 in een incident. De eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Jeths, hebben in de hoofdzaak gevorderd dat de gedaagde, [gedaagde], als bestuurder en aandeelhouder van de ontbonden vennootschap [onderneming 1] B.V., persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor veroordelingen uit een eerder verstekvonnis. De eisers hebben ook verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van kosten en nakosten, evenals de kosten van de procedure, inclusief conservatoire beslagkosten.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en de eisers hebben gerepliceerd, waarbij een voorwaardelijke incidentele vordering is ingediend. Deze vordering houdt in dat de gedaagde verplicht moet worden om bepaalde financiële documenten over te leggen, waaronder verlies- en winstrekeningen van de ontbonden vennootschap en de eenmanszaak van de gedaagde. De gedaagde heeft echter betwist dat hij over deze documenten beschikt en heeft aangevoerd dat de eisers geen rechtmatig belang hebben bij het verkrijgen van deze stukken.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de incidentele vordering pas kan worden beoordeeld als de hoofdzaak verder gevorderd is en er duidelijkheid is over de bewijslast van de eisers. De beslissing op de incidentele vordering is aangehouden tot de hoofdzaak verder behandeld kan worden. De zaak is vervolgens op de rol gezet voor 13 mei 2015 voor de conclusie van dupliek van de gedaagde.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/377359 / HL ZA 14-272
Vonnis in incident van 22 april 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2.[eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.J. Jeths te Utrecht,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S.D. van de Kant te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens voorwaardelijke incidentele vordering tevens vermindering van eis;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft in de hoofdzaak - kort gezegd - gevorderd:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] als bestuurder en aandeelhouder van de ontbonden vennootschap [onderneming 1] B.V. in persoon aansprakelijk is en in privé dient te voldoen aan de veroordelingen uit hoofde van het op 14 juli 2014 tussen [eiser sub 1] c.s. en [onderneming 1] B.V. gewezen verstekvonnis;
II. [gedaagde] te veroordelen te voldoen aan de veroordelingen zoals opgenomen in het tussen partijen gewezen kort geding vonnis van 14 juli 2014;
III. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder de kosten van het conservatoire beslag.
2.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarna [eiser sub 1] c.s. heeft gerepliceerd en een voorwaardelijke incidentele vordering heeft ingediend.
3. Het geschil in het incident
3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert - voor het geval de rechtbank van mening zou zijn dat er op [eiser sub 1] c.s. nog enige nadere bewijslast rust - [gedaagde] op te leggen dat hij de volgende stukken moet overleggen:
verlies en winstrekeningen van [onderneming 1] B.V. over de jaren 2011 t/m 2014;
verlies en winstrekeningen van de eenmanszaak [onderneming 2] over de jaren 2013 en 2014;
- de definitieve aanslagen vennootschapsbelasting van [onderneming 1] B.V over de jaren 2011 t/m 2014;
- de volledige onderliggende financiële administratie op basis waarvan de verlies en winstrekeningen van [onderneming 1] B.V. over de jaren 2011 t/m 2014 zijn opgemaakt en de aangifte vennootschapsbelasting zijn ingediend;
de volledige onderliggende financiële administratie op basis waarvan de verlies en winstrekening van de eenmanszaak [onderneming 2] over de jaren 2013 en 2014;
- althans door u in goede justitie te bepalen over te leggen stukken.
[eiser sub 1] c.s. grondt zijn voorwaardelijke incidentele vordering op artikel 843a Rv.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt zich primair op het standpunt dat zolang niet aan de voorwaarde is voldaan, de incidentele vordering als niet ingesteld moet worden beschouwd. Voor zover er wel reeds nu inhoudelijk op de incidentele vordering wordt beslist voert [gedaagde] - kort gezegd - aan dat hij niet beschikt over die stukken, er bij [eiser sub 1] c.s. geen sprake is van een rechtmatig belang bij het verkrijgen van die stukken en de gevorderde bescheiden onvoldoende zijn bepaald. Tevens is hij van mening dat [eiser sub 1] c.s. op geen enkele manier heeft gesteld op welke manier hij partij is bij enige rechtsbetrekking aangaande de betreffende informatie.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1.
Gelet op de wijze waarop de incidentele vordering in de kop van de conclusie van repliek is aangeduid en in het petitum is verwerkt, vat de rechtbank het opgeworpen incident op als een voorwaardelijke incidentele vordering. Aan de beoordeling van die vordering wordt pas toegekomen indien de rechtbank in de hoofdzaak van oordeel is dat er op [eiser sub 1] c.s. enige bewijslast rust. De hoofdzaak is echter nog niet in staat van wijzen. In de hoofdzaak heeft [eiser sub 1] c.s. immers als laatst van conclusie van repliek gediend en zal [gedaagde] nog de gelegenheid krijgen om een conclusie van dupliek in te dienen. Bij die stand van zaken, kan thans niet worden beoordeeld of op [eiser sub 1] c.s. enige bewijslast rust. Nu de voorwaarde waaronder het incident is ingesteld thans nog niet is vervuld, ziet de rechtbank aanleiding om de beslissing op deze incidentele vordering aan te houden, totdat in de hoofdzaak duidelijk is of [eiser sub 1] c.s. (nader) bewijs van zijn stellingen dient te leveren.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 mei 2015 voor conclusie van dupliek van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2015.