ECLI:NL:RBMNE:2015:9883

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2015
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
3337508 UC EXPL 14-13058 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over naleving CAO bij aanbesteding van welzijnswerk door gemeente Veenendaal

In deze zaak vordert de Stichting Welzijn Veenendaal (hierna: Welzijn) een verklaring voor recht dat de Stichting Vitras/CMD (hierna: Vitras) artikel 11.4 van de CAO niet heeft nagekomen, wat onrechtmatig zou zijn. De achtergrond van het geschil ligt in de aanbesteding van sociaal-cultureel maatschappelijk werk door de gemeente Veenendaal, waarbij Vitras de opdracht heeft verkregen en Welzijn een aanzienlijk deel van haar omzet heeft verloren. Welzijn stelt dat Vitras, als nieuwe opdrachtnemer, verplicht was om de werknemers die geschikt waren voor de uitvoering van de opdracht over te nemen, zoals bepaald in de CAO. De kantonrechter heeft in eerdere procedures al geoordeeld dat Welzijn een eerder door de overheid gegunde opdracht uitvoerde, en dat de CAO-bepaling van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat Vitras in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen uit de CAO door slechts een beperkt aantal werknemers van Welzijn een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Welzijn heeft schade geleden als gevolg van dit onrechtmatig handelen, die zij begroot op € 868.878,01, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling en heeft tussentijds hoger beroep toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3337508 UC EXPL 14-13058 JH/1050
Vonnis van 8 juni 2015
inzake
de stichting
Stichting Welzijn Veenendaal,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Welzijn,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.C.W. Geffroy,
tegen:
de stichting
Stichting Vitras/CMD,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen Vitras,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.E.H. Zwezerijnen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tot en met 31 december 2013 voerde Welzijn in opdracht van de gemeente Veenendaal sociaal-cultureel maatschappelijk werk (hierna: welzijnswerk) uit in Veenendaal en omstreken. Welzijn ontving hiervoor jaarlijks een subsidie van de gemeente Veenendaal.
2.2.
In 2011 heeft de gemeente Veenendaal besloten om het welzijnswerk voor Veenendaal en omstreken voor het jaar 2014 te gaan aanbesteden. In de opdrachtomschrijving van de uitnodiging tot inschrijving op de aanbesteding “vernieuwing Welzijn algemeen toegankelijke ondersteuningsaanbod” heeft de Gemeente Veenendaal de opdracht als volgt omschreven:
“1.Begripsbepalingen
(…)
Opdracht
Het leveren van algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod dat Inwoners helpt om sociaal te participeren en thuis zelfredzaam te zijn zoals omschreven in de Uitnodiging tot inschrijving.
(…)
Sociale participatie
Actieve deelname aan organisaties als clubs, kerken, politieke partijen, (sport)verenigingen, enz., het onderhouden van sociale contacten in de buurt, via vriendenbezoek e.d. Activiteiten met de intentie om (vrijwillig) iets voor anderen (informele hulp, mantelzorg) of de samenleving te doen.
(…)
Zelfredzaamheid
Vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen en het vermogen om sociaal te kunnen functioneren, zo nodig met hulp van anderen.
(…)
3.1.
Model Veenendaal
Als gemeente moeten we ons bezinnen hoe we Inwoners ondersteuning kunnen bieden, zodat deze klantgericht is en ook effectief en financieel beheersbaar is en blijft. Dit doen we tegen de achtergrond van:
  • Omvorming tot verantwoordelijke samenleving;
  • Decentralisatie van taken naar gemeenten;
  • Reductie van beschikbare budgetten.
We hebben als koers van de verandering model Veenendaal ontwikkeld. Dit model is vastgesteld in de gemeenteraad van december 2012. Model Veenendaal beschrijft een cirkel van ondersteuning die uit gaat van cultuur- en structuurveranderingen. In het model geven we aan dat het noodzakelijk is dat alle actoren, gemeente, instellingen en Inwoners anders moeten gaan denken en handelen.
Voor de gemeente verandert de rol inzorgen voor
naarzorgen dat.
Inwoners zijn primair zelf verantwoordelijk voor het oplossen van de ondersteuningsvraag, zijn bereid elkaar te helpen en weten de weg naar de professionele ondersteuning.
Van algemene maatschappelijke organisaties als kerken, sportverenigingen zien wij graag dat zij actief bijdragen aan participatie van Inwoners en signaleren wanneer professionele ondersteuning nodig is.
Bij aanbieders is de verandering nodig om gezamenlijk verantwoordelijk te zijn voor ondersteuning van alle Inwoners met participatiebelemmeringen. Hierbij ligt de nadruk op het stimuleren van eigen kracht, samenwerken met het netwerk om Inwoners heen, inzetten van Vrijwillige inzet en een integrale aanpak op alle leefgebieden (Zelfredzaamheid thuis, Sociale participatie, opvoeden en opgroeien, werk en inkomensondersteuning).
Bij deze Opdracht gaat het voor ons om een volledig integrale benadering van de Ondersteuningsvragen en dat de ondersteuning tussen en binnen de leefgebieden op elkaar aansluit. Een herstructurering en organisatieaanpassing in de algemeen toegankelijke ondersteuning is hiervoor noodzakelijk.
Inwoners kunnen ondersteuning nodig hebben op verschillende leefgebieden en in verschillende mate. De ondersteuning moet op elkaar aansluiten en ook in volgorde goed op elkaar aansluiten. De Inwoner moet geholpen worden bij zijn/haar Ondersteuningsvraag.
Grofweg onderscheiden we vier leefgebieden:
1.
Zelfredzaamheid thuis;
2.
Sociale participatie;
3.
opvoeden en opgroeien;
4.
arbeidsparticipatie en inkomen.
In deze Opdracht betrekken we het algemeen toegankelijk ondersteuningsaanbod dat vooral de leefgebiedenZelfredzaamheid thuis
enSociale participatie
betreft. Uitgangspunt is dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leven. Daarbij realiseren we ons dat niet iedereen dit (altijd) alleen aan kan. Inwoners vragen soms (tijdelijk) ondersteuning om (daarna) zelfstandig te kunnen participeren.
Gelet op de vele ontwikkelingen op de leefgebieden opvoeden en opgroeien, en werk en inkomensondersteuning laten we de herstructurering van dit aanbod nu buiten deze Opdracht. Indien wet- en regelgeving of gewijzigd beleid hiertoe nopen kan het zijn dat in de toekomst onderdelen van deze leefgebieden toch onder deze Opdracht gaan vallen. Mocht dit het geval zijn, dan gaat dit uiteraard in samenspraak met de gecontracteerde Opdrachtnemer.
3.2
Gezamenlijke opgave gemeente, Instellingen en Inwoners
(…)
b. Aanbieders/instellingen
Ondersteuning moet veel meer van tijdelijke aard zijn. De ondersteuning die geboden wordt aan Inwoners moet erop gericht zijn om toe te groeien naar meer Zelfredzaamheid. Dit vraagt heel duidelijk een anders denken en handelen bij (medewerkers van) de instellingen, de genoemde cultuuromslag bij Model Veenendaal.(…)
d. Gezamenlijk
(...) De beweging die we in gang zetten, kenmerkt zich als volgt:
Van ------------------------------------------------>
Naar
Aanbodgericht
Scheiding zorg en welzijn
Curatief
Verzorgde burger
Verkokerde dienstverlening
Input/output sturing
Vraaggericht
Verbinding zorg en welzijn
Preventief
Zelfredzame burger
Integrale dienstverlening
Sturen op maatschappelijk effect
3.3
Organisatiestructuur
We zoeken een Opdrachtnemer die zelf werkzaamheden uitvoert en daarnaast ook Onderaannemers inzet. Dit dient hij te doen op een zo effectieve en efficiënte manier. Toepassing en bewezen effectieve methodieken heeft hierin de voorkeur. (…)
3.6
Taakstelling
Om de doelstelling toe te lichten en te specificeren hebben we vijf taakstellingen gedefinieerd. (…) In hoofdstuk 9 het programma van eisen staan de eisen waaraan u moet voldoen bij de uitvoering van de taken. (…)
Versterken van de eigen kracht en sociale netwerken van een Inwoner (…)
Ondersteunen van Inwoners bij (tijdelijke) beperking in Zelfredzaamheid (…)
Inwoners doen mee in de samenleving op het voor hem passende niveau (werk, vrijwillig, stedelijk, buurt) (…)
Stimuleren van ontmoetingen tussen (wijk) bewoners (…)
Het actief stimuleren, benutten en ondersteunen van Vrijwillige inzet op basis van de behoefte
(…)
9.1
Algemene eisen
a. Iedereen is in eerste instantiezelf verantwoordelijkvoor het oplossen van zijn haar eigen beperkingen/ondersteuningsvragen. Pas als duidelijk is dat dit niet lukt, komt ondersteuning geleverd door (professionele) ondersteuningsorganisaties aan de orde.
b. De professionele organisaties zijn er omVrijwillige inzet te ondersteunen.
c. U voert de ondersteuning aan Mantelzorgers en Vrijwilligers uit volgens de landelijk geformuleerde basisfuncties. (…)
d. Bij uw inzet luistert u naar de vraag van de Inwoner en bent uflexibelin het bieden van de benodigde ondersteuning.
e. Bij de ondersteuning werkt u volgens het principeéén huishouden, één plan(…).
f. U werkt met zo min mogelijk professionals om aan de ondersteuningsbehoefte gehoor te geven. (…).
g. De afstemming gebeurt met zo min mogelijk uitvoerende medewerkers. (…)
h. Uw plan is gericht op zorgvuldige afstemming en heldere samenwerkingsafspraken met het Gespecialiseerde ondersteuningsaanbod.
i. U bent zichtbaar in de wijk aanwezig en signaleert vroegtijdig om ergere problematiek te voorkomen. (…)
j. Vroegtijdig signaleren houdt ook in dat u bewaakt waar de grens ligt tussen zelf ondersteunen of doorsturen naar Gespecialiseerde ondersteuning. (…)
k. De tijd tussen de melding van de Ondersteuningsvraag en de start/afwijzing van de ondersteuning is maximaal 4 weken. (…)
l. U biedt mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om een tegenprestatie te leveren voor hun uitkering zolang zij nog geen betaald werk hebben. (…)
m. Aangezien een collectief aanbod goedkoper en efficiënter is, is uw aanbod collectief waar mogelijk en alleen individueel waar het niet anders kan. (…)
n. (…) Uw aanbod zoekt (desgevraagd) aansluiting bij de achtergrond en geloofsovertuiging van een Inwoner. (…)
o. U houdt rekening met en bent geïnformeerd over de op handen zijnde transities van de AWBZ, de jeugdzorg en de Participatiewet. (…)
p. U biedt onderaannemers werkzaam in Veenendaal (…) de mogelijkheid om een rol te spelen in uw ondersteuningsaanbod.
q. U beschermt uw kleinere onderaannemers, in die zin dat u de structuur simpel houdt en teveel regel- en verantwoordingsdruk voorkomt. )…)
r. U stelt de medewerkers van de huidige subsidiepartijen (…) in Veenendaal in staat te solliciteren naar functies binnen uw aanbod.”
2.3.
Zowel Welzijn als Vitras hebben ingeschreven op de aanbesteding. De gemeente Veenendaal heeft de aanbesteding gegund aan Vitras. Als gevolg hiervan verloor Welzijn met ingang van 1 januari 2014 circa 75% van haar omzet en is een groot aantal medewerkers (19) boventallig geworden en ontslagen.
2.4.
Beide partijen zijn gebonden aan de CAO Welzijn. In artikel 11.4 van deze CAO is het volgende bepaald:
“11.4 Overname van personeel bij aanbesteding
1. De werknemer die met dreigend ontslag wordt geconfronteerd wegens een vermindering of beëindiging van de werkzaamheden als gevolg van het niet langer door de werkgever uitvoeren van een eerder door de overheid gegunde opdracht, doordat deze opdracht na een procedure van aanbesteding aan een andere opdrachtnemer is gegund, heeft bij gebleken geschiktheid recht op een dienstverband bij de andere, nieuwe opdrachtnemer.
Onverminderd het bepaalde in de Wet Overgang Ondernemingen neemt de nieuwe opdrachtnemer de voor het uitvoeren van de opdracht benodigde en geschikt gebleken werknemers over van de vorige opdrachtnemer. Dit voor zover de nieuwe opdrachtnemer onder de werkingssfeer van de CAO valt.
2. Gebleken geschiktheid wil zeggen dat de werknemer voldoet aan de functievereisten en beschikt over de voor de functie benodigde competenties. Als de werknemer nog niet aan de functievereisten voldoet en/of over de benodigde competenties beschikt maar wel binnen vier maanden hieraan kan voldoen of over kan beschikken door bijvoorbeeld opleiding/coaching/training, is er ook sprake van gebleken geschiktheid.
3. Als de werknemer naar het oordeel van de nieuwe opdrachtnemer niet geschikt is of niet in staat wordt geacht zijn kennis, vaardigheden en competenties binnen vier maanden op een passend niveau te brengen, is deze niet verplicht de werknemers een dienstverband aan te bieden. Hij informeert de werknemers hierover schriftelijk en beargumenteerd. De werknemer kan vervolgens verzoeken om een (ontwikkelings)assessment om zijn potentiële vaardigheden en competenties in beeld te brengen. De nieuwe opdrachtnemer dient dit verzoek in te willigen en draagt de kosten van het assessment dat minimaal bestaat uit een loopbaancheck/scan. De werknemer heeft geen recht op een assessment als in de eerdere procedure al een assessment heeft plaatsgevonden.
4. De nieuwe opdrachtnemer biedt de werknemer een dienstverband aan als de uitkomst van het in lid 3 bedoelde assessment aanleiding is zijn in lid 3 bedoelde oordeel te herzien.
5. Als na toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden gedwongen ontslagen toch onvermijdelijk zijn dient de werkgever het voorgenomen besluit hiertoe ter advisering aan de OR of PVT voor te leggen.”
2.5.
In het CAO-akkoord Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening 2006-2007 is onder “8. Werkzekerheid en inkomenszekerheid” opgenomen:
“(…) Het leveren van diensten door W&MD wordt steeds vaker door gemeenten aanbesteed. Ondernemingen kunnen opdrachten verwerven maar eenmaal verworden opdrachten ook verliezen als de opdracht aan een concurrerende onderneming wordt gegund. Werknemers die als gevolg hiervan worden ontslagen, hebben geen recht op wachtgeld. Voor deze werknemers geldt dat zij hun werk volgen bij gebleken geschiktheid (of binnen 4 maanden geschikt te maken). Dit betekent dat de onderneming die de opdracht gegund krijgt de voor het uitvoeren van de opdracht benodigde werknemers overneemt van de vorige opdrachtnemer als zij aan de functievereisten voldoen. (…)”
2.6.
Begin oktober 2013 heeft Abvakabo FNV aan Vitras verzocht om het voeren van een gesprek over de personele gevolgen van de aanbesteding van de opdracht door de gemeente Veenendaal aan Vitras. Vitras heeft het verzoek schriftelijk afgewezen.
2.7.
In november 2013 heeft Welzijn in kort geding veroordeling gevorderd van Vitras om - kort gezegd - de met ingang van 1 januari 2014 boventallige werknemers van Welzijn die geschikt zijn voor de opdracht van de Gemeente, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.4 van de CAO, een arbeidsovereenkomst aan te bieden. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft deze vordering bij vonnis van 20 december 2013 afgewezen.
2.8.
Welzijn heeft spoedappel aangetekend tegen voornoemde beslissing van de voorzieningenrechter. Het hof heeft bij arrest van 15 april 2014 het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 december 2013, zij het op andere gronden, bekrachtigd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Welzijn vordert een verklaring voor recht dat Vitras artikel 11.4 van de CAO niet is nagekomen en dat dat jegens haar onrechtmatig is. Welzijn vordert voorts bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Vitras tot vergoeding van de daaruit voortgevloeide schade ad € 868.878,01, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot de voldoening, met veroordeling van Vitras in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Vitras voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op hetgeen aan de vordering en het verweer ten grondslag is gelegd, wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of artikel 11.4 van de CAO van toepassing is op onderhavige situatie. Voor de beantwoording van deze vraag dient te worden beoordeeld of er sprake is van een situatie waarbij Welzijn “
een eerder door de overheid gegunde opdracht” niet langer uitvoert, doordat “
deze opdracht”aan Vitras is gegund
.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter van oordeel is dat er sprake is van het uitvoeren door Welzijn van een eerder door de overheid gegunde opdracht als bedoeld in artikel 11.4 van de CAO. Dat deze opdracht niet door een aanbestedingsopdracht is verkregen, is daarbij niet van belang. Dit voorlopig oordeel is door het hof in zijn arrest van 15 april 2014 onderschreven. In het thans door Vitras gestelde ziet de kantonrechter geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken.
4.3.
Het hof heeft voorts geoordeeld dat de woorden “
deze opdracht” in lid 1 van artikel 11.4 van de CAO ruim dienen te worden uitgelegd, waarbij het er om gaat of de aanbestedingsopdracht gelijksoortig dan wel substantieel dezelfde is als de opdracht die voorheen door Welzijn op het terrein van welzijn en maatschappelijke dienstverlening is verricht.
4.4.
Welzijn heeft ter onderbouwing van haar stelling dat er sprake is van gelijksoortig dan wel substantieel dezelfde opdracht aangevoerd dat de aanbesteding feitelijk niet geleid heeft tot ander werk, maar tot een verandering van de organisatie van het werk. Welzijn verwijst naar de door haar overgelegde productie S, waarin een overzicht is opgenomen van de werkzaamheden die Vitras van Welzijn heeft overgenomen. Per saldo gaat het volgens Welzijn om dezelfde werkzaamheden in dezelfde wijken voor dezelfde doelgroepen.
4.5.
Vitras heeft als verweer gevoerd dat de gemeente Veenendaal in december 2012 heeft besloten tot hervorming van het welzijnswerk, in die zin dat de rol van de gemeente Veenendaal verandert van “zorgen voor naar zorgen dat”. Vanuit deze fundamenteel andere visie op het welzijnswerk is een geheel nieuwe opdracht geformuleerd, aldus Vitras. Er is volgens Vitras sprake van een geheel nieuwe manier van werken, waarbij slechts aspecten van de werkzaamheden die onder meer door Welzijn werden verricht zijn opgenomen in het nieuwe model.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat de aanbestedingsopdracht de leefgebieden Zelfredzaamheid thuis en Sociale participatie betreft, waarbinnen vijf taakstellingen zijn gedefinieerd. Deze taakstellingen zijn (i) het versterken van de eigen kracht en sociale netwerken van een inwoner, (ii) het ondersteunen van inwoners bij (tijdelijke) beperking in zelfredzaamheid, (iii) inwoners doen mee in de samenleving op het voor hem passende niveau, (iv) het stimuleren van ontmoetingen tussen (wijk)bewoners en (v) het actief stimuleren, benutten en ondersteunen van vrijwillige inzet op basis van de behoefte. In hoofdstuk 9 van de aanbestedingsopdracht is nader omschreven aan welke eisen de inschrijver dient te voldoen bij de uitvoering van voornoemde taken.
4.7.
Uit de in het geding gebrachte offerte van Welzijn van 22 november 2012 (productie R bij dagvaarding) en het daarop door de gemeente Veenendaal genomen besluit (productie B-16 bij dagvaarding), blijkt dat Welzijn in 2013 in opdracht van de gemeente Veenendaal diensten heeft geleverd onder meer op het gebied van samenleven in wijk en buurt, ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorg en het bevorderen van zelfredzaamheid van kwetsbare burgers en ouderen. Bij vergelijking van de in de offerte geformuleerde diensten en de in de aanbestedingsopdracht gedefinieerde leefgebieden en taakstellingen, dient naar het oordeel van de kantonrechter te worden geconcludeerd dat de door Welzijn in 2013 geleverde diensten thans zijn ondergebracht in de aanbestedingsopdracht. Door Vitras is ook niet betwist dat de door Welzijn geleverde diensten door de aanbesteding zijn komen te vervallen.
4.8.
Bij de beantwoording van de vraag of de hervorming van het welzijnswerk binnen de gemeente, van “zorgen voor naar zorgen dat”, heeft geleid tot een geheel nieuwe werkwijze en opdracht, zoals Vitras heeft betoogd, neemt de kantonrechter tot uitgangspunt de in hoofdstuk 9 van de aanbestedingsopdracht omschreven eisen waaraan de inschrijver dient te voldoen bij de uitvoering van de taken.
4.9.
De in de aanbestedingsopdracht in hoofdstuk 9 onder a., b. en d. tot en met g. geformuleerde eisen zien, kort gezegd, op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en de inzet van vrijwilligers ter vervanging van professionals. Uit de offerte van 22 november 2012 leidt de kantonrechter af dat Welzijn in 2013 reeds vorm heeft gegeven aan deze uitgangspunten. Ten aanzien van de dienstverlening op het gebied van samenleven in wijk en buurt blijkt uit de offerte (onder 1.7) dat de diensten zijn gericht op de activering en ondersteuning van bewonersinitiatieven, de begeleiding van vrijwilligers(groepen) en het zorg dragen voor een basispakket per wijk. Uit de nadere omschrijving van de onder dit gebied vallende domeinen, zoals beheer van buurt- en activiteitencentra, wijkgericht werken, buurtpreventie, buurtbemiddeling en jongerenwerk, volgt dat het uitgangspunt is dat burgers worden gestimuleerd en, waar nodig, gefaciliteerd om zich in te zetten voor hun wijk. Zo is ten aanzien van het beheer van buurt- en activiteitencentra onder meer als beoogd resultaat opgenomen dat bewoners worden gestimuleerd om actief als vrijwilliger de organisatie van activiteiten ter hand te nemen of taken in het beheer van de accommodatie op te pakken. Ten aanzien van wijkgericht werken is een ontwikkeling gesignaleerd als gevolg waarvan de werkzaamheden van de wijkwerkers veranderen, van uitvoerend naar ondersteunend voor vrijwilligers en buurtbewoners (offerte p. 14). De verantwoordelijkheid van wijkbewoners voor de organisatie en uitvoering van wijkinitiatieven wordt in de offerte ook als resultaatindicator genoemd. Met betrekking tot de buurtpreventie is als doelstelling opgenomen de vrijwillige inzet van burgers voor de eigen buurt en medeverantwoordelijkheid van bewoners voor een schone veilige en leefbare wijk. Voor wat betreft buurtbemiddeling is in de offerte als doelstelling opgenomen dat buurtbewoners in een conflictsituatie zelf hun conflict dienen op te lossen met behulp van buurtbemiddeling.
Ook ten aanzien van de gebieden betreffende het bevorderen van zelfredzaamheid van kwetsbare burgers en ouderen en de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers, is in de offerte uitgegaan van de inzet van vrijwilligers, zo nodig begeleid door een beroepskracht. Bijvoorbeeld bij de bemensing van de frontoffice (offerte p. 56), het ontlasten van mantelzorgers (offerte p. 68), ouderenadvisering (offerte p. 75) en de ouderenbus (offerte p. 79).
4.10.
De in de aanbestedingsopdracht in hoofdstuk 9 onder i., j. en k. gestelde eisen hebben betrekking op vroegtijdige signalering van problematiek en start van de ondersteuning. Dat door Welzijn in 2013 reeds werd gewerkt vanuit dit principe, blijkt uit de in de offerte onder 1.2 opgenomen visie van Welzijn, te weten het preventief werken aan activering. Aan deze visie is in de diverse gebieden nader invulling gegeven. Eén van de aan mantelzorgers aangeboden diensten zag bijvoorbeeld op het (tijdelijk) overnemen van hun zorgtaak om overbelasting te voorkomen (offerte p. 65, 68), terwijl ook op het gebied van de ouderzorg reeds in 2013 het accent werd gelegd op vroegsignalering en sociale activering (offerte p.72-74).
4.11.
In de offerte van Welzijn is per gebied en meer specifiek per domein aangegeven met welke partners wordt samengewerkt bij de ontwikkeling en uitvoering van een dienst. De kantonrechter gaat ervan uit dat Welzijn ook in 2013 aan onderaannemers de mogelijkheid heeft geboden om een rol te spelen in het ondersteuningsaanbod. Er is geen reden om aan te nemen dat Welzijn niet reeds in 2013 heeft gehandeld vanuit het in de aanbestedingsopdracht onder h, p. en q. opgenomen principe van samenwerking.
4.12.
De kantonrechter neemt bovendien als vaststaand aan dat Welzijn in 2013 reeds heeft voldaan aan de in de aanbestedingsopdracht onder c, m, n. en o. opgenomen vereisten. In de offerte is immers als beoogd resultaat opgenomen een op vraag gericht pakket gebaseerd op de basisfuncties mantelzorg en is de verandering in de AWBZ benoemd als ontwikkeling op het gebied van ouderenwerk. Er is blijkens de offerte aandacht geweest voor (het verschil in) de zorgbehoefte van autochtone en allochtone ouderen en onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van dienstverlening afhankelijk van de zorgvraag (offerte p. 59).
Nu de leefgebieden opvoeden en opgroeien, en werk en inkomensondersteuning buiten de aanbestedingsopdracht zijn gelaten, zullen de overigens in hoofdstuk 9 opgenomen vereisten voor uitvoering van de taken buiten beschouwing worden gelaten.
4.13.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de aanbestedingsopdracht gelijksoortig dan wel substantieel dezelfde is als de opdracht die voorheen door Welzijn is verricht. Het enkele feit dat het niet gaat om exact gelijke en gelijk georganiseerde werkzaamheden, maakt dit niet anders. Dit leidt ertoe dat artikel 11.4 van de CAO op onderhavige situatie van toepassing is.
4.14.
Op grond van artikel 11.4 van de CAO heeft een werknemer bij gebleken geschiktheid recht op een dienstverband bij de andere, nieuwe opdrachtnemer. Artikel 11.4 van de CAO bepaalt hieromtrent dat de nieuwe opdrachtnemer de voor het uitvoeren van de opdracht benodigde en geschikt gebleken werknemers overneemt van de vorige opdrachtnemer. De vraag die derhalve thans nog dient te worden beantwoord is wat onder “
voor het uitvoeren van de opdracht benodigde en geschikt gebleken werknemers” dient te worden verstaan.
Welzijn heeft zich op het standpunt gesteld dat hiermee wordt gedoeld op de totale hoeveelheid werknemers die nodig is om de verkregen opdracht uit te voeren, terwijl Vitras heeft betoogd dat hiermee slechts wordt gedoeld om de werknemers die de nieuwe opdrachtgever gelet op zijn reeds bestaande personeelsbestand voor het vervullen van de opdracht nodig heeft.
4.15.
Vooropgesteld wordt dat bij de uitleg van een CAO bepaling de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Daarbij komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de CAO gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief, uit de tekst van de CAO en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is.
4.16.
De kantonrechter stelt vast dat in artikel 11.4 van de CAO een uitdrukkelijke verwijzing is opgenomen naar het bepaalde in de Wet Overgang Ondernemingen. Deze wet heeft tot doel ook bij verandering van eigenaar de continuïteit van de in het kader van een economische eenheid bestaande arbeidsbetrekkingen te waarborgen en de werknemers bij een dergelijke verandering bescherming te bieden. Aansluiting zoekend bij deze beschermingsgedachte, legt de kantonrechter de bepaling zo uit dat met de aanduiding “voor het uitvoeren van de opdracht benodigde en geschikt gebleken werknemers” in artikel 11.4 van de CAO wordt gedoeld op (alle) werknemers die nodig waren voor het uitvoeren van de werkzaamheden die worden overgenomen en deze werkzaamheden ook (al dan niet in gewijzigde vorm) hebben verricht. De door Vitras voorgestane uitleg, waarbij de aanduiding “benodigde en geschikt gebleken werknemers” wordt gekoppeld aan de personeelsbehoefte van de verkrijgende ondernemer, acht de kantonrechter niet in redelijkheid verdedigbaar. Deze uitleg is niet verenigbaar met de in het CAO-akkoord opgenomen bepaling, onder de feiten opgenomen onder 2.5, inhoudende dat bij verlies van opdrachten werknemers hun werk volgen bij gebleken geschiktheid. De uitleg van Vitras zou er immers toe leiden dat het personeelsbestand van de verkrijgende ondernemer bepalend is voor de vraag of werknemers daadwerkelijk hun werk kunnen volgen, als gevolg waarvan de CAO bepaling nog slechts een loze garantie zou worden. Een dergelijke uitleg vindt naar het oordeel van de kantonrechter geen steun in de tekst, ratio en strekking van de CAO bepaling.
4.17.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de conclusie dat Vitras na verkrijging van de opdracht van de gemeente Veenendaal op grond van artikel 11.4 van de CAO gehouden was om de werknemers van Welzijn die nodig waren voor het uitvoeren van de werkzaamheden die zijn overgenomen en deze werkzaamheden ook (al dan niet in gewijzigde vorm) hebben verricht, met ingang van 1 januari 2014 een dienstverband aan te bieden. Niet weersproken is dat Vitras in oktober 2013 op deze verplichting voortvloeiend uit de CAO is gewezen. Nu Vitras evenwel aan slechts tien werknemers van Welzijn een arbeidsovereenkomst heeft aangeboden, eerst nadat zij hiertoe hadden gesolliciteerd, staat vast dat Vitras in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen voortvloeiend uit artikel 11.4 van de CAO. Het hof heeft in overweging 4.11 van zijn arrest van 15 april 2014 reeds geoordeeld dat Welzijn een zelfstandig belang heeft bij de juiste naleving door Vitras van artikel 11.4 van de CAO, nu dit artikel de nadelige gevolgen van het verliezen van een overheidsopdracht (ook) voor de oorspronkelijke werkgever tracht te verzachten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Vitras door de niet juiste naleving van de CAO toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens Welzijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat Welzijn schade heeft geleden die verband houdt met dit onrechtmatig handelen.
4.18.
Volgens Welzijn kan haar schade worden begroot op een bedrag van € 868.878,01, vermeerderd met rente en kosten. Welzijn stelt hiertoe dat zij loon, mobiliteitspremies, ontslagvergoedingen en wachtgeld heeft uitbetaald aan werknemers aan wie ten onrechte geen nieuwe arbeidsovereenkomst is aangeboden. Welzijn verwijst ter onderbouwing van het gevorderde bedrag naar een “Overzicht kosten t.b.v. bodemprocedure”. Bij conclusie van repliek heeft Welzijn als productie U een berekening overgelegd van de kosten ter zake van ontslagvergoedingen.
4.19.
Vitras heeft de door Welzijn gevorderde schade betwist. Nu zij bij conclusie van dupliek heeft aangegeven de bij conclusie van repliek behorende producties (T, U en V) niet te hebben ontvangen, zal de kantonrechter Welzijn opdragen deze producties alsnog aan Vitras te doen toekomen, waarna Vitras in de gelegenheid wordt gesteld bij akte hierop te reageren.
4.20.
Ten aanzien van het door Vitras gevoerde verweer dat Welzijn de arbeidsovereenkomsten tijdig had kunnen opzeggen, nu zij reeds eind 2012 wist dat de subsidie per 31 december 2013 zou stoppen en er een aanbesteding zou komen, overweegt de kantonrechter dat dit verweer geen doel treft. Door Vitras is immers niet weersproken dat eerst in oktober 2013 de aanbesteding is gegund, waarna Welzijn Vitras heeft verzocht om een gesprek teneinde de personele gevolgen van de aanbesteding te bespreken. Vitras heeft afwijzend gereageerd op dit verzoek, waarna Welzijn op 8 november 2013 collectief ontslag heeft aangevraagd voor de betrokken werknemer. De ontslagvergunningen zijn verleend op 6 januari 2014 en de arbeidsovereenkomsten zijn opgezegd met inachtneming van de door de CAO verplichte opzegtermijnen. In het licht van deze omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat Welzijn onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, zoals kennelijk door Vitras is betoogd. De loonkosten van de betrokken werknemers komt derhalve voor vergoeding in aanmerking.
4.21.
Gezien het richtinggevende karakter van deze uitspraak zal de kantonrechter tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
draagt Welzijn op de producties T,U en V binnen één week na heden aan Vitras te doen toekomen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van maandag
6 juli 2015 te 9.30 uur, waar Vitras schriftelijk kan reageren op de door Welzijn in het geding gebrachte producties T, U en V;
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op
8 juni 2015.