ECLI:NL:RBMNE:2015:9880

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
C/16/362741 / HA ZA 14-130
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake waardevermindering woning door ongebluste kalk in beton en benoeming deskundige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen en hun eisers over de waardevermindering van een woning. De eisers stellen dat de waarde van hun woning is gedaald door de aanwezigheid van ongebluste kalk in het beton, wat hen schade heeft berokkend. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis uitgesproken op 24 december 2014, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun visie te geven over de rechtsgronden. De eisers hebben hun vordering gewijzigd en stellen dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de koop/aannemingsovereenkomst. De gedaagde partij betwist dit en stelt dat er geen sprake is van een constructief gebrek, maar enkel van esthetische tekortkomingen.

De rechtbank heeft in dit tussenvonnis van 15 april 2015 besloten dat er behoefte is aan deskundige voorlichting over de waardevermindering van de woning. De rechtbank benoemt mevrouw drs. [B] van [naam makelaarskantoor 2] B.V. als deskundige, die moet onderzoeken of en met welk bedrag de waarde van de woning is gedaald door de ongebluste kalk. De deskundige moet ook de gevolgen voor de verkoopbaarheid van de woning in kaart brengen. De rechtbank heeft de partijen verplicht om mee te werken aan het deskundigenonderzoek en heeft bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisers moet worden gedeponeerd. De verdere beslissing is aangehouden tot het deskundigenrapport is ingediend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/362741 / HA ZA 14-130
Vonnis van 15 april 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. W.R. de Vries te Utrecht,-
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.A. Huijgen te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden en indien afzonderlijk bedoeld [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 december 2014;
  • de akte uitlating na tussenvonnis tevens houdende wijziging grondslag vordering van [eiser sub 1] c.s.;
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Aanvullen van de rechtsgronden

2.1.
Bij het tussenvonnis van 24 december 2014 zijn partijen in de gelegenheid gesteld bij akte, eerst [eiser sub 1] c.s. en vervolgens [gedaagde sub 1] c.s., hun visie te geven omtrent het voornemen van de rechtbank om de rechtsgronden aan te vullen als bedoeld in artikel 25 Rv en zo nodig hun stellingen aan te passen.
2.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft vervolgens bij akte uitlating na tussenvonnis de grondslag van zijn vordering gewijzigd, in die zin dat hij zich meer subsidiair op het standpunt heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de koop/aannemingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. [gedaagde sub 1] is gehouden de dientengevolge door [eiser sub 1] c.s. geleden schade aan hem te vergoeden, aldus [eiser sub 1] c.s.
2.3.
Bij antwoordakte heeft [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat [gedaagde sub 2] is tekortgeschoten in de nakoming van enige op haar uit de koop-/aannemingsovereenkomst rustende verplichting, aangezien [gedaagde sub 2] bij genoemde overeenkomst geen partij was. Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat de waarde van de woning van [eiser sub 1] c.s. door de pop-outs is gedaald. Het gebrek van de pop-outs is slechts esthetisch van aard. Er is geen sprake van een constructief gebrek, aldus [gedaagde sub 1] .
2.4.
De rechtbank stelt vast dat [eiser sub 1] c.s. in de akte uitlating na vonnis alleen jegens [gedaagde sub 1] de grondslag van zijn vordering heeft gewijzigd, zodat het door [gedaagde sub 1] gevoerde verweer dat [gedaagde sub 2] geen partij was bij de koop/aannemingsovereenkomst en dat [eiser sub 1] c.s. zich alleen jegens [gedaagde sub 1] op het standpunt kan stellen dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de koop/aannemingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, behoeft dan ook geen bespreking. In het hierna volgende zal voor de duidelijkheid dan ook nog slechts [gedaagde sub 1] worden genoemd.
2.5.
De stelling van [eiser sub 1] c.s. dat bedoelde waardevermindering bestaat uit de eenmalige kosten van definitief herstel van al het vervuilde beton in de woning, uit bijkomende kosten (waaronder het tijdelijk opslaan van goederen en het huren van woonruimte gedurende de herstelperiode) en uit een immateriële vergoeding voor de ergernis en de eventueel de te besteden eigentijd, wordt gepasseerd. Nog daargelaten dat [eiser sub 1] c.s. zijn stelling op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd, is het immers aan de hierna te benoemen deskundige om te bepalen op welke wijze de (eventuele) waardevermindering moet worden berekend. Verder heeft [eiser sub 1] c.s. in de onderhavige procedure nimmer het standpunt ingenomen dat [gedaagde sub 1] de herstelkosten aan hem dient te voldoen. [eiser sub 1] c.s. heeft steeds aanspraak gemaakt op een bedrag van € 50.000,-- in verband met de waardevermindering van de woning door de aanwezigheid van ongebluste kalk in de betonnen constructie van de woning. Bovendien blijkt uit hetgeen door partijen over en weer is gesteld dat steeds kosteloos herstel van de pop-outs heeft plaatsgevonden door of in opdracht van [gedaagde sub 1] .
2.6.
De rechtbank ziet in hetgeen door partijen over en weer is gesteld geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel dat uit de tot dusverre door partijen bijeengebrachte feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de waarde van de woning van [eiser sub 1] c.s. door de aanwezigheid van ongebluste kalk is gedaald, een en ander zoals in rechtsoverweging 4.10 van het tussenvonnis van 24 december 2014 is overwogen.
De brief van 30 september 2013 van de heer [A] van [naam makelaarskantoor 1] (overgelegd als productie 14 bij dagvaarding), waarnaar [gedaagde sub 1] ter onderbouwing van haar standpunt dat geen sprake is van daling van de waarde van de woning heeft verwezen, maakt dit niet anders. Genoemde brief vormt voor de stelling van [gedaagde sub 1] vooralsnog onvoldoende bewijs.
De rechtbank is dan ook nog steeds van oordeel dat zij in dit stadium geen eindbeslissing kan geven en dat zij, alvorens nader te beslissen, behoefte heeft aan deskundige voorlichting omtrent de vraag of en met welk bedrag de waarde van de woning van [eiser sub 1] c.s. is gedaald door de aanwezigheid van ongebluste kalk in de betonnen constructie.
Benoeming van de deskundige
2.7.
Bij het tussenvonnis van 24 december 2014 zijn partijen, eerst [eiser sub 1] c.s. en vervolgens [gedaagde sub 1] c.s., reeds in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent de persoon van de te benoemen deskundige en de aan hem te stellen vragen.
2.8.
Omtrent de te benoemen deskundige hebben partijen geen (eensluidend) voorstel gedaan. Evenmin hebben zij een (eensluidend) voorstel gedaan over de aan de te benoemen deskundige te stellen vra(a)g(en).
2.9.
Partijen zijn het erover eens dat een beëdigd makelaar dient te worden benoemd. Partijen verschillen van mening over de vraag of tevens een bouwkundige dient te worden benoemd (volgens [eiser sub 1] c.s.) of niet (volgens [gedaagde sub 1] ).
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van een beëindigd makelaar en ziet in hetgeen door [eiser sub 1] c.s. is gesteld, mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen vooralsnog geen aanleiding om daarnaast tevens een bouwkundige tot deskundige te benoemen. Indien de te benoemen deskundige bij de beantwoording van de geformuleerde vragen behoefte heeft aan deskundige voorlichting door een bouwkundige is het mogelijk dat de te benoemen makelaar de rechtbank hiervan op de hoogte stelt. De rechtbank zal deze mogelijkheid in de na te formuleren vragen open laten.
2.11.
De rechtbank zal mevrouw drs. [B] van [naam makelaarskantoor 2] B.V. benoemen, die zich daartoe bereid heeft verklaard.
2.12.
Met betrekking tot de aan de te benoemen deskundige voor te leggen vragen hebben partijen suggesties gedaan.
2.13.
In aanmerking genomen de standpunten van partijen en mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 2.10 is overwogen, bepaalt de rechtbank dat de te benoemen deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
Wat zijn de gevolgen van de aanwezigheid van de ongebluste kalk in het beton van de woning aan de [adres] te [woonplaats] voor de verkoopbaarheid van de woning?
Is de woning aan de [adres] te [woonplaats] in waarde gedaald door de aanwezigheid van ongebluste kalk in het beton van de woning? Wilt u in uw antwoord ook betrekken het feit dat de pop-outs tot op heden door of in opdracht van [gedaagde sub 1] door een aannemer zijn gesteld en eventuele pop-outs ook in de toekomst op verzoek zullen worden hersteld?
Hoe hoog is naar uw oordeel de waardedaling van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en wilt u uw antwoord toelichten?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Indien u voor de beantwoording van deze vragen de deskundige ondersteuning van een bouwkundige noodzakelijk oordeelt, wordt u verzocht bij brief aan de griffie van de rechtbank, onder toezending van een afschrift daarvan aan partijen, mee te delen op welke onderdelen u behoefte heeft aan die nadere deskundige voorlichtingen – zo mogelijk – welke deskundige u daarvoor wilt benaderen. De rechtbank zal partijen vervolgens in de gelegenheid stellen in de procedure op uw brief te reageren, waarna de rechtbank bij tussenvonnis op uw voorstel zal beslissen.
2.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, zodat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser sub 1] c.s. moet worden gedeponeerd. De rechtbank zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.15.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.
2.16.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
het deskundigenonderzoek
3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek naar de in rechtsoverweging 2.13 van dit vonnis geformuleerde vragen;
3.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen :
[naam makelaarskantoor 2] B.V.
mevrouw drs. [B]
[adres] , [postcode] [vestigingsplaats]
tel: [telefoonnummer]
fax: [faxnummer]
e-mailadres: info@ [naam makelaarskantoor 2] .nl
de kosten
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient
binnen drie wekenna de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan rechtbank, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen
binnen twee wekendaarna bij de rechtbank schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
3.4.
bepaalt dat [eiser sub 1] c.s. het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren
binnen twee wekennadat hij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen;
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
3.6.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de deskundige erop dat zij het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffie, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
de werkwijze van de deskundige
3.8.
draagt de deskundige op een schriftelijk en met redenen omkleed rapport met een duidelijke conclusie, en een gespecificeerde einddeclaratie in te leveren ter griffie;
3.9.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie moet worden ingeleverd op
drie maandenna de datum van dit vonnis, met dien verstande dat de deskundige niet met het onderzoek hoeft te beginnen voordat deze van de griffie bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd;
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige medewerking moeten verlenen aan het onderzoek;
3.11.
schrijft de deskundige voor dat zij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen;
3.12.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen om
binnen een termijn van vier wekennadien opmerkingen over het concept te maken;
3.13.
bepaalt dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan partijen de gelegenheid is geboden om opmerkingen te maken (tijdens het onderzoek en op het concept- rapport), terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen, en verzoekt de deskundige om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen;
3.14.
verzoekt de deskundige in acht te nemen hetgeen is overwogen in rechtsoverweging nummer 2.15 en 2.16 van dit vonnis;
3.15.
verzoekt de deskundige om de landelijke Leidraad deskundigen op www.rechtspraak.nl te raadplegen;
de overige beslissingen
3.16.
draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis toe te zenden aan de deskundige;
3.17.
bepaalt dat de verdere processtukken binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundige dienen te worden toegezonden door [eiser sub 1] c.s.;
3.18.
draagt de griffier op om na inlevering van het schriftelijke rapport door de deskundige de zaak op een termijn van 4 weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenrapport aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. en om partijen daarvan bericht te doen;
3.19.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots en in het openbaar uitgesproken op
15 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: He/4069