In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Beneluxvet B.V. en [verweerder]. Beneluxvet, een familiebedrijf dat zich bezighoudt met het inzamelen en verwerken van gebruikte vetten en oliën, verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever stelde dat [verweerder] zijn werkzaamheden als horecachauffeur niet naar behoren uitvoerde, onder andere door langdurig stil te staan en de rij- en rusttijden te overschrijden. [verweerder] betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat hij niet in staat was om de werkzaamheden uit te voeren onder de gegeven omstandigheden, met name het tillen van zware vaten.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Hoewel er enkele incidenten van verwijtbaar handelen door [verweerder] zijn vastgesteld, oordeelde de kantonrechter dat deze niet zodanig ernstig waren dat van Beneluxvet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een structureel patroon van verwijtbaar gedrag en dat de werkgever niet voldoende had onderbouwd dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord was dat voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk was. Daarom werd het verzoek tot ontbinding afgewezen en werd Beneluxvet veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van feiten en omstandigheden bij verzoeken tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten, evenals de noodzaak voor werkgevers om hun claims goed te onderbouwen.