In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, een onderneming die hefbruggen verkoopt, en gedaagde, een onderneming die zich bezighoudt met de reparatie en verkoop van auto’s. Eiser vordert een bedrag van € 1.800,- van gedaagde, dat volgens eiser is afgepakt door gedaagde van de monteur die de hefbrug kwam installeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen partijen voor de verkoop en installatie van een hefbrug, maar dat het geld al was betaald aan de monteur van eiser voordat de installatie plaatsvond. Gedaagde heeft de hefbrug niet in gebruik genomen en heeft een andere hefbrug aangeschaft. De kantonrechter heeft eiser opgedragen bewijs te leveren dat gedaagde het bedrag van € 1.800,- heeft afgepakt. De zaak is verwezen naar een rolzitting om eiser in de gelegenheid te stellen aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren. De kantonrechter heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van bewijsstukken en het horen van getuigen. De beslissing is genomen in het kader van een geschil over de uitvoering van de overeenkomst en de betaling van de koopsom.