In deze zaak vordert eiseres, die in de familiesfeer geldleningen heeft verstrekt aan haar (stief)vader en moeder, terugbetaling van twee leningen. De eerste lening betreft een bedrag van € 67.159,47, dat in november 2001 is verstrekt, en de tweede lening van € 13.613,00, die eveneens in 2001 is verstrekt. Eiseres stelt dat de leningen zijn aangegaan met de afspraak dat deze voor een bepaalde datum zouden worden terugbetaald, maar dat dit niet is gebeurd. Gedaagden, de ouders van eiseres, betwisten de vorderingen en stellen dat de vorderingen zijn verjaard. De rechtbank onderzoekt de bevoegdheid en de verjaring van de vorderingen. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de EEX-verordening, omdat de verbintenis van terugbetaling in Nederland moet worden uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiseres jegens gedaagde sub 1 niet zijn verjaard, omdat er stuitingshandelingen zijn verricht, maar dat de vordering jegens gedaagde sub 2 wel is verjaard. De rechtbank wijst de vordering tot terugbetaling van de eerste lening toe, inclusief rente, en verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering jegens gedaagde sub 2. De proceskosten worden gecompenseerd.