ECLI:NL:RBMNE:2015:9577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
16/659637-15 en 15/706275-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een motor uit een parkeergarage in Amersfoort

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in september 2015 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een motor uit een parkeergarage in Amersfoort. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 84 dagen. Tijdens de zitting op 3 december 2015 is de verdachte in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.I.H. Schulte. De tenlastelegging hield in dat de verdachte een motor had gestolen (primair) of had geheeld (subsidiair). De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte de motor had gestolen. De eigenaar van de motor had aangifte gedaan van de diefstal, en de motor was kort na de diefstal aangetroffen in een bestelbus waarin de verdachte zich bevond. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de aanhouding onrechtmatig was en dat de vruchten daarvan uitgesloten moesten worden van het bewijs. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet aannemelijk, vooral omdat hij geen naam van de vriend kon geven van wie hij zei dat de motor was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de motor had gestolen en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 4.191,95, en de verdachte is ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd verlengd, en bijzondere voorwaarden werden opgelegd voor de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659637-15 en 15/706275-13 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
verblijvende [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een motor heeft gestolen (primair) dan wel geheeld (subsidiair).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, de diefstal van de motor.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte onterecht is aangehouden, omdat er ten tijde van die aanhouding geen ernstige bezwaren bestonden en er geen redenen waren om aan te nemen dat sprake was van diefstal of heling. De vruchten van die aanhouding dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Er is daardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat vrijspraak dient te volgen van zowel het primaire als subsidiaire ten laste gelegde feit. Het belang van verdachte niet onwillekeurig te worden aangehouden is geschonden. Hierdoor is hij in zijn vrijheid aangetast, zit hij in voorlopige hechtenis en dreigt hij veroordeeld te worden.
Subsidiair is de verdediging van oordeel dan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de motor heeft gestolen. Ook voor de opzetheling is onvoldoende bewijs aanwezig. Ten tijde van de aanhouding van verdachte was er nog geen aangifte gedaan van de diefstal van de motor en het feit dat verdachte het busje bestuurde is onvoldoende om hem de aanwezigheid van de motor aan te rekenen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. [1]
[aangever] heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn motor, merk Yamaha, type Rn12, kleur zwart, voorzien van het kenteken [kenteken] . De motor had hij op 9 september 2015 te 19.30 uur gestald in een parkeergarage te Amersfoort. Op 10 september 2015 te 07.10 uur ontdekte hij dat de motor weggenomen was. [2]
Op 10 september 2015 rond 03.45 uur werd verdachte als bestuurder van een bestelbus te Almere aangehouden. Tevens bevond [medeverdachte] zich in deze bestelbus. Achterin de bestelbus lag een zwarte motorfiets van het merk Yamaha en met kenteken [kenteken] . [3]
Het verweer op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering
De verdediging heeft betoogd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, waardoor de vruchten daarvan dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank komt echter niet toe aan dit verweer, nu dit eveneens is gevoerd bij de rechter-commissaris ten tijde van de behandeling van de vordering inbewaringstelling en door de rechter-commissaris is verworpen. Een dergelijk verweer kan niet meer opnieuw gevoerd worden bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, indien – zoals in dit geval – het nadeel dat door het gestelde verzuim is veroorzaakt slechts zou zijn gelegen in het feit dat betrokkene van zijn vrijheid is beroofd.
Bewijsoverweging
Gelet op het tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de motor in de bestelbus bij verdachte, moet het ervoor worden gehouden dat verdachte de motor zelf (samen met de eveneens in de bestelbus aanwezige persoon) heeft gestolen, tenzij hij voor de aanwezigheid van die motor een aannemelijke verklaring heeft. Verdachte verklaarde tegenover de verbalisanten dat de motor van een vriend was. Op de vraag naar de naam van die vriend zei hij: “dat maakt niet uit.” [4] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat [aangever] (de eigenaar van de motor) geen vriend van hem is en zich verder beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie niet aannemelijk, te minder omdat hij geen naam van de vriend heeft willen noemen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigen is bewezen dat verdachte, samen met de passagier van de bestelbus, de motor heeft gestolen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Primair
hij in de periode van 9 september 2015 tot en met 10 september 2015 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een parkeergarage)
heeft weggenomen een motor (merk: Yamaha, type Rn12, voorzien van het kenteken
[kenteken] ), toebehorende aan [aangever] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal, door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, dan wel de proeftijd van de zaak waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, te verlengen. Verdachte is bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden, zoals deze zijn genoemd in het rapport van GGZ Reclassering Palier van 26 november 2015, met uitzondering van de opname ten behoeve van detoxificatie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een motor. Dit is een ergerlijk feit. De eigenaar moet zijn motor missen en wordt financieel getroffen. Hij heeft zijn motor weliswaar teruggekregen, maar zodanig beschadigd dat de kosten van reparatie hoger zijn dan de dagwaarde van de motor. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 19 oktober 2015, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld ter zake diefstallen.
De rechtbank heeft ten slotte kennisgenomen van het door GGZ Reclassering Palier over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 26 november 2015. In het kader van een voorwaardelijk opgelegde straf door de rechtbank Haarlem werd verdachte begeleid door Tactus reclassering Flevoland te Almere. Zijn begeleider heeft op 29 juni 2015 het openbaar ministerie geadviseerd de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. Palier is echter van mening dat het risico op recidive hoog is, zodat het nodig is behandeling en begeleiding te bieden. Geadviseerd daarom een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en de LOVS-richtlijnen ter zake diefstal, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Verdachte heeft ten aanzien van de onderhavige zaak 84 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. Dat is naar het oordeel van de rechtbank een passende straf. Er is dan ook geen ruimte meer om aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen, gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen worden gekoppeld aan de voorwaardelijke straf die is opgelegd in de zaak met parketnummer 15/706275-13, waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd. De rechtbank zal de proeftijd van die voorwaardelijke straf verlengen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[aangever]heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van
€ 7488,01 aan materiële schade. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd € 100,-- aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen zoals gevorderd, met uitzondering van de gederfde inkomsten. Tevens dient de immateriële schadevergoeding van € 100,- te worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan benadeelde partij de dagwaarde van de motor zou moeten worden toegewezen, maar dat deze dagwaarde niet zonder meer kan worden vastgesteld. De vordering van de benadeelde partij is dan ook te ingewikkeld en de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 4.191,95 (vierduizend honderdeenennegentig euro en vijfennegentig eurocent) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat de dagwaarde van de motor niet kan worden vastgesteld, nu de dagwaarde is getaxeerd door een motorhandelaar (bijlage 4 bij de vordering) en dit verweer in dit licht bezien onvoldoende is gemotiveerd.
Dit bedrag is als volgt samengesteld.
  • dagwaarde van de motor, te weten € 4000,-
  • kosten opmaken schaderapport, € 50,-
  • reiskosten, € 77,66
  • een halve dag gederfde inkomsten, € 64,29.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering, waaronder de immateriële schadevergoeding, wordt afgewezen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 8 oktober 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 15/606275-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 februari 2014 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Holland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 157 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen en de opgelegde bijzondere voorwaarden te wijzigen, zoals door GGZ Reclassering Palier geadviseerd, met uitzondering van de klinische opname ten behoeve van detoxificatie.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14f, 24c, 36f, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
84 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 4.191,95 (zegge vierduizend honderdeenennegentig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 september 2015.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] , aan de Staat € 4.191,95 (zegge vierduizend honderdeenennegentig euro en vijfennegentig eurocent) vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 september 2015 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 51 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bepaalt dat de proeftijd van de bij het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2014 opgelegde voorwaardelijke straf, wordt verlengd met een periode van 2 jaar.
Wijzigt de opgelegde voorwaarden als volgt:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn veroordeling binnen twee dagen meldt Bouman Verslavingszorg, op het adres Pieter de Hoochweg 14, 3024 BH Rotterdam. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van deze instelling blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij de Bouman Verslavingszorg of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining, aangeboden door 3RO, of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan Bouman Verslavingszorg om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en K.J. Veenstra, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Primair
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2015 tot en met 10 september
2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een parkeergarage)
heeft weggenomen een motor (merk: Yamaha, type Rn12, voorzien van het kenteken
[kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of
zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2015 te Almere, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, een motor (merk: Yamaha, type Rn12, voorzien
van het kenteken [kenteken] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motor wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering, te weten proces-verbaal PL0900-2015274819. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 36 - 38
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 10 - 12
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 11