ECLI:NL:RBMNE:2015:9547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2015
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
16/700108-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraak met teruggave van inbeslaggenomen goed

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 31 december 2015 vrijgesproken van de tenlastegelegde inbraak. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 maart 2015 in Montfoort, waar de verdachte samen met medeverdachte(n) zou hebben ingebroken in een woning. Tijdens de zitting op 18 december 2015 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.E.H. Jager, zijn onschuld betoogd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, maar de verdediging betoogde dat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft de bewijsstukken zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in Montfoort ten tijde van de inbraak niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij het strafbare feit te bewijzen. Er was geen aanvullend bewijs dat de verdachte op enige wijze bij de inbraak betrokken was. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het inbeslaggenomen buitenlandse geld moet worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien er geen bewijs was dat dit geld van diefstal afkomstig was. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, wat betekent dat hij niet langer in voorarrest hoeft te blijven. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700108-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 31 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2015. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn aanwezig: aangever dhr. [benadeelde] en dhr. [A] van Reclassering Nederland.
De zaak van verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/661236-15) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16/661237-15).

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 6 maart 2015 in Montfoort in vereniging schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde feit, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het dossier voor het ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Ten tijde van de inbraak straalde de telefoon van verdachte paallocaties in Montfoort aan. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment met medeverdachte [medeverdachte 1] in Montfoort was. De enkele aanwezigheid van verdachte in Montfoort met [medeverdachte 1] ten tijde van de inbraak is echter onvoldoende om te komen tot het bewijs dat verdachte op strafbare wijze bij de inbraak betrokken is geweest. Nu het dossier geen aanvullend bewijs bevat, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.

5.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen buitenlandse geld dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende. De rechtbank merkt verdachte aan als de rechthebbende, nu het geld onder hem in beslag is genomen en niet is gebleken dat het van diefstal afkomstig is.

6.De beslissing

De rechtbank:
-verklaart niet bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen buitenlandse geld (G1454640) aan de rechthebbende, te weten verdachte;
- heft het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.P. den Otter, voorzitter,
mr. E.A.A. van Kalveen en mr. E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 december 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 maart 2015 te Montfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (op een raam van die woning);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht