ECLI:NL:RBMNE:2015:9545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
16/661699-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens meerdere diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 27 november 2015, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.R. van Ginneken. De tenlastelegging omvatte diefstallen gepleegd op verschillende data in 2014 en 2015, waaronder diefstal van werkschoenen en gereedschap, alsook een poging tot diefstal van een trui. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de eerste vier feiten, maar vrijspraak voor het vijfde feit moest volgen vanwege vrijwillige terugtred.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het vijfde feit, maar achtte de eerste vier feiten bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aanwezige bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard voor deze feiten en een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder het houden aan aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, De Stiho Groep, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 134,54 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet naar een taakstraf van 90 uur, te vervangen door 3 weken gevangenisstraf indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661699-15, 16/184302-14 (tul)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2015. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 21 september 2015 in Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan diefstal;
zich op 25 april 2015 in Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan diefstal;
zich op 14 mei 2015 in Houten schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak;
zich op 15 oktober 2014 in Utrecht schuldig heeft gemaakt aan diefstal;
zich op 18 oktober 2014 in Utrecht schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegd feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht voldoende bewijs aanwezig voor bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. De verdediging is van mening dat vrijspraak dient te volgen voor het onder 5 ten laste gelegde, nu er sprake is van vrijwillige terugtred.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 tot en met 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Aangezien verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2015;
  • een proces-verbaal aangifte namens De Stiho Groep van 21 september 2015
- een proces-verbaal aangifte namens De Stiho Groep van 21 september 2015 [3] ;
- een proces-verbaal verhoor aangever van 20 mei 2015 [4] ;
- een proces-verbaal aangifte namens ANWB van 20 oktober 2014 [5] .
De hierboven weergegeven bewijsmiddelen zijn elk slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank spreekt verdachte vrij het van bij feit 3 ten laste gelegde bestanddeel braak, nu uit bovengenoemd verhoor aangever van 20 mei 2014 en uit de verklaring van verdachte blijkt dat de kassa niet met braak is opengemaakt, maar door gebruik te maken van een hendel aan de achterzijde van de kassa.
Vrijspraak feit 5
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. Alles duidt erop dat verdachte voornemens was de trui weg te nemen, zoals hij eerder ook de schoenen daar had weggenomen op 15 oktober 2014. Verdachte is door een telefoongesprek, naar eigen zeggen, van gedachten veranderd en heeft van het voornemen tot het stelen van de trui afgezien. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van vrijwillige terugtred en spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 21 september 2015 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar werkschoenen (merk Bata), toebehorende aan De Stiho Groep (gevestigd Laagraven 44);
2. op 25 april 2015 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen gereedschap (een moersleutel en isolatiemes en een slijptol en een boor), toebehorende aan De Stiho Groep (gevestigd Laagraven 44);
3. op 14 mei 2015 te Houten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand (te weten Manege Zilfia’s Hoeve) heeft weggenomen 300,- euro, althans enig bedrag, toebehorende aan Manege Zilfia’s Hoeve;
4. op 15 oktober 2014 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen (merk Serge), toebehorende aan ANWB (filiaal gelegen aan de Zamenhofdreef 115).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feiten 1 tot en met 4, telkens:
diefstal
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel dient te worden afgewezen. Hoewel op zich aan alle wettelijke eisen daarvoor is voldaan, is verdachte niet gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan het welslagen van oplegging van een ISD-maatregel. De verdediging brengt naar voren dat de vorige ISD-maatregel, ondanks de inzet van verdachte, is mislukt, nu hij zonder nazorg en huisvesting op straat is gezet na verblijf in genoemde inrichting. Verdachte heeft inmiddels sinds een half jaar een verblijfplaats op Woonboerderij [naam woonboerderij] en sindsdien is er een positieve lijn te zien. Verdachte heeft zich bovendien ook al die tijd gehouden aan zijn afspraken met de reclassering. De verdediging stelt voor een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van diverse (winkel)diefstallen. Door aldus te handelen heeft verdachte schade en hinder veroorzaakt en inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de betreffende slachtoffers.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2015 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de nu door hem begane misdrijven, tenminste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of taakstraf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door de politierechter op 11 juni 2015 voor diefstallen tot een taakstraf van 28 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, een veroordeling door de politierechter van 20 mei 2013 voor onder andere diefstal tot een gevangenisstraf van 2 weken en een veroordeling door het gerechtshof op 24 september 2013 voor diefstal tot 2 weken gevangenisstraf voorwaardelijk. Deze straffen zijn ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het plegen van de in de zaak ten laste gelegde strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 18 november 2015 van mw. [A] , reclasseringswerker bij Tactus. In het rapport staat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende. Verdachte kent een langdurig delictpatroon van vermogens- en geweldsdelicten, waarbij middelengebruik een belangrijke rol speelt. Zijn problematisch functioneren komt voort uit zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek (antisociale- en borderlinepersoonlijkheidsstoornis). Verdachte is weinig ontvankelijk voor begeleiding. In het verleden heeft hij reeds forensische ambulante, en klinische behandelingen gevolgd, alsmede een ISD-maatregel doorlopen, maar desondanks blijft hij recidiveren. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gezien de problemen op vrijwel alle leefgebieden, de jarenlange delictgeschiedenis en het gebrek aan medewerking in het verleden. Geadviseerd wordt een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegen een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangegeven dat het van groot belang is dat verdachte zijn plaats op De Boerderij behoudt, zodat hij daar zijn leven vorm kan geven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan alle mogelijke voorwaarden te willen houden.
Gelet op het verleden van verdachte, zijn leeftijd en persoonlijkheidsproblematiek, alsmede het feit dat hij reeds eerder een ISD-maatregel heeft doorlopen, acht de rechtbank het onvoorwaardelijk opleggen van een ISD-maatregel thans niet op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat er een positieve lijn zichtbaar is sinds verdachte op Woonboerderij [naam woonboerderij] is gaan wonen, in die zin dat hij sindsdien slechts eenmaal gerecidiveerd is. De rechtbank acht op basis van het voorgaande behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk. De rechtbank zal de ISD-maatregel daarom voorwaardelijk opleggen. Een voorwaardelijk strafdeel – anders dan een voorwaardelijke ISD-maatregel – is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te zorgen dat verdachte zich voor langere tijd aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Het is dan aan verdachte om te laten zien dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft aangegeven, zijn leven een andere wending wil geven en zijn plaats op Woonboerderij [naam woonboerderij] veilig wil stellen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het volgende passend en geboden is:
  • een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest;
  • een voorwaardelijke ISD-maatregel, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Victas.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij De Stiho Groep vordert een bedrag van € 134,54, bestaande uit materiële schade. De officier van justitie heeft de volledige toewijzing van de vordering gevorderd, met rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig toewijsbaar is en dat verdachte deze schade ook wil vergoeden.
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de vordering van De Stiho Groep niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering volledig toewijsbaar, nu het rechtstreekse en concrete schade betreft en de verdediging zich niet tegen toewijzing van de vordering heeft verzet. De vordering zal daarom voor het volle bedrag van € 134,54 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2015 tot de dag der algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 oktober 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/184302-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 11 juni 2015 van de politierechter te Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft gevraagd – in geval tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan – de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank wijst de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf toe en zet deze om naar een taakstraf. De rechtbank gelast een taakstraf van 90 uur, te vervangen door 3 weken gevangenisstraf indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 24c, 27, 36f, 38m, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
-spreekt verdachte vrij van hetgeen onder 5 is tenlastegelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feiten 1 tot en met 4, telkens:
diefstal;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich niet houdt aan de navolgende voorwaarden:
- stelt als
algemene voorwaarden:
  • de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
- de verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die Victas Reclassering hem geeft. Verdachte dient zich gedurende de opgelegde periode te melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- draagt Victas Reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij De Stiho Groep van € 134,54, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 25 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer De Stiho Groep, € 134,54 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2015, bij niet-betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/184302-14 toe en gelast de omzetting, te weten een taakstraf voor de duur van 90 uren, te vervangen door 3 weken hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijkt wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.B. Eigeman, voorzitter,
mr. H.A. Gerritse en mr. A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paar (werk)schoenen (merk Bata), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Stiho Groep (gevestigd Laagraven 44) en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen gereedschap (waaronder een moersleutel en/of isolatiemes en/of een slijptol en/of een boor), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Stiho Groep (gevestigd Laagraven 44) en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (te weten een voorbar van manege Zilfia's Hoeve) heeft weggenomen euro 300, althans enig bedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Manege Zilfia's Hoeve en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 15 oktober 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paar schoenen (merk Serge), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Anwb (filiaal gelegen aan de Zamenhofdreef 115 en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 18 oktober 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een trui, geheel of ten dele toebehorende aan de Anwb (filiaal gelegen aan de Zamenhofdreef 115) en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zich naar die winkel heeft begeven en/of (vervolgens) die trui heeft gepakt en/of (vervolgens) die trui op een reclamezuil naast de alarmpoort van die winkel (klaar) heeft gelegd, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2015287593 Z (sluitingsdatum 23 september 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , namens De Stiho Groep, d.d. 21 september 2015, opgenomen op p. 10 – 12.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , namens De Stiho Groep, d.d. 21 september 2015, opgenomen op p. 47 – 50.
4.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde 2] d.d. 20 mei 2015, opgenomen op p. 54 – 56.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , namens ANWB, d.d. 20 oktober 2014, opgenomen op p. 24 – 26.