Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 1.224,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Keurmerk Fysiotherapie (SKF) en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). De SKF vorderde dat het KNGF haar kwaliteitsregeling voor fysiotherapie zou aanwijzen als register, zoals vereist door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor het jaar 2016. De SKF stelde dat haar kwaliteitsregeling gelijkwaardig is aan die van het KNGF en dat het KNGF misbruik maakte van zijn aanwijzingsbevoegdheid door deze niet te erkennen. Het KNGF voerde verweer en stelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om over het geschil te oordelen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit verweer faalde. De rechter concludeerde dat de SKF een spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat zonder de aanwijzing gespecialiseerde fysiotherapeuten hun bijzondere tarieven niet konden declareren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het KNGF in redelijkheid niet kon weigeren om de kwaliteitsregeling van de SKF aan te wijzen, en dat het uitstellen van deze aanwijzing als misbruik van bevoegdheid moest worden aangemerkt. De vordering van de SKF werd toegewezen, en het KNGF werd veroordeeld om binnen twee werkdagen de kwaliteitsregeling aan te wijzen, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 100.000,00. Tevens werd het KNGF veroordeeld in de proceskosten van de SKF, die op € 1.919,63 werden begroot.