ECLI:NL:RBMNE:2015:9452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
20 januari 2016
Zaaknummer
16/661455-15; 16/652313-15; 16/087950-15 en 16/652663-15 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke opneming van een veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting na overtreding van voorwaarden

Op 23 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de tijdelijke opneming van een veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting. De zaak betreft een vordering ex artikel 77wc, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, ingediend door de officier van justitie op 17 december 2015. De veroordeelde, geboren in 1996 en thans gedetineerd in een justitiële jeugdinrichting, heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden van zijn proefperiode van 30 dagen bij een instelling van het Leger des Heils. Dit leidde tot de conclusie dat een tijdelijke opneming noodzakelijk was om te onderzoeken wat een passende alternatieve woonplek voor de veroordeelde zou zijn.

Tijdens de zitting op 23 december 2015 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een vertegenwoordiger van het Leger des Heils gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet voldoende leerbaar was en niet meewerkte aan de afspraken die waren gemaakt. Hierdoor was het niet mogelijk om het verblijf bij de instelling voort te zetten, wat een overtreding van de maatregel betekende. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting besloten om de tijdelijke opneming van de veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting te bevelen voor de duur van maximaal vier weken.

De rechtbank heeft gelet op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing genomen om de veroordeelde tijdelijk op te nemen, met de mogelijkheid om de maatregel te herzien indien er een passende woonplek wordt gevonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer in strafzaken, onder leiding van de voorzitter en kinderrechter mr. E.A.A. van Kalveen, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Locatie Utrecht
Afdeling strafrecht
Parketnummers: 16/661455-15; 16/652313-15; 16/087950-15 en 16/652663-15 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 23 december 2015
Beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, meervoudige raadkamer in strafzaken, naar aanleiding van de vordering ex artikel 77wc, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 17 december 2015, strekkende tot de tijdelijke opneming van veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting, in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in justitiële jeugdinrichting [verblijfplaats 1] te [woonplaats] ,
(hierna: de veroordeelde).
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
1. een afschrift van het vonnis d.d. 24 november 2015, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: de maatregel) voor de duur van 12 maanden subsidiair 9 maanden jeugddetentie, welke maatregel bij vonnis dadelijk uitvoerbaar is verklaard en is ingevuld door de volgende modules:
  • meewerken aan begeleiding van het Leger des Heils, afdeling reclassering;
  • meewerken aan, indien geïndiceerd, behandeling en/of begeleiding in het kader van het programma One Army van het Leger des Heils of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling;
  • meewerken aan toeleiding naar huisvesting bij [verblijfplaats 2] of soortgelijke instelling, en hier te verblijven en zich te houden aan het dagprogramma zoals deze voorziening heeft opgesteld;
  • het voor de duur van zes maanden conform het rooster verblijven op een door het Leger des Heils goedgekeurd adres;
  • meewerken aan het vinden van een traject gericht op toeleiding naar en behoud van een zinvolle dagbesteding.
2. een e-mail van het Leger des Heils d.d. 16 december 2015, waaruit blijkt dat de veroordeelde niet voldoende heeft meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel;
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 23 december 2015, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, alsmede mevrouw [A] namens het Leger des Heils.
OVERWEGINGEN:
Uit de e-mail van het Leger des Heils en het verhandelde ter zitting blijkt dat de veroordeelde zich in zijn proefperiode van 30 dagen bij [verblijfplaats 2] niet aan de geldende afspraken heeft gehouden en dat hij zich in die periode tevens niet voldoende leerbaar heeft opgesteld. Ten gevolge hiervan ziet [verblijfplaats 2] geen mogelijkheden het verblijf van de veroordeelde bij hen voort te zetten. Hierdoor overtreedt de veroordeelde één van de modules van de maatregel, namelijk dat hij dient mee te werken aan plaatsing bij [verblijfplaats 2] of een soortgelijke instelling. Dit maakt dat een tijdelijke opneming van de veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting noodzakelijk is nu dient te worden onderzocht wat een passende alternatieve woonplek voor de veroordeelde is.
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormelde e-mail van het Leger des Heils d.d. 16 december 2015, acht de rechtbank termen aanwezig de eerste tijdelijke opneming van de veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting te bevelen voor de duur van vier weken. Indien gedurende deze vier weken blijkt dat vanaf enig moment een tijdelijke opneming niet meer noodzakelijk is, bijvoorbeeld doordat voor de veroordeelde een passende woonplek is gevonden, dan kan vanaf dat moment worden verder gegaan met de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77u, 77w en 77wc, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
beveelt de tijdelijke opneming van veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting voor de duur van ten hoogste vier weken, of zoveel korter dan naar het oordeel van het Leger des Heils noodzakelijk is.

Aldus gedaan door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter en

mrs. G. Perricken
R.B. Eigeman, bijgestaan door
N. Kruijswijkals griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van
23 december 2015.