Uitspraak
[eiser sub 1],
[eiseres sub 2],
De procedure
De feiten
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die zich afspeelt in Almere, betreft het een geschil tussen de verhuurder en de huurder van horecaruimte. De centrale vraag is wie als contractspartij van de huurder moet worden aangemerkt, de BV of de vennootschap onder firma (VOF). Het tussenvonnis behandelt de contractsoverneming ex artikel 6:159 BW. De kantonrechter onderzoekt of er ten tijde van de wijziging van de bedrijfsstructuur in januari 2011 sprake is geweest van contractsoverneming, waarbij de VOF niet langer als verhuurder maar de BV of een andere partij moet worden aangemerkt. Voor contractsoverneming is een akte vereist, evenals de medewerking van de huurder aan de overdracht van de rechtsverhouding. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.
De procedure is gestart door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], die als eisers optreden tegen [gedaagde]. De eisers vorderen onder andere ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte, alsook betaling van huur en pacht. De gedaagde partij voert verweer en stelt dat de eisers niet als contractspartij kunnen worden aangemerkt, omdat de VOF is opgehouden te bestaan en de activiteiten zijn voortgezet door een BV. De kantonrechter heeft behoefte aan nadere inlichtingen van partijen over de rechtsverhoudingen en de contractsovername.
De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de eisers en gedaagde de gelegenheid krijgen om aanvullende informatie te verstrekken over de contractsoverneming en de rechtsverhoudingen. De beslissing is genomen door de kantonrechter op 25 maart 2015.