ECLI:NL:RBMNE:2015:9316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
16/659360-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot levensberoving en seksueel misbruik, veroordeling voor mishandeling van kinderen

Op 30 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere ernstige feiten, waaronder poging tot levensberoving van zijn zoon, poging tot zwaar lichamelijk letsel, en seksueel misbruik van zijn dochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot levensberoving en de poging tot zwaar lichamelijk letsel, evenals van het seksueel misbruik. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De verklaringen van de betrokkenen waren tegenstrijdig en er ontbraken objectieve gegevens die de beschuldigingen konden bevestigen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling van zijn kinderen. Uit de verklaringen van de kinderen en de moeder bleek dat de verdachte zijn kinderen meermalen had geslagen, wat leidde tot pijn en letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de kinderen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de moeder van de kinderen, voor de geleden immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659360-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 december 2015, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw, mr. F.E. Den Hartog, advocaat te Veenendaal, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd zijn zoon [slachtoffer 1] van het leven te beroven door [slachtoffer 1] van achteren vast te pakken en een mes of een scherp voorwerp op of tegen de keel te drukken dan wel heeft geprobeerd om zijn zoon [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door [slachtoffer 1] van achteren vast te pakken en een mes of een scherp voorwerp op of tegen de keel te drukken;
feit 2:heeft geprobeerd om zijn zoon [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes of een scherp voorwerp in de onderarm van [slachtoffer 1] te steken dan wel zijn zoon [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een mes of een scherp voorwerp in de onderarm van [slachtoffer 1] te steken;
feit 3:zijn zoon [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met de hand of een klerenhanger of met een voorwerp te slaan;
feit 4:zijn dochter [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met de hand of een klerenhanger of met een voorwerp te slaan;
feit 5:met zijn dochter [slachtoffer 3] handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam door zijn penis in de mond en/of vagina van [slachtoffer 3] te brengen en/of in de mond van [slachtoffer 3] te plassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van de onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsvrouw ten aanzien van alle feiten betoogd dat (verkort weergegeven) de verklaringen over de incidenten zeer uiteen lopen, dat het bovendien veelal de auditu-verklaringen betreft en ook dat anderen binnen de familie de kinderen ook hebben geslagen. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw voorts naar voren gebracht dat [slachtoffer 3] met de aanduiding “papa” mogelijk ook de broer van haar moeder en/of de nieuwe vriend van haar moeder kan hebben bedoeld, in plaats van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij zijn zoon [slachtoffer 1] heeft geprobeerd van het leven te beroven dan wel dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft uit het verhandelde ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld, als het incident al heeft plaatsgevonden op een van de wijzen zoals getuige [slachtoffer 1] volgens zijn eigen verklaring, of volgens verklaringen van andere getuigen heeft verklaard, dat het opzet van verdachte erop was gericht om [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank spreekt verdachte voorts vrij van het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij met een mes of een scherp voorwerp in de arm van zijn zoon [slachtoffer 1] heeft gestoken. Diverse personen, onder wie [slachtoffer 1] zelf, hebben op verschillende momenten verklaringen afgelegd over een incident waarbij [slachtoffer 1] in de schuur door verdachte met een mes in zijn arm zou zijn gestoken. Daargelaten dat uit deze verklaringen niet precies duidelijk wordt wanneer dit incident zou hebben plaatsgevonden, zijn er zoveel onderling tegenstrijdige verklaringen hierover afgelegd dat niet met hoge mate van zekerheid kan worden vastgesteld of het incident heeft plaatsgevonden en, zo ja, wat er is voorgevallen tussen verdachte en [slachtoffer 1] . De rechtbank heeft aldus niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Vrijspraak van feit 5
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 5 ten laste gelegde feit. Het dossier bevat verklaringen van mensen aan wie [slachtoffer 3] , die destijds twee jaar oud was, zou hebben verteld (kortweg) dat haar vader “in haar mondje doet plassen” en ook dat haar vader een grote “flippie” (de rechtbank begrijpt: geslachtsdeel) heeft. De getuigen hebben slechts verklaringen afgelegd over hetgeen zij van [slachtoffer 3] hebben gehoord. Er zijn geen getuigen die hebben verklaard over iets dat zij (bijvoorbeeld) zelf hadden gezien in relatie tot hetgeen waarover [slachtoffer 3] heeft gesproken.
In het dossier ontbreken bovendien objectieve gegevens op basis waarvan kan worden aangenomen dat [slachtoffer 3] heeft verteld over iets dat haar is overkomen. Evenmin bevat het dossier gegevens op basis waarvan kan worden aangenomen dat, uitgaand van de vooronderstelling dat [slachtoffer 3] degene is met wie iets is gebeurd, verdachte de persoon is geweest die deze handelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 [1]
[aangeefster] (hierna: aangeefster) heeft aangifte gedaan van mishandeling namens haar zoon [slachtoffer 1] , geboren op [2001] . [2] Aangeefster, wonend te Veenendaal met haar kinderen, heeft in 2008 voor het eerst signalen opgepikt die wezen op mishandeling van [slachtoffer 1] . [3] Haar dochter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [2004] [4] , heeft aangeefster verteld dat zij vaak door haar vader werd geslagen. [5]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn vader [verdachte] (hierna: verdachte) hem zonder reden sloeg met de hand op zijn kont en op zijn hoofd. Ook zijn zus [slachtoffer 2] werd door hun vader geslagen. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar met zijn hand op haar billen sloeg. [7] [slachtoffer 2] heeft ook gezien dat [slachtoffer 1] een pak slaag kreeg van verdachte. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn kinderen wel eens een corrigerende tik heeft gegeven. [9]
Partiele vrijspraken
Gebruik kleerhanger en/of voorwerp
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft geslagen met een kleerhanger nu hierover vele verklaringen zijn afgelegd die onderling van elkaar verschillen. Bovendien hebben de getuigen die over het slaan met een voorwerp hebben verklaard niet consistent verklaard.
Periode feiten 3 en 4
Er zijn wisselende verklaringen afgelegd over de periode waarin de mishandelingen door verdachte van zijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. Aangeefster heeft verklaard dat zij vanaf 2008 signalen van mishandeling van [slachtoffer 1] heeft opgevangen.
De rechtbank acht het plegen van mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de periode vóór 2008 daarom niet bewezen en spreekt verdachte voor dat deel van de ten laste gelegde periode vrij.
Met inachtneming van hetgeen hierover is overwogen met betrekking tot de partiele vrijspraken acht de rechtbank de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
3.
in de periode van 2008 tot en met 31 maart 2011 in de gemeente Veenendaal telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 1] (geboren [2001] ) (telkens) meermalen met een hand tegen het hoofd en/of de kont heeft geslagen waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
4.
in de periode van 2008 tot 13 februari 2011 in de gemeente Veenendaal telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren [2004] ) (telkens) meermalen met de hand tegen de billen heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feit 3: mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 4: mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen relevante documentatie heeft en dat het oude feiten betreft. Het heeft lang geduurd voordat de zaak op zitting werd aangebracht, hetgeen de voogdijzaak niet ten goede is gekomen. Verdachte heeft al jaren geen contact gehad met zijn kinderen omdat dit niet wordt toegestaan door Bureau Jeugdzorg zolang de strafzaak niet is afgedaan. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte vele persoonlijke problemen en problemen met zijn gezondheid heeft. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er berichten over deze zaak in de media zijn verschenen waardoor verdachte is bedreigd en hij ook contacten is verloren. Om deze redenen heeft de raadsvrouw bepleit dat kan worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf dan wel een werkstraf, of een combinatie van beide. Naar de mening van de raadsvrouw is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn kinderen gedurende een periode van enkele jaren meermalen mishandeld door hen te slaan. Kindermishandeling is een ernstige vorm van mishandeling. De kinderen van verdachte zijn in de besloten omgeving van hun huis mishandeld, een omgeving waar zij zich juist veilig zouden moeten kunnen voelen. Bovendien zijn zij mishandeld door hun vader, degene die hen juist geborgenheid en veiligheid zou moeten bieden. Het is algemeen bekend dat kinderen hierdoor het vertrouwen in volwassenen kunnen verliezen en trauma’s kunnen oplopen die in hun verdere leven een rol kunnen blijven spelen.
De rechtbank heeft verder gelet op:
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2015, waaruit volgt dat verdachte vaker voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld;
  • een advies van de reclassering van 22 mei 2015;
  • een rapport van psycholoog J.P.M. van der Leeuw van 26 oktober 2015;
  • een rapport van psychiater A.W.M.M. Stevens van 30 oktober 2015.
Uit de over verdachte opgemaakte rapporten volgt dat sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er zou sprake zijn van een conversiestoornis bij een man met narcistische trekken in de persoonlijkheid. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend waardoor het voor de onderzoekers niet mogelijk was om uitspraken te doen over een mogelijke doorwerking van de ziekelijke stoornis en/of de gebrekkige ontwikkeling in de ten laste gelegde feiten en evenmin over het mogelijke recidiverisico of over een mogelijke behandeling. Om die reden worden er dan ook geen aanbevelingen van gedragskundige aard gedaan.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waarvan de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis is uitgegaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een passende en geboden reactie op de bewezenverklaarde strafbare feiten. Hierbij heeft de rechtbank mede gelet op de lange tijd die is verstreken sinds verdachte voor het eerst in verband met deze strafzaak op 20 maart 2013 is verhoord. Met de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.

9.De vordering van de benadeelde partij

De behandeling van de vordering van
[aangeefster](ingediend namens haar minderjarige kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) levert deels geen onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering is ter zitting toegelicht door mr. M. Kubatsch.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 3 en 4 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert de binnen de beperkingen van dit strafgeding toewijsbare schade op € 1.000,00 (zegge: duizend euro) aan immateriële schade ten behoeve van [slachtoffer 1] en € 1.000,00 (zegge: duizend euro) aan immateriële schade ten behoeve van [slachtoffer 2] .
De rechtbank wijst verder een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro) toe aan materiële schade (reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van [slachtoffer 1] ) en een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) toe aan materiële schade (reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van [slachtoffer 2] ). In het geval van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn deze kosten gemaakt om hen een behandeling te laten ondergaan bij Pro Persona in Ede.
De rechtbank wijst voorts toe een bedrag van € 69,60 (zegge: negenenzestig euro en zestig eurocent) aan materiële schade, zijnde de reiskosten die [aangeefster] heeft gemaakt om naar de politie in Utrecht te gaan en om de behandeling ter zitting van deze zaak in Utrecht te kunnen bijwonen.
Het deel van de vordering dat ziet op vergoeding van de kosten die zijn gemaakt voor [slachtoffer 3] , alsook de namens haar gevraagde vergoeding van immateriële schade, wordt niet-ontvankelijk verklaard nu verdachte van dat feit wordt vrijgesproken.
Aldus wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van (in totaal) € 2.969,60 (zegge: tweeduizend negenhonderd en negenenzestig euro en zestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.000 vanaf 13 februari 2011 en over het restant vanaf 15 december 2015, de dag waarop de vordering van de benadeelde partij is ingediend.
De benadeelde partij wordt in het restant van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 3: mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
feit 4: mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 2.969,60 (zegge: tweeduizend negenhonderd en negenenzestig euro en zestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.000 vanaf 13 februari 2011 en over het restant vanaf 15 december 2015, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] , € 2.969,60 (zegge: tweeduizend negenhonderd en negenenzestig euro en zestig eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 39 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover zoals hiervoor vermeld. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
Primair
hij in de periode van 07 oktober 2009 tot 7 oktober 2010 in de gemeente
Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren [2001]
) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] van achteren om
zijn middel en/of bij de armen heeft beetgepakt en/of een mes, althans een
scherp voorwerp, op/tegen de keel heeft gedrukt en/of gehouden, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in de periode van 07 oktober 2009 tot 7 oktober 2010 in de gemeente
Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, te weten [slachtoffer 1]
(geboren [2001] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] van achteren om zijn middel en/of bij de armen
heeft beetgepakt en/of een mes, althans een scherp voorwerp, op/tegen de keel
heeft gedrukt en/of gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij in de periode van 07 oktober 2008 tot 7 oktober 2010 in de gemeente
Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, te weten [slachtoffer 1]
(geboren [2001] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] bij de pols, althans de arm, heeft vastgepakt
en/of de (onder)arm op een werkbank heeft gelegd en/of met een mes, althans
een scherp voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de arm heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in de periode van 07 oktober 2008 tot 7 oktober 2010 in de gemeente
Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend
zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren [2001]
), bij de pols, althans de arm, heeft vastgepakt en/of de (onder)arm op
een werkbank heeft gelegd en/of met een mes, althans een scherp voorwerp,
meermalen, althans eenmaal, in de arm heeft gestoken, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 07 oktober 2004 tot en met
31 maart 2011 in de gemeente Veenendaal, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te
weten [slachtoffer 1] (geboren [2001] ) (telkens) meermalen, althans
eenmaal, met een hand en/of een klerenhanger, althans (telkens) met een
dergelijk voorwerp, tegen het hoofd en/of de kont, althans (telkens) tegen het
lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of hardhandig van een trap heeft
getrokken, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 10 oktober 2007 tot
13 februari 2011 in de gemeente Veenendaal, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te
weten [slachtoffer 2] (geboren [2004] ), (telkens) meermalen, althans
eenmaal, met de hand en/of een klerenhanger, althans (telkens) met een
dergelijk voorwerp, tegen de billen, althans (telkens) tegen het lichaam heeft
geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van [2008] tot en met
31 december 2011 in de gemeente Veenendaal, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) met zijn kind, te weten [slachtoffer 3] , geboren op
[2008] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte (telkens)
meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de mond en/of de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht/geduwd
en/of
- in de mond van die [slachtoffer 3] geplast;
art 244 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het schriftelijke bescheid, te weten: de akte van geboorte, pagina 213.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 12 januari 2012, pagina 24 en 25.
4.Het schriftelijke bescheid, te weten: de akte van geboorte, pagina 215.
5.De verklaring van aangeefster van 14 december 2012, pagina 124.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van het audiovisueel geregistreerde studioverhoor van [slachtoffer 1] d.d. 24 juli 2012, pagina 165 en 166.
7.Het schriftelijke bescheid, te weten: het uitgewerkte audiovisueel geregistreerde studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 192 en 193.
8.Het schriftelijke bescheid, te weten: het uitgewerkte audiovisueel geregistreerde studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina 207.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 16 december 2015.