ECLI:NL:RBMNE:2015:9271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
16/659438-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling tijdens politieachtervolging met cocaïnegebruik

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 19 juni 2015 in Nieuwegein een reeks ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, die onder invloed van cocaïne verkeerde, heeft tijdens een politieachtervolging geprobeerd om met zijn auto op verschillende personen in te rijden, waaronder [aangever 1], en heeft daarbij ook meerdere voertuigen en eigendommen van derden vernield, waaronder een terrastafel en bloembakken van een pizzeria. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en met hoge snelheid heeft gereden, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft hem de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid van 5 jaar opgelegd. Daarnaast is terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, gezien de ernstige aard van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 460,00 toegewezen aan de benadeelde partij, de pizzeria, voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659438-15
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
Geboren op [1972] in [geboorteplaats] (Marokko),
Thans gedetineerd te PI Noord Holland Noord – HvB Zwaag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 18 december 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 juni 2015:
Feit 1 primairheeft geprobeerd [aangever 1] van het leven te beroven door met de
auto op hem in te rijden;
Feit 1 subsidiairheeft geprobeerd [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door met de auto op hem in te rijden;
Feit 2meerdere goederen toebehorende aan Pizzeria [naam] en de
auto’s van [aangever 2] , [aangever 1] en [aangever 3] heeft vernield;
Feit 3[aangever 2] en haar zoon, [A] , [B] , [C]
en [E] heeft bedreigd door met de auto op hen in/op hen af te rijden;
Feit 4een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden;
Feit 5een hoeveelheid van 10,79 gram cocaïne bij zich had.
3.
Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat feit 1 subsidiair en feiten 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De officier van justitie verwijst hierbij naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 1 primair en subsidiair en feit 3 stelt de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken en voert hiertoe het volgende aan.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair is de verdediging van mening dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet en verwijst daarbij naar het Porsche arrest (HR d.d. 15 oktober 1996, NJ 1997, 199). Het is niet waarschijnlijk dat verdachte door zijn handelen willens en wetens de kans heeft aanvaard om eveneens zelf het leven te laten of het risico daarop op de koop toe te nemen. Daar komt bij dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld hoe hard verdachte heeft gereden toen hij de auto’s aanreed.
Met betrekking tot feit 3 is het volgens de verdediging tevens de vraag of sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Verdachte probeerde enkel weg te komen en heeft daarbij de BMW geschampt. Niet kan worden vastgesteld dat hij daarnaast de intentie heeft gehad om de personen te bedreigen, waardoor ook in dat opzicht niet kan worden gesproken van (voorwaardelijk) opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd [aangever 1] opzettelijk van het leven te beroven, door op de auto in te rijden waar voornoemd slachtoffer in zat.
De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat verdachte bewust op de auto van het slachtoffer is ingereden met het oogmerk om te proberen die persoon om het leven te brengen. Met die constatering is vervolgens de vraag aan de orde of verdachte hiertoe voorwaardelijk opzet heeft gehad.
De Hoge Raad heeft in het Porsche arrest, [1] waar ook de raadsman naar verwijst bij pleidooi, overwogen dat zich in het verkeer situaties kunnen voordoen waarbij moet worden aangenomen dat een verdachte die door zeer gevaarlijk rijgedrag een ongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt, het slachtoffer van dat ongeval opzettelijk van het leven heeft beroofd in de zin van artikel 287 Wetboek van Strafrecht. Zo’n geval kan zich voordoen indien moet worden aangenomen dat de verdachte zich aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedraging het leven zullen verliezen, willens en wetens heeft blootgesteld, met dien verstande dat hij de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedrag het leven zullen laten desbewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen.
Ten aanzien van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ heeft de Hoge Raad overwogen dat het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood opleveren. Uit het dossier blijkt dat verdachte vanuit stilstand gas heeft gegeven en daarna frontaal tegen de auto van [aangever 1] is opgereden. Bij [aangever 1] zijn door de klap de airbags open gesprongen en is de auto door de auto van de verdachte enkele meters naar achteren geduwd. [aangever 1] zelf heeft hierbij vrijwel geen letsel opgelopen. Uit het dossier blijkt niet wat de snelheid van verdachte op dat moment is geweest. Indien twee auto’s, waarvan één auto stilstaat en de andere auto met een vanuit stilstand binnen enkele seconden oplopende snelheid tegen elkaar oprijden, is het niet aannemelijk dat een persoon daardoor kan komen te overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat naar de aard en gedragingen van verdachte zoals hierboven beschreven, niet kan worden vastgesteld dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelwijze een ongeval zou plaatsvinden waardoor [aangever 1] zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde.
4.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Bewijsmiddelen voor feiten 1 subsidiair, 2 en 3
Op 19 juni 2015 zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: Golf) op de openbare weg gevaarlijk rijgedrag vertonen. In Nieuwegein verhoogt de bestuurder plotseling zijn snelheid, negeert de verplichte rijrichting en rode stoplichten. [3] Op de rotonde bij de A12 rijdt [A] in een Fiat Dublo. Hij trekt op om door het groene stoplicht te rijden, waarop ineens van links een Golf hard aan komt rijden en rakelings langs hem heen door rood rijdt. [A] doet hiervan op 15 augustus 2015 aangifte. [4]
De verbalisanten achtervolgen de Golf die vervolgens een 30 kilometer zone inrijdt bij de Nijverheidsweg. Hierbij moet een bromfietser voor de Golf stoppen om een aanrijding te voorkomen. [5] Deze bromfietser is [C] , die verklaart dat hij een grijze auto in tegengestelde richting op hem af zag komen rijden. De auto reed zo hard dat hij met zijn bromfiets tegen de stoeprand is gaan liggen, terwijl de grijze auto met hoge snelheid langs hem heen scheerde. Hij geeft aan dat de auto hem zeker had aangereden als hij dat niet had gedaan. [6]
De Golf rijdt met 70 kilometer per uur verder en slaat rechtsaf de Zandoever in. Daar naderen op dat moment twee kinderen van links op de fiets. De bestuurder vermindert zijn vaart niet, en rijdt rakelings langs de kinderen heen. [7] Een van deze kinderen is [X] . Zij verklaart dat ze met een vriendinnetje onderweg was naar turnles en met haar fiets snel naar achteren moest springen omdat ze anders door de Golf werd aangereden. Ze was zo geschrokken dat ze moest huilen. [8] Haar vriendinnetje, [Y] , verklaart dat de grijze auto langs hen heen scheurde en dat [X] naar achter moest springen omdat ze anders werd aangereden. Zelf moest ze ook een stap terug doen. [9]
Uiteindelijk rijdt de Golf in tegengestelde rijrichting een eenrichtingsweg aan de Oude Sluis in, waar een BMW stil op de weg staat. De bestuurder van de Golf rijdt tot aan de voorkant van de BMW en komt daar tot stilstand. De agenten proberen de bestuurder uit de auto te krijgen, maar opeens geeft hij vol gas en rijdt weg waarbij hij het terras van Pizzeria [naam] oprijdt. [10] De eigenaar van de pizzeria, [K] , doet aangifte van vernieling. Hij verklaart dat hij buiten een knal hoorde en een auto zag die tegen de rijrichting in reed. Op zijn terras zijn een terrastafel en een bloembak beschadigd. [11] Terwijl de Golf het terras oprijdt, schampt hij de volledige linkerzijde van de BMW die voor hem de weg blokkeert. [12] In de BMW zitten [aangever 2] en haar 7-jaar oude zoontje. [aangever 2] doet aangifte tegen de bestuurder van de Golf en verklaart dat ze voor Pizzeria [naam] stond, toen de Golf heel hard haar richting op kwam rijden. De auto rijdt aan de linkerkant tegen haar auto aan, waar zij en haar zoontje heel erg van zijn geschrokken. [13]
Achter de BMW staat een Volkswagen Polo stil op de weg. De Golf rijdt recht op de Polo af, botst frontaal tegen de voorkant van de auto aan en blijft gas geven zodat de Polo achteruit geduwd wordt. Hierna verdwijnt de Golf in een zijstraat. [14] In de Polo blijkt [aangever 1] te zitten. Hij doet op 20 juni 2015 aangifte tegen de bestuurder van de Golf. Hij verklaart dat hij stilstond op de weg en ineens een auto op hem af zag komen rijden. [aangever 1] probeert nog achteruit te rijden, maar dat lukt niet meer. Vervolgens voelt hij een harde klap tegen de voorkant van de auto waarbij de airbags uitklapten. Aan het ongeluk heeft hij spierpijn in zijn nek en tussen zijn schouders overgehouden. [15] Verbalisant [verbalisant 3] verklaart dat hij zag dat de Golf richting de Polo rijdt. De remlichten van de Golf lichten hierbij niet op, waaruit blijkt dat de Golf niet heeft afgeremd. [16]
Getuige [getuige 1] ziet de botsing gebeuren en verklaart dat de Golf gas gaf, zijn snelheid verhoogde en met een harde knal tegen de Polo aan reed, waardoor deze achteruit werd gedrukt. [17] Ook getuige [getuige 2] ziet dat de Golf tegen het verkeer in kwam rijden en niet verder kon omdat er auto’s in de straat staan. Toch gaat de Golf door en rijdt zonder te aarzelen of te stoppen frontaal tegen de Polo aan. [18]
De bestuurder van de Golf rijdt vervolgens de Tiendkade op, keert bij de kruising plotseling zijn auto en raakt hierbij een tegemoetkomende Opel. [19] Deze Opel is van [aangever 3] , die aangifte doet tegen de bestuurder van de Golf. Hij verklaart dat hij bij de kruising stopte voor een verkeerslicht en plotseling een Golf aan zag komen die hem dicht naderde. Hij kon niet meer uitwijken en is in de berm terechtgekomen, waar hij schade aan zijn auto aan heeft overgehouden. [20]
De Golf vervolgt zijn weg over de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer, waarop hij de afrit van de A27 oprijdt. Daar moeten andere voertuigen voor hem afremmen om een aanrijding te voorkomen. [21] In één van die voertuigen zit [B] , die met zijn KIA en een aanhanger met daarop een motor op de afrit rijdt als hij een Golf hem tegemoet ziet komen rijden vanuit tegenovergestelde richting. Hij remt af en ziet geen enkele manier om uit te wijken. Uiteindelijk raakt de bestuurder van de Golf de macht over het stuur kwijt en komt tot stilstand. [B] geeft aan dat hij in angst en verbijstering in zijn auto is blijven zitten. [B] doet hiervan aangifte. [22]
De agenten weten de bestuurder van de Golf uiteindelijk klem te rijden en houden hem aan. [23] De bestuurder blijkt [verdachte] (hierna: verdachte) te zijn. [24]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverweging voor feit 1 subsidiair
Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door op de auto in te rijden waar voornoemd slachtoffer in zat.
De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat verdachte bewust op de auto van het slachtoffer is ingereden met het oogmerk om te proberen die persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met die constatering is vervolgens de vraag aan de orde of verdachte hiertoe voorwaardelijk opzet heeft gehad.
De raadsman verwijst bij pleidooi naar het zojuist onder 4.3.1 aangehaalde Porsche arrest en trekt hieruit de conclusie dat geen sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet, nu verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de frontale botsing. De rechtbank verwerpt dit verweer en is een ander oordeel toegedaan.
De rechtbank is van oordeel dat naar de aard van de gedragingen van verdachte is gebleken dat sprake is geweest van poging tot zware mishandeling van [aangever 1] . Verdachte heeft met veel te hoge snelheid in de bebouwde kom van Nieuwegein gereden, waarbij hij geen acht heeft geslagen op onder andere rode verkeerslichten, maximum snelheden en andere weggebruikers. Ook is hij in tegengestelde rijrichting gaan rijden, waar hij op een gegeven moment [aangever 1] in een smalle (éénrichtingsverkeer) straat tegenover hem aantrof, terwijl hij tegen de verplichte rijrichting inreed. Vanuit stilstaande positie, terwijl de politie hem meermalen sommeerde uit te stappen en zelfs probeerde zijn autoruiten in te slaan, heeft verdachte hard gas gegeven en is vervolgens met verhoogde snelheid frontaal op [aangever 1] ingereden. Hierbij zijn de airbags van [aangever 1] uitgeklapt. Verdachte verklaart ter zitting van 18 december 2015 dat hij koste wat het kost weg wilde vluchten van de politie. De rechtbank stelt vast dat de botsing die verdachte heeft veroorzaakt met [aangever 1] , had kunnen leiden tot fors lichamelijk letsel voor [aangever 1] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte door al hetgeen hierboven is genoemd, willens en wetens de kans heeft aanvaard dat door zijn gedraging een ongeval zou kunnen plaatsvinden waarbij [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Indien twee auto’s met snelheid frontaal tegen elkaar botsen, is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat een dusdanig ongeval zou kunnen plaatsvinden. De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging voor feit 3
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte tijdens het plegen van dit strafbare feit, in zeer geringe mate in staat is geweest in vrijheid zijn wil te bepalen en andere gedragskeuzes te maken. Dit leidt er toe dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op de bedreiging van de personen genoemd in de tenlastelegging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het feit dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar tot ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, brengt niet met zich mee dat geen sprake kan zijn geweest van (voorwaardelijk) opzet. Ook binnen een psychose kan een verdachte immers bewuste keuzes maken, zoals ook hier aan de orde was. De verdachte heeft verklaard dat hij koste wat het kost wilde wegkomen van de politie die hem achtervolgde. De rechtbank is van oordeel dat ook voor dit feit geldt dat naar de aard van de gedragingen van verdachte, te weten het met een auto (ook binnen de bebouwde kom) de maximale snelheid fors overschrijden, rode stoplichten negeren en tegen de gestelde rijrichting in rijden, waardoor hij is in- of afgereden op verschillende andere weggebruikers, met zich meebrengen dat sprake is geweest van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De betreffende weggebruikers hebben verdachte op hen af komen zien rijden met hoge snelheid en voelden zich op dat moment erg angstig. De rechtbank stelt vast dat verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat de weggebruikers zich door zijn gedragingen bedreigd hebben gevoeld. De rechtbank acht het onder feit 3 tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen voor de feiten 4 en 5
De rechtbank zal bij deze feiten volstaan met een opsomming, omdat verdachte voor deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
Feit 4
- Het toxicologisch onderzoek van het NFI van 16 juli 2015; [25]
- De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 18 december 2015. [26]
Feit 5
- De kennisgeving van inbeslagneming van 19 juni 2015; [27]
- Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 26 juni 2015; [28]
- De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 18 december 2015. [29]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
hij op 19 juni 2015 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto sterk accelererend en met hoge snelheid, althans aanmerkelijke snelheid, tegen de voorkant van de personenauto waarin die [aangever 1] zich bevond, is ingereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
ten aanzien van feit 2
hij op 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk
-een of meerdere bloembakken en een terrastafel toebehorende aan de Pizzeria [naam] en
-een personenauto, merk BMW, met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 2]
en
-een personenauto, merk Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 1] en
-een personenauto, merk Opel, met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 3] , heeft vernield.
ten aanzien van feit 3
hij op 19 juni 2015 te Nieuwegein, [aangever 2] en haar zoon (7 jaar) en [A] en [B] en [C] en [E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend:
-met een personenauto met hoge snelheid in de richting van die [aangever 2] en haar zoon, die zich in een personenauto bevonden afgereden en met onverminderde snelheid af blijven rijden en vervolgens op de personenauto waarin [aangever 2] en haar zoon zaten ingereden en
-met een personenauto met hoge snelheid in de richting van die [A] en [B] , die zich in een personenauto bevonden en [E] en [C] afgereden en met onverminderde snelheid af blijven rijden.
ten aanzien van feit 4
hij op 19 juni 2015 te Nieuwegein, als bestuurder van een voertuig, personenauto, merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , dit voertuig heeft bestuurd, onder zodanige invloed van een stof (cocaïne en diazepam en desmethyldiazepam en midazolam en hydroxymidazolam), waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijke besturen in staat moest worden geacht.
ten aanzien van feit 5
hij op 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10,79 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 subsidiair:poging tot zware mishandeling.
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 4: overtreding van artikel 8 WVW 1994.
Feit 5: handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10
lid 1 van de Opiumwet.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden voor de
bovenstaande feiten.

7.De strafbaarheid van verdachte

Omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt een psychiatrisch rapport van 19 oktober 2015 door drs. G.H. van den Bosch, psychiater en een psychologisch rapport van 15 oktober 2015 door drs. A.P. van den Burg, GZ psycholoog. Uit voornoemde onderzoeken is gebleken dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en recidiverende psychotische decompensaties door toedoen van excessief alcohol- en cocaïnegebruik. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er bij verdachte sprake van de hierboven genoemde psychopathologie.
De deskundigen adviseren om verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de bovengenoemde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt opgelegd een gevangenisstraf van 214 dagen met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en de terbeschikkingstelling met de voorwaarden zoals die zijn geformuleerd in het rapport van de reclassering van 11 december 2015. Daarnaast vordert de officier van justitie voor het bewezen verklaarde feit 4 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest zal overschrijden. Daarnaast is de verdediging van mening dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden voor deze strafbare feiten een te ingrijpend middel is. De beoogde hulpverlening en begeleiding kan ook worden uitgevoerd in het kader van een ambulante behandeling met voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, terwijl hij werd achtervolgd door de politie, geprobeerd om aan [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto frontaal op hem in te rijden. Tijdens dezelfde achtervolging heeft verdachte ook in proberen te rijden op [aangever 2] , [A] , [B] , [C] en [E] . Ook heeft verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie meerdere auto’s vernield en bloembakken en een terrastafel toebehorende aan pizzeria [naam] . Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van cocaïne. Dat er geen dodelijke dan wel ernstige slachtoffers zijn gevallen is een gelukkige omstandigheid, die niet is te danken aan verdachte en zijn handelen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 27 oktober 2015 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van voornoemde rapporten van de psychiater drs. G.H. van den Bosch en de GZ-psycholoog drs. A.P. van den Burg. Het recidiverisico van verdachte wordt ingeschat als hoog, gelet op de psychiatrische problematiek, forse schulden en problemen in de relationele sfeer. Door een gebrek aan coping vaardigheden en zijn zwakbegaafdheid is verdachte niet voldoende toegerust om dergelijke problemen het hoofd te bieden, waardoor hij zijn toevlucht zoekt in excessief alcohol- en cocaïnegebruik. De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte eigenlijk volledig ontoerekeningsvatbaar zou kunnen worden beschouwd, ware het niet dat moet worden meegewogen dat verdachte bewust de keuze heeft gemaakt om (dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde) te stoppen met het slikken van zijn antipsychotica en om cocaïne en alcohol te gaan gebruiken terwijl het gebruik van cocaïne al dan niet in combinatie met alcohol de afgelopen drie jaar regelmatig tot psychische klachten heeft geleid. Gelet op incidenten uit het verleden had verdachte moeten weten wat hiervan de consequenties konden zijn. Een behandeling bij een regulier FACT-team blijkt onvoldoende kader te bieden en buiten de kliniek kan verdachte zijn problemen niet het hoofd bieden. Steeds wanneer verdachte geïnterneerd wordt, stabiliseert hij vrij snel en blijven de problemen op afstand, totdat hij weer op zichzelf kan wonen. Een langdurige en intensieve begeleiding is daarom nodig, met daarbij een stevige stok achter de deur indien ambulante hulp niet voldoende blijkt te zijn. Het advies is dan ook om aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 19 oktober 2015, opgesteld door M. Ruiter en het maatregelrapport van 11 december 2015 opgesteld door reclasseringswerker F. Agter van GGZ Palier forensische en intensieve zorg. Hieruit volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, omdat sprake is van langdurige en hardnekkige problematiek en inadequate coping mechanismen die leiden tot excessief middelengebruik. Het advies is om aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten en de ernst van het chronische ziektebeeld van verdachte, onder invloed waarvan de feiten zijn begaan, van oordeel dat verdachte naast bestraffing een intensieve behandeling dient te ondergaan in een gestructureerd en gedwongen kader. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Ook zal de rechtbank aan verdachte de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van 5 jaar. Daarnaast zal zij de terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen, onder de voorwaarden zoals die zijn geformuleerd in het rapport van de reclassering van 11 december 2015, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.
Daarbij overweegt de rechtbank nog expliciet dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank zal onder deze omstandigheden ook bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

9.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich gesteld [K] namens Pizzeria [naam] in Nieuwegein. Hij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit 2. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 460,00 bestaande uit materiële schade. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat indien het komt tot een strafoplegging, de schadevergoeding(smaatregel) niet aan de orde is, omdat de schade door de verzekering van verdachte kan worden uitgekeerd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 460,00 bestaande uit materiële schade aan plantenbakken en de daarin behorende aarde en bloemen en de arbeidskosten om de aangebrachte schade op te ruimen en schoon te maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen tot een bedrag van € 460,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en de kosten die - tot op heden- worden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 45, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 8 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:poging tot zware mishandeling.
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 4: overtreding van artikel 8 WVW 1994.
Feit 5: handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10
lid 1 van de Opiumwet.
Strafbaarheid
- Verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- Verklaart verdachte strafbaar;
Straffen en maatregel
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 200 dagen;
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- Ontzegt verdachte ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
o Verdachte maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
o Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
o Verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
o Verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in dit kader;
o Verdachte zal medewerking verlenen aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
o Verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering;
o Verdachte conformeert zich aan een ambulante behandeling bij het forensisch FACT-team van Victas verslavingszorg, of soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven (depot-) medicatie;
o Verdachte zal niet van woonadres veranderen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
o Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van dagbesteding;
o Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
o Verdachte zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
o Verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van een daarvoor gespecialiseerde instelling, ook als dit inhoudt bewind voering;
o Verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor de reclassering;
o Verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een woonvorm, zoals beschermd/begeleid wonen en zal zich houden aan de aldaar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
o Verdachte werkt, als de reclassering dat nodig acht, mee aan een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Daarbij zal verdachte zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
o Verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
o Verdachte werkt mee aan het opstellen van een driepartijenovereenkomst tussen de reclassering, de betrokken hulpverleningsinstelling(en) en veroordeelde;
o Verdachte zal zich alleen binnen het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden begeven.
- Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Dadelijke uitvoerbaarheid

- Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [K] namens Pizzeria [naam] te Nieuwegein van een bedrag van € 460,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, te weten 19 juni 2015, tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 460,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, te weten 19 juni 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en A.G. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurde (personen)auto sterk accelererend en/of met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, tegen de (voorkant van de)(personen)auto waarin die [aangever 1] zich bevond, is ingereden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto sterk accelererend en/of met hoge snelheid, althans aanmerkelijke snelheid, tegen de (voorkant van de) (personen)auto waarin die [aangever 1] zich bevond, is ingereden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk
-een of meerdere bloembakken en/of een terrastafel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Pizzeria [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een personenauto, merk BMW, met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 2]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of -een personenauto, merk Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een personenauto, merk Opel, met kenteken [kenteken] , toebehorende [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield/ beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [aangever 2] en/of haar zoon (7 jaar) en/of [A] en/of [B] en/of [C] en/of [E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend:
-met een (personen)auto met hoge snelheid in de richting van die [aangever 2] en/of haar zoon, die zich in een personenauto bevonden afgereden en/of met onverminderde snelheid af blijven rijden en/of (vervolgens) op de personenauto waarin [aangever 2] en haar zoon zaten ingereden en/of
-met een (personen)auto met hoge snelheid in de richting van die [A] en/of [B] , die zich in een personenauto bevond(en) en/of [E] en/of [C] afgereden en/of met onverminderde snelheid af blijven rijden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, onder zodanige invloed van een stof (cocaïne en/of diazepam en/of desmethyldiazepam en/of midazolam en/of hydroxymidazolam), waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijke besturen in staat moest worden geacht;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
5.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10,79 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Hoge Raad 15 oktober 1996, LJN ZD0139 (Porsche arrest)
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015189721 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 5.
4.Proces-verbaal van aangifte [A] d.d. 15 augustus 2015, p. 194-195.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 5.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 juli 2015, p. 167-168.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 5.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 juli 2015, p. 165.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 juli 2015, p. 162.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 6.
11.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 20 juni 2015, p. 35-36.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 6.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juni 2015, p. 32-33.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 6.
15.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 20 juni 2015, p. 38-39.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2015, p. 12.
17.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 20 juni 2015, p. 43-44.
18.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 19 juni 2015, p. 41-42.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2015, p. 7.
20.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2015, p. 121-122.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 7.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2015, p. 152-153.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2015, p. 8.
24.Proces-verbaal aanhouding d.d. 19 juni 2015, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 45.
25.Toxicologisch onderzoek NFI d.d. 16 juli 2015, opgemaakt door dr. [naam] , apotheker-toxicoloog, p. 178.
26.Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 18 december 2015.
27.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 juni 2015, p. 54.
28.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 26 juni 2015, p. 170.
29.Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 18 december 2015.