Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
handelskamer
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de akte uitlaten productie in reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
in conventieom de vraag of DB Schenker jegens Nivoba gehouden is tot vergoeding van schade die Nivoba stelt te hebben geleden als gevolg van vertraging in de aflevering onder de overeenkomst tot vervoer per spoor van de indamper van Veendam naar Rhzevka, Rusland.
In reconventiebetreft het de vordering van DB Schenker tot betaling van de voor dat vervoer verschuldigde vrachtprijs.
“de internationale verdragen CIM en SMGS”(antwoord/eis, 12, 14; dupliek/repliek, 2). Er is sprake van twee vervoerovereenkomsten die elk onder een ander rechtsregime vallen, aldus DB Schenker. De eerste betreft blijkens het afgegeven CIM-document het traject Veendam-Malaszewicze, Polen. Daarop is het CIM van toepassing. De tweede vervoerovereenkomst ziet op het traject Malaszewicze, Polen, tot de eindbestemming in Rusland, waarop het SMGS van toepassing is nu zowel Polen en Rusland bij dat verdrag partij zijn (antwoord/eis, 15, 16; dupliek/repliek, 2 t/m 5).
“we”vanaf daar in verband met de andere wetgeving vanaf daar verder rijden met een SMGS-vrachtbrief, waarop
“alle details voor douane-ontvanger en eind-ontvanger”worden vermeld en dat
“onze collega’s in Malaszewicze”daar zorg voor dragen. Mede gelet op de stelling van DB Schenker dat
“het tweetal vervoersovereenkomsten”is
“ingekaderd in één vervoer”(dupliek/repliek, 2), betekent een en ander echter niet dat tussen Nivoba en DB Schenker sprake is van twee vervoerovereenkomsten, die elk op hun eigen juridische merites moeten worden beoordeeld. In het licht van vermelde omstandigheden betreft het hier slechts de uitvoering van de overeenkomst waarbij DB Schenker zich jegens Nivoba heeft verplicht om de indamper per spoor van Veendam naar Rhzevka, Rusland, te vervoeren.
“Voor zover daar niet van afgeweken [is,] is de Vervoerder dan wel Ondervervoerder aansprakelijk volgens de bepalingen in CIM dan wel Titel 8.18.”). Daaruit kan bezwaarlijk anders worden afgeleid dan dat Nivoba die algemene voorwaarden heeft aanvaard. Bijgevolg neemt de rechtbank als vaststaand aan dat die algemene voorwaarden van DB Schenker op de vervoersovereenkomst tussen haar en Nivoba van toepassing zijn.
“[t]enzij CIM een ander rechtstelsel van toepassing verklaart”.Dat laatstbedoelde situatie zich voordoet, is gesteld noch gebleken (zie 4.5.3.). De slotsom is dan dat op de overeenkomst van spoorvervoer Nederlands recht van toepassing is, meer in het bijzonder Titel 8:18 BW.
“het bezit van de goederen bepaalt wie mag vorderen, zodat er geen cumulatief stelsel maar een distributiestelsel bestaat”en dat het vorderingsrecht van Nivoba
“op[houdt]”op het moment dat het recht om te vorderen overgaat op de geadresseerde ZAO (antwoord/eis, 34), betekent dit dat Nivoba op het moment dat zij de vordering bij dagvaarding van 8 september 2014 aanhangig maakte, daartoe niet bevoegd was (antwoord/eis, 24, 27, 28; repliek/dupliek, 28), aldus steeds DB Schenker.
“ook op grond van de Nederlandse wetgeving niet ontvankelijk (artikel 8:1590 BW)”is, dat ook indien wordt uitgegaan
“van de slotplaats in Rusland”ZAO haar rechten uit de vervoersovereenkomst niet heeft doen gelden in overeenstemming met de betreffende bepalingen van het CIM, en voorts dat ook Titel 8:18 BW op de overeenkomst van toepassing is (antwoord/eis, 24; 27; dupliek/repliek, 2). Mede omdat beide regelingen ter zake van de vervoersovereenkomst onder bezwarende titel van dwingend recht zijn (artikel 5 CIM, artikel 8:1553 BW), ziet de rechtbank in de omstandigheid dat partijen in hun stellingen op een enkele uitzondering na verwijzen naar het CIM geen aanleiding om hen gelegenheid te bieden hun stellingen aan te passen aan het Nederlandse recht.
Date of arrival 12-09-2014”(dagvaarding, productie 11; de rechtbank leest: 12-09-2013). DB Schenker heeft bij gebrek aan bekendheid en enige vorm van bewijs betwist dat aflevering op die dag heeft plaatsgehad (antwoord/eis, 28). Vast staat dat DB Schenker zich jegens Nivoba heeft verbonden om het vervoer over het gehele traject Veendam-Rhzevka uit te voeren. Dat impliceert dat DB Schenker als contractueel vervoerder aansprakelijk is voor het gehele vervoertraject tot aan de aflevering, ook voor eventuele ondervervoerders aan wie het vervoer op een deel van het traject (bijvoorbeeld op het traject Malaszewicze-Rhzevka) is toevertrouwd. Mede gezien haar bevestiging per mail van 12 september 2013 dat de indamper die ochtend op het station Schebekino (nabij Rhzevka) is aangekomen (zie 2.1.11), ligt het dan op de weg van DB Schenker om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat aflevering van de indamper aan ZAO op een andere datum dan 12 september 2013 heeft plaatsgevonden. Dit geldt in gelijke mate voor de overhandiging van de vrachtbrief aan de geadresseerde. Nu DB Schenker dergelijke feiten en omstandigheden niet heeft aangevoerd, ook niet nadat Nivoba in reactie op het verweer van DB Schenker heeft betoogd dat zij haar stelling dat aflevering op 12 september 2013 heeft plaatsgevonden, heeft gebaseerd op informatie die zij van DB Schenker heeft verkregen (repliek/antwoord, 54), passeert de rechtbank dit verweer van DB Schenker en neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de indamper op 12 september 2013 aan de geadresseerde ZAO is afgeleverd.
“Zij kunnen het nimmer allebei.”(MvT, Kamerstukken II, 30 365, nr. 3, p. 15). Dit spoort met artikel 44 CIM. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van dat artikel blijkt dat in het CIM bewust is vastgehouden aan dit stelsel, dat al was opgenomen in artikel 54 CIM 1980, de voorganger van het CIM. Het
“Explanatory Report”(
Central Office Report on the Revision of the Convention concerning International Carriage by Rail (COTIF) of 9 May 1980 and Explanatory Reports on the texts adopted by the Fifth General Assembly, van de Intergovernmental Organisation for International Carriage by Rail [OTIF] van 1 januari 2011, p. 137) vermeldt in dit verband bij artikel 44 CIM:
”(…), this article has been reincluded from Article 54 of the CIM Uniform Rules 1980. The Revision Committee has refused to withdraw this article in accordance with the CMR system, according to which the right to institute legal proceedings depends on the existence of a substantive right. Article 44, (…), has the advantage of legal clarity and guarantees that the right to bring action belongs to the person who has the right of disposal of the goods. The right of the consignor or of the consignee to bring an action is exclusive and alternative, i.e. it only belongs to one or the other. Legal succession or the assignment of debts is regulated by the national law (…).”Niet is gesteld, noch is gebleken dat het vorderingsrecht van ZAO onder de vervoerovereenkomst op enigerlei wijze op Nivoba is overgegaan. Het verweer van DB Schenker treft derhalve doel.
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
894,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00