Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 augustus 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2015.
2.De feiten
- Op 2 april 2013 een voorschot van € 10.437,33 betreffende het 1e en 2e kwartaal 2013
- op 12 juli 2013 een voorschot van € 7.450,00 betreffende het 3e kwartaal 2013
- op 3 oktober 2013 een voorschot van € 7.000,00 betreffende het 4e kwartaal 2013
- op 29 januari 2014 een voorschot van € 7.000,00 betreffende het 1e kwartaal 2014
- op 4 april 2014 een voorschot van € 7.000,00 betreffende het 2e kwartaal 2014
3.Het geschil
in conventie
- voor recht verklaart dat Kodiak een (regres)vordering heeft op [gedaagde] ter hoogte van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- voor recht verklaart dat sprake is van een geldleningsovereenkomst tussen Kodiak en [gedaagde], op grond waarvan Kodiak aan [gedaagde] een bedrag van € 300.000,- heeft uitgeleend
- [gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- voor recht verklaart dat sprake is van zaakwaarneming, waarbij Kodiak als zaakwaarnemer is opgetreden voor [gedaagde] en op grond daarvan recht heeft op schadevergoeding en een vergoeding voor haar verplichtingen
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- voor recht verklaart dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Kodiak voor een bedrag van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 300.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2014 tot de dag van algehele voldoening
- [A] en haar echtgenoot in 1998 een algehele volmacht aan [C] hebben verstrekt op grond waarvan hij bevoegd was tot het kopen van onroerend goed, tot het opnemen van geldleningen en tot het vestigen van hypotheekrechten tot zekerheid van de voldoening van die leningen
- deze volmacht zich ook heeft uitgestrekt tot voornoemde handelingen namens Kodiak zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de ava, aangezien [A] en haar echtgenoot sinds 1997 de enige bestuurders en aandeelhouders zijn; dat dit ook de bedoeling van [A] en haar echtgenoot is geweest blijkt uit de aankoop van onroerend goed ten behoeve van Kodiak door [C] in 2000, 2003 en 2009
- [D] op 3 maart 2013 namens Kodiak aan de huurder van het pand heeft bericht dat het pand begin 2013 ‘intern’ aan Kodiak is verkocht, dat de huurder met ingang van maart 2013 de huurnota’s van Kodiak zou ontvangen en dat de huurder de huur voortaan diende over te maken naar een bankrekening van Kodiak
- de inhoud van de op 22 maart 2014 tussen [gedaagde] en [A] gewisselde e-mails (zie 2.13 en 2.14), waarbij opvalt dat [A] in haar reactie de door [gedaagde] genoemde verkoop van het pand aan Kodiak niet ontkent en impliciet bevestigt dat ABN AMRO een verzoek van Kodiak voor financiering van het pand in behandeling had
- Kodiak van begin 2013 tot en met het derde kwartaal 2014 de huurpenningen voor het pand heeft geïncasseerd
- in de jaarrekening 2012 van Kodiak de betaling van € 300.000,- is verwerkt bij de post overlopende activa en Kodiak deze boeking bij conclusie van antwoord heeft toegelicht als een aanbetaling op de koopsom van het pand
- [A] eind 2014 ABN AMRO heeft verzocht een financiering voor het pand ter hoogte van € 385.000,- te verstrekken.
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)