ECLI:NL:RBMNE:2015:9033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
C/16/379645 / KL ZA 14-386
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in civiele procedure met betrekking tot verbod op uitingen op social media

Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een herstelvonnis uitgesproken in een civiele procedure. Dit vonnis volgde op een eerder vonnis van 4 december 2015, waarin een verbod was opgelegd aan gedaagden om bepaalde uitingen op social media te herhalen. De voorzieningenrechter constateerde dat er een vergissing was gemaakt in het dictum van het eerdere vonnis, waar gedaagden ten onrechte waren veroordeeld om de uitingen te herhalen in plaats van te verbieden deze te herhalen. De advocaat van de eisers had op 4 december 2015 een faxbericht gestuurd waarin werd aangegeven dat het vonnis verbetering behoeft. De voorzieningenrechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren, maar de gedaagden gaven aan niet akkoord te kunnen gaan met de rectificatie omdat zij het verzoek niet hadden ontvangen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagden voldoende op de hoogte waren van de verzoeken tot verbetering en dat er sprake was van een kennelijke fout die ambtshalve kon worden hersteld.

In het herstelvonnis werd bepaald dat het eerdere dictum moest worden gewijzigd, zodat het verbod op de uitingen nu correct werd geformuleerd. De voorzieningenrechter heeft de gedaagden verboden om de uitingen die zij op social media hebben gedaan, te herhalen voor de duur van een jaar. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken op 7 december 2015 door mr. R.J. Verschoof.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/379645 / KL ZA 14-386
Herstelvonnis van 7 december 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [eiseres sub 1]

2 J.M. VAN RAAIJEN,

in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1] B.V.en
[bedrijf 2] B.V.,
kantoorhoudende te Almere,
hierna te noemen: curator
eisers,
advocaten mr. T.A. Opbroek-Booij en mr. B.M. König te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
advocaat mr. N.A. de Leeuw te Alphen aan de Rijn,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] .,
advocaat mr. I.N.E.M. van Dongen te Alphen aan de Rijn,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIA ADVIESBUREAU B.V.,
statutair gevestigd te Mijdrecht, kantoorhoudende te Almere,
gedaagde,
hierna te noemen: [tijdschrift] ,
advocaat mr. N.A. de Leeuw te Alphen aan de Rijn,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 4] ,
advocaten mr. D.R. Corbeek en mr. G. Oudshoorn te Arnhem,

5.[gedaagde sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 5] ,
advocaat mr. M.M.S. van den Berg te Amsterdam,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 6] ,
advocaten mr. D.R. Corbeek en mr. G. Oudshoorn te Arnhem,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde sub 7] ,
advocaten mr. D.R. Corbeek en mr. G. Oudshoorn te Arnhem.
Partijen gezamenlijk zullen hierna [eisers c.s.] en gedaagden genoemd worden.

1.Ambtshalve verbetering

1.1.
Bij faxbericht van 4 december 2015 heeft advocaat van eisers aan de voorzieningenrechter medegedeeld dat het op 4 december 2015 in deze zaak gewezen vonnis verbetering behoeft, in die zin dat de in het dictum onder 5.2 genoemde veroordeling dient te worden gewijzigd in een verbod. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter ambtshalve geconstateerd dat de in r.o. 4.15 genoemde termijn per abuis niet in het dictum onder 5.2 is opgenomen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over het voorgaande uit te laten. De advocaat van gedaagde sub 1 en sub 3 heeft zich op het standpunt gesteld dat niet akkoord kan worden gegaan met rectificatie van beide punten, omdat het verzoek tot rectificatie door hem niet is ontvangen. De advocaten van de overige partijen hebben niet (tijdig) gereageerd.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter zal het verweer van gedaagden sub 1 en sub 3 passeren. Gedaagden zijn namelijk in de gelegenheid gesteld te reageren, waarbij het voor gedaagden kenbaar was op welke punten werd verzocht om verbetering van het vonnis. Daarnaast blijkt uit het faxbericht van 4 december 2015 dat de rechtbank heeft ontvangen van de advocaat van eisers dat het verzoek in kopie naar gedaagden is verstuurd. Tot slot is sprake van een kennelijke fout, die zich (ook) leent voor ambtshalve herstel.
2.2.
In het lichaam van het vonnis is namelijk overwogen dat het gevorderde verbod om de uitingen zoals [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] die heeft gedaan op social media, waaronder de website van [tijdschrift] en/of de Facebook- en/of de LinkedInpagina van [gedaagde sub 1] , althans uitingen met dezelfde strekking, te herhalen of te laten herhalen voor de duur van een jaar wordt toegewezen. In het dictum zijn [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] evenwel per abuis veroordeeld om voormelde uitingen juist te herhalen. Het is, gelet op hetgeen in het lichaam van het vonnis is overwogen, voor partijen en derden direct duidelijk dat van een vergissing sprake is. Derhalve zal de fout worden hersteld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat de beslissing onder 5.2 van de voorzieningenrechter in het op 4 december 2015 tussen [eiseres sub 1] c.s en [gedaagden c.s.] gewezen vonnis als volgt dient te worden gewijzigd:
“5.2. verbiedt [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] voor de duur van een jaar vanaf heden om de uitingen zoals hij/zij die heeft gedaan op social media, waaronder de website van [tijdschrift] en/of de Facebook- en/of de LinkedInpagina van [gedaagde sub 1] , althans uitingen met dezelfde strekking, te herhalen of te laten herhalen”,
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 7 december 2015 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 4 december 2015,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 4 december 2015 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2015.