Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.Ten aanzien van de benadeelde partijen
6.Beslissing
vrij.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de verdachte terecht voor valsheid in geschrift. De tenlastelegging betrof het valselijk opmaken van een factuur in de periode van 1 november 2007 tot en met 10 december 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.F.J. Smeets, heeft tijdens de zittingen op 2 en 4 november 2015 zijn onschuld betoogd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging, evenals de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat deze overschrijding geen gevolgen had voor de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank heeft vervolgens het bewijs beoordeeld. De officier van justitie stelde dat de factuur valselijk was opgemaakt, omdat het bedrag niet strekte tot betaling voor het concept of merk, maar in werkelijkheid een managementvergoeding betrof. De verdediging betwistte deze claim en stelde dat de factuur legitiem was, met bewijs van de levering van het concept/merk. Na beoordeling van de verklaringen en het dossier kwam de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van 89 benadeelde partijen beoordeeld en deze kennelijk niet ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband bestond tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft bepaald dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden ingediend. De uitspraak werd gedaan op 27 november 2015.