ECLI:NL:RBMNE:2015:8760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
4233768 UC EXPL 15-9562
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contributie en factuur door coöperatie aan voormalig lid met betrekking tot afroepovereenkomst en bonus

In deze zaak vorderden de Coöperatie Marketing Centrum Banketbakkerij U.A. (MCB) en de fabrikant van verpakkingen, [eiser sub 2], betaling van een voormalig lid, [gedaagde], ter zake van openstaande contributie en een factuur. De procedure volgde op een geschil over de beëindiging van het lidmaatschap van [gedaagde] en de verplichtingen die daaruit voortvloeiden. MCB stelde dat [gedaagde] in verzuim was met zijn betalingsverplichtingen, terwijl [gedaagde] aanvoerde dat hij onterecht was uitgesloten van de coöperatie en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om verpakkingsmateriaal af te nemen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet was nagekomen en dat MCB gerechtigd was om de openstaande bedragen te vorderen. De rechter wees de vorderingen van MCB toe en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van € 9.286,43, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd de tegenvordering van [gedaagde] tot betaling van een niet uitgekeerde bonus afgewezen, omdat deze was verrekend met de vorderingen van MCB.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4233768 UC EXPL 15-9562 JvdB/866
Vonnis van 9 december 2015
inzake
1. de coöperatie
Coöperatie Marketing Centrum Banketbakkerij U.A.,
gevestigd te Culemborg,
verder ook te noemen MCB,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Hettema & Van Bambost Juristen,
en
2. de besloten vennootschap
[eiser sub 2] ,
verder ook te noemen [eiser sub 2] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Hettema & Van Bambost Juristen,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [naam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MCB is een coöperatie van zelfstandig gevestigde banketbakkersbedrijven. [gedaagde] was in 2014 (en de jaren daarvoor) lid van MCB. Voor het innen van contributie voor zijn lidmaatschap had [gedaagde] MCB gemachtigd tot automatische incasso.
2.2.
[eiser sub 2] is een fabrikant van verpakkingen.
2.3.
MCB heeft op basis van het geregistreerde woord- en beeldmerk Heerlijk & Heerlijk een aantal verpakkingslijnen en verpakkingsuitingen ontwikkeld voor de bij haar aangesloten leden. Op grond van een met MCB gesloten licentieovereenkomst is het [eiser sub 2] toegestaan verpakkingen te produceren met het woord- en beeldmerk Heerlijk & Heerlijk en deze verpakkingen exclusief te leveren aan de leden van MCB.
2.4.
[eiser sub 2] en [gedaagde] hebben op enig moment met elkaar een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] verpakkingen, zoals gebaksdozen en tassen met het woord- en beeldmerk Heerlijk & Heerlijk, van [eiser sub 2] heeft gekocht.
2.5.
In 2002 hebben [eiser sub 2] , [gedaagde] en MCB een (schriftelijke) afroepovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten waarin [eiser sub 2] is aangeduid als verkoper, [gedaagde] als koper en MCB als incasseerder (hierna: de afroepovereenkomst). In de afroepovereenkomst is het volgende bepaald:
“[…] 1.De basis van deze overeenkomst is een overeenkomst van koop en verkoop waarvan de levering in gedeelten (op afroep) plaatsvindt en waarbij facturering telkens bij aflevering geschiedt.
2.Incasseerder zal namens verkoper al hetgeen verkoper aan koper factureert, incasseren. […]
7. Koper verplicht zich de op afroep gekochte artikelen telkens binnen 12 maanden af te nemen. Na deze periode van 12 maanden worden de goederen aan de koper gefactureerd. Mocht het noodzakelijk zijn dat de goederen langer dan 12 maanden bij ons op voorraad gehouden moeten worden, dan brengen wij de koper de dan geldende opslagkosten in rekening. De maximale voorraadperiode is na deze 12 maanden nog eens 12 maanden. Na totaal 24 maanden worden de goederen altijd naar de koper verzonden, of op diens rekening vernietigd.
[…]
11. Vanaf het moment dat koper in verzuim is ter zake van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot betaling van deze leveringen, is verkoper gerechtigd om alle voor koper in voorraad staande en in bestelling zijnde goederen in rekening te brengen, welke geïncasseerd zullen worden door incasseerder.
[…]
17. Indien koper de zakelijke relatie met verkoper wenst te beëindigen c.q. te verbreken om welke reden dan ook, dan verplicht koper zich alle, nog op voorraad staande en/of in bestelling zijnde artikelen onmiddellijk in één keer af te nemen en te betalen binnen 10 dagen na factuurdatum. […]
2.6.
Afhankelijk van het resultaat van de coöperatie hebben de leden van MCB recht op een bonus. Over 2013 heeft [gedaagde] recht op een bonus van € 3.500.
2.7.
MCB houdt met haar leden zogenoemde groepsvergaderingen. Op deze vergaderingen bespreken de leden van MCB allerlei onderwerpen, variërend van cijfers/resultaten tot personeelsproblemen. [gedaagde] bezocht deze groepsvergaderingen altijd samen met zijn werknemer/rechterhand mevrouw [A] (hierna: [A] ). Op 22 januari 2014 heeft een groepsvergadering plaatsgevonden in Den Haag. Ten opzichte van de voor die datum gehouden vergaderingen was de samenstelling van de groep veranderd als gevolg van de toetreding van nieuwe leden. Op enig moment heeft de voorzitter van de vergadering meegedeeld dat het bestuur zich met de nieuwe leden wilde beraden over de aanwezigheid van [A] bij de vergadering. Na beraad heeft het bestuur van MCB besloten dat [A] de groepsvergadering moest verlaten omdat werknemers op grond van een intern reglement niet bij de groepsvergaderingen aanwezig mogen zijn.
2.8.
In een brief van 23 januari 2014 aan MCB hebben [gedaagde] en [A] hun boosheid en verbazing geuit over het besluit tot verwijdering van [A] uit de groepsvergadering. Ook staat in deze brief:
“[…] Bij deze schorten wij met onmiddellijke ingang alle verenigingsactiviteiten op. We geven jullie vier weken de tijd om met een oplossing te komen en anders wordt het een definitieve opzegging.[…]”
2.9.
Op of omstreeks 23 januari 2014 heeft [gedaagde] de contributie over januari, die hij eerder die maand door middel van automatische incasso aan MCB had betaald, op zijn bankrekening laten terugstorten. Ook heeft hij toen de aan MCB verstrekte machtiging tot automatische incasso ingetrokken.
2.10.
Eind januari 2014 heeft MCB [gedaagde] uitgesloten van alle activiteiten en diensten van de coöperatie en [gedaagde] verwijderd van de website van MCB, in verband met het laten terugstorten door [gedaagde] van de contributie en de intrekking van de machtiging tot automatische incasso.
2.11.
Door middel van een factuur, gedateerd 4 februari 2014, heeft MCB de contributie over februari aan [gedaagde] in rekening gebracht (vervaldatum 14 februari 2014). [gedaagde] heeft deze contributie niet betaald.
2.12.
In een brief van MCB aan [gedaagde] van 4 maart 2014 staat het volgende:
“[…] Het Bestuur ontving uw brief van 23 januari 2014, waarin u het lidmaatschap van de coöperatie opzegt. […] Op grond van de statuten kan het lidmaatschap alleen tegen het einde van een kalenderjaar worden opgezegd. Daarbij dient een opzegtermijn van tenminste drie maanden in acht te worden genomen. Uw lidmaatschap kan daarom formeel niet eerder dan op 31 december 2014 eindigen.
De coöperatie zit echter niet op een juridische procedure met alle kosten en moeite te wachten en wij nemen aan u ook niet. Het Bestuur stelt u daarom het volgende voor:
  • lidmaatschap met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen eindigt per 1 maart 2014;
  • U neemt al het verpakkingsmateriaal met uw naam dat nog bij [eiser sub 2] op voorraad staat voor 31 december 2014 af tegen een korting van 20%;
  • U mag dit verpakkingsmateriaal nog tot 1 maart 2015 gebruiken;
  • Na uitvoering van deze afspraken verlenen u in de coöperatie elkaar over en weer finale kwijting.
[…]”
2.13.
[gedaagde] heeft dit voorstel van MCB niet aanvaard. Op 10 maart 2014 heeft [gedaagde] per e-mail aan MCB het volgende tegenvoorstel gedaan:
“[…] Het lidmaatschap zeggen wij in onderling overleg op per 1 januari 2014. Met in acht neming van de door ons nog te ontvangen bonus op de verpakking en de tegoeden die in de vereniging zijn opgebouwd. Wij zullen ook geen verpakking meer afnemen. […]”
2.14.
MCB heeft dit tegenvoorstel van [gedaagde] niet aanvaard.
2.15.
Door middel van een factuur, gedateerd 10 april 2014, heeft MCB de contributie over maart 2014 aan [gedaagde] in rekening gebracht (vervaldatum 24 april 2014). [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.
2.16.
In een brief van MCB aan [gedaagde] van 23 april 2014 staat het volgende:
“[…] Op grond van de met u gesloten afroepovereenkomst bent u verplicht alle door u gekochte verpakkingsmaterialen af te nemen en te betalen. Uit uw mails blijkt duidelijk dat u daartoe niet (langer) bereid bent.
Indien en voor zover u op grond daarvan niet nu al in verzuim bent verzoeken en voor zover nodig sommeren wij u binnen zeven dagen na heden schriftelijk onvoorwaardelijk te verklaren dat u alle gekochte materialen tijdig zult afnemen en de daarop betrekking hebbende facturen stipt op tijd zult voldoen.
Als wij deze verklaring niet (tijdig) van u ontvangen stellen wij u hierbij reeds nu voor alsdan in gebreke en wordt de gehele koopsom ineens opeisbaar. […]”
2.17.
Bij brief van 24 april 2014 heeft MCB [gedaagde] aangemaand tot betaling binnen vijf dagen van de contributie over januari tot en met maart 2014 en van een factuur van [eiser sub 2] ter hoogte van € 69,41. [gedaagde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.
2.18.
Op 29 april 2014 heeft [eiser sub 2] alle door haar voor [gedaagde] in voorraad staande verpakkingen aan [gedaagde] in rekening gebracht (hierna: de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014). Op deze factuur, ter hoogte van € 13.598,63, is als vervaldatum 13 mei 2014 vermeld. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.
2.19.
Eind juli 2014 heeft [gedaagde] drie bestellingen voor verpakkingen bij [eiser sub 2] geplaatst. Deze verpakkingen zijn door [eiser sub 2] aan [gedaagde] geleverd en gefactureerd. [gedaagde] heeft de laatste van deze drie facturen van [eiser sub 2] , ter hoogte van in totaal
€ 3.245,32, op 21 augustus 2014 aan [eiser sub 2] betaald.
2.20.
Bij brief van 30 september 2014 heeft MCB het volgende voorstel aan [gedaagde] gedaan:
“[…] 1. U betaalt binnen 14 dagen de volledige contributie voor dit jaar;
2. U stuurt binnen 14 dagen een fotokopie van de jaarrekening over 2013 per post of per e-mail aan de heer [B] , zodat aan de hand daarvan de definitieve contributie over 2013 kan worden vastgesteld. Een eventueel bij te betalen bedrag voldoet u binnen 14 dagen na mededeling daarvan; een terug te betalen bedrag wordt aan u uitbetaald na ontvangst van de contributie over dit jaar;
3. Na ontvangst van de contributie kunt u tot het einde van dit jaar alleen, dus zonder andere werknemers, deelnemen aan vergaderingen van werkgroepen en ontvangt u nieuwe inlogcodes;
4. U kunt tot eind 2015 gebruik maken van het verpakkingsmateriaal van Heerlijk & Heerlijk en ontvangt het promotiepakket van 2015;
5. U dient voor eind 2015 al het verpakkingsmateriaal van [eiser sub 2] af te nemen en te betalen. Materiaal dat eind 2015 nog niet is afgenomen dient ineens te worden afgenomen en betaald, tenzij u rechtstreeks met [eiser sub 2] een andere regeling treft;
6. De bonus wordt verdiend met afname van verpakkingsmateriaal. De bonus over 2013 bedraagt ongeveer
€ 3.500,--. Telkens de helft van de facturen voor het door u nog af te nemen verpakkingsmateriaal zal worden verrekend met deze bonus totdat deze volledig is voldaan. Hetzelfde zal volgend jaar gebeuren met de bonus over dit jaar (2014). […]”
2.21.
[gedaagde] heeft dit voorstel niet aanvaard.
2.22.
MCB heeft aan [eiser sub 2] € 10.353,31 betaald ter zake van de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014. Dit bedrag is het verschil tussen het factuurbedrag en het bedrag van
€ 3.245,32 dat [eiser sub 2] in augustus 2014 van [gedaagde] heeft ontvangen.

3.Het geschil

in conventie:

3.1.
MCB en [eiser sub 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan MCB te voldoen:
ter zake van de aan MCB verschuldigde contributie:
€ 1.650,04 (bestaande uit € 1.326 aan hoofdsom, € 125,14 aan wettelijke handelsrente tot en met 28 mei 2015 en € 198,90 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 29 mei 2015 tot de voldoening,
ter zake van de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014:
€ 15.620,18 (bestaande uit € 13.598,63 aan hoofdsom, € 1.110,56 aan wettelijke handelsrente tot en met 28 mei 2015 en € 910,99 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 29 mei 2015 tot de voldoening,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan de vorderingen die verband houden met de contributie legt MCB ten grondslag dat [gedaagde] jegens MCB toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van contributie op grond van zijn lidmaatschap over de maanden januari tot en met maart 2014. Aan de vorderingen die verband houden met de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014 legt MCB ten grondslag dat [gedaagde] jegens MCB toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting op grond van artikel 17 en/of artikel 11 van de afroepovereenkomst. MCB maakt aanspraak op de buitengerechtelijke kosten nu MCB de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen, met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van MCB in de proceskosten. Met betrekking tot de contributie stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat MCB hem vanaf 23 januari 2014 onrechtmatig en onredelijk heeft uitgesloten van alle activiteiten en middelen van de coöperatie, zoals actiemateriaal en folders. Ten aanzien van de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014 voert [gedaagde] aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om het verpakkingsmateriaal af te nemen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie:
3.5.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter MCB veroordeelt tot betaling van de niet uitgekeerde bonus over 2013 ter hoogte van € 3.500 en tot vergoeding van zijn proceskosten.
3.6.
MCB voert verweer tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Daaraan legt MCB ten grondslag dat zij haar schuld aan [gedaagde] ter zake van de nog niet uitgekeerde bonus over 2013 verrekent met haar vordering op [gedaagde] .
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie:

4.1.
MCB en [gedaagde] zijn het erover eens dat de brief van [gedaagde] aan MCB van
23 januari 2014 (zie 2.8) moet worden beschouwd als een opzeggingsbrief en dat het lidmaatschap van [gedaagde] is geëindigd met ingang van 1 januari 2015. MCB vordert ter zake van de contributie over de eerste drie maanden van 2014 veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.326.
4.2.
Het betoog van [gedaagde] dat hij deze contributie niet verschuldigd is omdat MCB hem vanaf eind januari 2014 onrechtmatig heeft uitgesloten van alle activiteiten en middelen van de coöperatie, slaagt niet. Kort voordat hij van alle activiteiten en middelen werd uitgesloten heeft [gedaagde] de door hem via automatische incasso betaalde contributie over januari laten terugstorten en heeft hij de aan MCB verstrekte machtiging tot automatische incasso voor de contributie ingetrokken. Naar aanleiding van de verklaring ter zitting van MCB dat het haar in verband hiermee op grond van een intern reglement is toegestaan om leden uit te sluiten van activiteiten en middelen van de coöperatie heeft [gedaagde] verklaard: “als het zo geregeld is, dan zal het wel gelden”. Dit kan niet worden beschouwd als een (gemotiveerde) betwisting van de bevoegdheid van MCB tot uitsluiting in gevallen als deze, zodat de kantonrechter er van uitgaat dat MCB daartoe bevoegd is.
4.3.
Ook het standpunt van [gedaagde] dat het onredelijk is dat MCB betaling vordert van de contributie omdat hij, als gevolg van de uitsluiting, geen enkel profijt heeft gehad van zijn lidmaatschap, slaagt niet. Door toe te treden tot de coöperatie heeft [gedaagde] de interne regels van MCB, waaronder het hiervoor genoemde reglement, aanvaard. Daarnaast heeft [gedaagde] ter zitting in verband hiermee zelf verklaard “als je niet betaalt, hoor je niets te krijgen”. Tenslotte is in dit verband van belang dat [gedaagde] als gevolg van de opzegging in beginsel contributie verschuldigd is over heel 2014 maar dat MCB alleen over de maanden januari tot en met maart 2014 contributie aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht.
4.4.
Met betrekking tot de vordering tot betaling aan MCB van € 13.598,63 ter zake van de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014 overweegt de kantonrechter als volgt.
4.5.
Artikel 17 van de afroepovereenkomst geeft [eiser sub 2] de bevoegdheid om alle bij haar voor [gedaagde] op voorraad staande verpakkingen in één keer aan te bieden en aan [gedaagde] te factureren, indien [gedaagde] de zakelijke relatie met [eiser sub 2] wenst te beëindigen. MCB heeft uit de e-mail van [gedaagde] van 10 maart 2014 afgeleid dat [gedaagde] de zakelijke relatie met [eiser sub 2] wilde beëindigen. Om vast te stellen of dat inderdaad de bedoeling van [gedaagde] was heeft MCB hem bij brief van 23 april 2014 gesommeerd om uiterlijk op 30 april 2014 schriftelijk te verklaren dat hij alle van [eiser sub 2] gekochte materialen tijdig zal afnemen en de daarop betrekking hebbende facturen zal betalen (zie 2.16). [gedaagde] heeft deze brief ontvangen maar heeft er niet op gereageerd, met als gevolg dat MCB en, zo blijkt uit de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014, er gerechtvaardigd vanuit zijn gegaan dat [gedaagde] inderdaad de zakelijke relatie met [eiser sub 2] wilde beëindigen. Dit brengt mee dat [eiser sub 2] bevoegd was om alle bij haar op voorraad staande door [gedaagde] gekochte verpakkingen in één keer aan te bieden en aan [gedaagde] in rekening te brengen. Dat [eiser sub 2] haar hierop betrekking hebbende factuur een dag voor het einde van de sommatietermijn (30 april 2014) aan [gedaagde] heeft gestuurd doet aan het voorgaande niet af, aangezien de betalingstermijn van de factuur pas op 13 mei 2014 is verlopen.
4.6.
Het door [gedaagde] bij conclusie van antwoord aangevoerde verweer dat hij de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014 niet hoeft te betalen omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om het verpakkingsmateriaal af te nemen, slaagt niet. Ter zitting heeft [gedaagde] namelijk verklaard dat hij wel in de gelegenheid was om de verpakkingen af te nemen, maar dat hij dat niet wilde.
4.7.
Op grond van het bovenstaande is [gedaagde] in april 2014 in totaal € 1.326 aan MCB verschuldigd geworden ter zake van de contributie over januari tot en met maart 2014. Aangezien MCB op grond van de afroepovereenkomst gerechtigd is om facturen van [eiser sub 2] te incasseren is [gedaagde] op 13 mei 2014 ook het aan hem door [eiser sub 2] op
29 april 2014 gefactureerde bedrag aan MCB verschuldigd geworden.
4.8.
MCB is over 2013 een bonus van € 3.500 aan [gedaagde] verschuldigd. Bij gebrek aan informatie hierover gaat de kantonrechter er vanuit dat deze vordering van [gedaagde] op 1 januari 2014 opeisbaar is geworden. MCB beroept zich in deze procedure op verrekening van deze schuld aan [gedaagde] met haar vorderingen op [gedaagde] . Verrekening werkt terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan (artikel 6:129 BW). Gelet op het bovenstaande is MCB gerechtigd toe verrekening. Als gevolg hiervan moet [gedaagde] worden geacht de facturen ter zake van de contributie op de respectievelijke vervaldata (in januari, februari en april 2014) door middel van verrekening met de bonus te hebben betaald, waarna voor hem nog een vordering op MCB resteerde van € 2.174 (€ 3.500 verminderd met € 1.326).
4.9.
In verband met het beroep op verrekening van MCB moet [gedaagde] worden geacht de factuur van [eiser sub 2] van 29 april 2014 gedeeltelijk, namelijk tot het hiervoor genoemde bedrag van € 2.174, te hebben betaald op de vervaldatum van die factuur (13 mei 2014). Vanaf 14 mei 2014 was [gedaagde] dus aan MCB nog € 11.424,63 verschuldigd (€ 13.598,63 verminderd met € 2.174). [gedaagde] is hierover wettelijke handelsrente verschuldigd geworden met ingang van 14 mei 2014. MCB vordert wettelijke handelsrente vanaf 29 mei 2014.
4.10.
Op 21 augustus 2014 heeft [gedaagde] de laatste van de drie facturen van [eiser sub 2] ter zake van de door hem eind juli 2014 geplaatste bestellingen voor verpakkingen aan [eiser sub 2] betaald. Aangezien MCB optreedt in hoedanigheid van incasseerder van [eiser sub 2] strekt het totaalbedrag van deze drie facturen (€ 3.245,32) in mindering op de schuld van [gedaagde] aan MCB; eerst op de wettelijke handelsrente over de periode van 14 mei 2014 tot en met 20 augustus 2014, en vervolgens op de hoofdsom (het bedrag dat [gedaagde] op 14 mei 2014 aan MCB verschuldigd is geworden). De wettelijke handelsrente over de periode van 14 mei 2014 tot en met 20 augustus 2014 bedraagt € 217,87. Op grond van het voorgaande is [gedaagde] nog aan MCB verschuldigd een bedrag van € 8.397,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 21 augustus 2014 (€ 11.424,63 plus € 217,87 aan wettelijke handelsrente = € 11.642,50 verminderd met de betaling op 21 augustus 2014 van € 3.245,32 = € 8.397,18).
4.11.
Niet gesteld of gebleken is dat [eiser sub 2] enig belang heeft bij haar vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan MCB. Deze vordering zal daarom worden afgewezen. De kantonrechter stelt de proceskosten van [gedaagde] ter zake van deze vordering van [eiser sub 2] op nihil.
4.12.
Nu de bonus is verrekend met de vordering (in conventie) van MCB op [gedaagde] , moet de tegenvordering van [gedaagde] (de vordering in reconventie) tot veroordeling van MCB tot betaling aan [gedaagde] van het bonusbedrag worden afgewezen. Aangezien de conclusie van antwoord in reconventie feitelijk betrekking had op de vordering van MCB in conventie stelt de kantonrechter de proceskosten van MCB ter zake van de reconventie op nihil.
4.13.
MCB maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De kantonrechter stelt vast dat MCB voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De eerste brief van het door MCB ingeschakelde incassobureau dateert van 19 mei 2014. Op dat moment bedroeg de vordering van MCB op [gedaagde] na verrekening € 11.424,63. De kantonrechter hanteert dit bedrag als grondslag voor de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat [gedaagde] het wettelijk tarief van € 889,25 verschuldigd is.
4.14.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MCB worden begroot op:
- dagvaarding € 86,97
- vast recht 932,00
- salaris gemachtigde
600,00(2,0 punten × tarief € 300,00)
Totaal € 1,618,97
4.15.
Met inachtneming van het bovenstaande zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van € 9.286,43 (hoofdsom € 8.397,18 plus € 889,25 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan MCB tegen bewijs van kwijting te betalen € 9.286,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) over € 8.397,18 vanaf 21 augustus 2014 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van MCB, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.618,97, waarin begrepen € 600 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.