ECLI:NL:RBMNE:2015:8751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
16/994036-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in oplichtingszaak met obligatiefondsen in Duits vastgoed

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van oplichting met obligatiefondsen in Duits vastgoed. De zaak betreft een tenlastelegging die de verdachte beschuldigt van het oplichten van beleggers door middel van valse prospectussen en het opmaken van valse arbeidsovereenkomsten. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data in 2015, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N. van der Laan. De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en omvatte meerdere feiten, waaronder het oplichten van beleggers en het witwassen van geldbedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij op papier directeur was van verschillende vennootschappen, feitelijk geen leidinggevende rol had en dat de werkelijke leiding in handen was van een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van getuigen en de inhoud van het dossier meegewogen. De rol van de verdachte binnen de vennootschappen was beperkt en hij had geen zelfstandige beslissingsbevoegdheden. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van enige oplichting of dat hij betrokken was bij het witwassen van geld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingspraktijken en dat de dagvaarding geldig was. De verdachte is vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 7 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994036-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Guyana) op [1981] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Omwille van de leesbaarheid wordt verdachte hierna ook wel aangeduid als: ‘ [verdachte] ’.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2015 en op 1, 5, 8 en 9 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam.
Tijdens de zitting van 23 november 2015, waarbij alleen het onderzoek is gesloten, is niemand verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1 primair: [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV in de periode
16 mei 2012 tot en met 4 oktober 2013, al dan niet samen
met anderen, beleggers heeft opgelicht, terwijl verdachte
hieraan feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven;
Feit 1 subsidiair: verdachte in de periode van 16 mei 2012 tot en met 4
oktober 2013, al dan niet samen met anderen, beleggers heeft opgelicht;
Feit 1 meer subsidiair: verdachte behulpzaam is geweest bij de oplichting van beleggers door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV in de periode 16 mei 2012 tot en met 4 oktober 2013.
Feit 2: verdachte in de periode van 1 mei 2012 tot en met 4 oktober 2013, al dan niet samen met anderen, arbeidsovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt
en/of
gebruik heeft gemaakt van deze valse arbeidsovereenkomsten, dan wel deze heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 3: verdachte in de periode van 9 september 2011 tot en met 21 januari 2014 een gewoonte heeft gemaakt van het
witwassen van geldbedragen.

3.Voorvragen

3.1
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de bedragen van € 4.191.500,-- en € 6.048.021,--, zoals onder feit 3 ten laste gelegde, heeft de raadsman bepleit dat de dagvaarding partieel nietig is. Niet is duidelijk op welke transactie(s) en feitelijke gedragingen dit deel van de tenlastelegging, binnen de ten laste gelegde periode, precies doelt.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat de feitelijke gedraging die ten grondslag ligt aan het witwasbedrag het ‘omzetten’ van de binnengekomen gelden is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering behelst de dagvaarding een opgave van het ten laste gelegde feit. De tenlastelegging dient een feitelijke omschrijving te bevatten van het strafbare feit dat de verdachte verweten wordt gepleegd te hebben. Achtergrond daarvan is dat alle partijen, dus de verdachte, de officier van justitie en de rechter, op de hoogte zijn van de gronden waarop de vervolging rust. In het verlengde daarvan ligt het doel dat de verdediging de mogelijkheid moet hebben zich concreet voor te bereiden.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging, in samenhang met het dossier, voldoende duidelijk is. Blijkens de inhoud van het dossier is verdachte als statutair bestuurder betrokken geweest bij de zogenoemde [bedrijf 3] -groep en [bedrijf 1] -groep. De gelden die op de bankrekeningen van de beleggingsfondsen binnen de [bedrijf 1] -groep ( [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ) zijn bijgeschreven vormen een totaalbedrag van € 4.191.500,--. De gelden die op de bankrekeningen binnen de [bedrijf 3] -groep ( [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] ) zijn bijgeschreven vormen een totaalbedrag van € 6.048.021,--. Deze bedragen bij elkaar opgeteld vormt € 10.239.521,--. Ondanks het feit dat de tenlastelegging enigszins duidelijker opgesteld had kunnen worden heeft het voor de verdediging duidelijk kunnen zijn hoe de genoemde witwasbedragen zijn opgebouwd en welke feitelijke gedragingen daaraan ten grondslag hebben gelegen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er van partiële nietigheid van de dagvaarding geen sprake is en verklaart de dagvaarding geldig.
Voor het overige heeft de rechtbank vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Meer specifiek hebben de officieren van justitie wettig en overtuigend bewezen geacht dat hij:
- Samen met anderen beleggers heeft opgelicht, zoals onder feit 1 subsidiair ten laste gelegd.
- Samen met anderen valse arbeidsovereenkomsten heeft opgemaakt, zoals onder feit 2 ten laste gelegd.
Ten aanzien van het gebruik maken van de valse arbeidsovereenkomsten hebben de officier van justitie om vrijspraak verzocht.
- Een bedrag van € 4.191.500,-- heeft witgewassen, zoals onder feit 3 ten laste gelegd.
De officieren van justitie hebben om vrijspraak verzocht van het bedrag van € 6.048.021,-- dat toegeschreven wordt aan de [bedrijf 3] -fondsen, omdat betrokkenheid en zeggenschap van [verdachte] bij deze fondsen ontbreekt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen van de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat [verdachte] van alle feiten vrijgesproken dient te worden. Hiertoe heeft de raadsman -onder meer- het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1:
[verdachte] was slechts op papier directeur van de verschillende rechtspersonen. Hij diende opdrachten van [medeverdachte 1] uit te voeren. Van zeggenschap of verantwoordelijkheid is geen sprake geweest. Dit volgt onder meer uit zijn arbeidscontract waarin het beheer van geldstromen expliciet is uitgesloten en waaruit volgt dat [verdachte] alles moest doen wat [medeverdachte 1] hem opdroeg. [verdachte] was een werknemer en geen feitelijk leidinggever.
[verdachte] had geen oogmerk op het oplichten van beleggers. Evenmin had hij tijdens zijn dienstverband enige wetenschap van het opzet op wederrechtelijke bevoordeling.
Overigens is geen sprake geweest van oplichting. De aangetrokken gelden zijn grotendeels geïnvesteerd in onroerend goed. De taxatiewaarde van het aangekochte onroerend goed dekt de inleg vrijwel volledig. De in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen zijn geen oplichtingsmiddelen.
Subsidiair kan het medeplegen, dan wel de medeplichtigheid niet wettig en overtuigend bewezen worden daar enig opzet c.q. oogmerk aan de zijde van [verdachte] ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2:
[verdachte] had geen wetenschap van de valsheid van de arbeidsovereenkomsten. Hij wist niet beter dan dat [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in dienst was van (eerdere) vennootschappen van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat zij werkzaamheden zou gaan verrichten voor [bedrijf 3] en later voor [bedrijf 1] . [verdachte] had geen reden om daar aan te twijfelen. Te meer omdat er meerdere adressen waren waar voor de verschillende vennootschappen werkzaamheden werden verricht. Dat [verdachte] [medeverdachte 2] nooit werkzaamheden heeft zien verrichten is om die reden niet vreemd.
Ten aanzien van feit 3:
De bedragen zijn niet van misdrijf afkomstig, nu ten aanzien van de [bedrijf 1] - en [bedrijf 3] - vennootschappen niet gesproken kan worden van oplichting. Subsidiair kan niet bewezen worden dat [verdachte] betrokkenheid bij en wetenschap had van de oplichting. Daar vloeit uit voort dat hij geen wetenschap had van een mogelijke criminele herkomst van het geldbedrag. Daarbij was in zijn arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk uitgesloten dat [verdachte] verantwoordelijkheid had voor de geldstromen, waardoor het ‘voorhanden’ hebben van het geldbedrag niet bewezen kan worden verklaard.
Wanneer de stelling van het Openbaar Ministerie gevolgd zou worden dat [verdachte] beleggers in de [bedrijf 1] -fondsen heeft opgelicht, dan zijn de daardoor verkregen gelden uit eigen misdrijf afkomstig, hetgeen niet tot een bewezenverklaring kan leiden.
Ten aanzien van de [bedrijf 3] -vennootschappen is geen enkel bewijs in het dossier aanwezig waaruit volgt dat [verdachte] betrokkenheid had bij geldtransacties.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Algemene overweging vooraf
In onderhavige zaak gaat het -kort gezegd- om het aanbieden van obligatieleningen door diverse obligatiefondsen met als doel de door beleggers ingelegde gelden aan te wenden voor het aankopen van vastgoedobjecten in Duitsland.
Kort samengevat ziet de werkwijze er als volgt uit:
Potentiële beleggers worden middels prospectussen geïnformeerd over de obligatiefondsen. Wanneer zij besluiten te participeren, maken zij hun inleg over naar een stichting die toezicht houdt op onder meer het aankoopbeleid van het obligatiefonds. Deze stichting kan het geld van de beleggers vervolgens vrijgeven aan de exploitatie-/werkmaatschappij. De exploitatie-/werkmaatschappij koopt met de inleg vervolgens feitelijk het onroerend goed aan.
4.3.2
De vrijspraak
Op 1 februari 2012 is [verdachte] in dienst getreden bij [bedrijf 4] . Vanaf februari 2012 werd hij tevens statutair bestuurder van een aantal [bedrijf 3] -vennootschappen. Vanaf eind september 2012 werd hij daarnaast statutair bestuurder van diverse [bedrijf 1] -vennootschappen. Alhoewel [verdachte] op papier de directeur was van diverse vennootschappen, is uit het dossier gebleken dat [medeverdachte 1] de feitelijke leiding had binnen deze vennootschappen. Een en ander volgt onder meer uit de diverse verklaringen in het dossier, waaronder de eigen verklaring van [medeverdachte 1] , als ook uit de arbeidsovereenkomst van [verdachte] . Uit dit document volgt immers dat [verdachte] nagenoeg geen zelfstandige (beslis)bevoegdheden had en het beheer van de geldstromen expliciet van zijn verantwoordelijkheden was uitgesloten. Dit wordt bevestigd door de gang van zaken rondom de aankoop van onroerend goed te Titz (Duitsland). Voor die aankoop wordt op 5 november 2012 door [bedrijf 8] (de exploitatiemaatschappij van de vennootschap waar [verdachte] bestuurder van was)
€ 842.000,-- betaald. [verdachte] was op dat moment echter op vakantie in Suriname. Ook hieruit volgt dat er sprake was van een werkgever-werknemer relatie en [verdachte] slechts op papier directeur was.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meermalen aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd om aan hem uit te leggen wat er precies gebeurde binnen de fondsen, omdat hij daar onvoldoende zicht op had. Dit deed [medeverdachte 1] vervolgens ook en wat hij hem vertelde klonk plausibel. Deze gang van zaken acht de rechtbank, in een werkgever-werknemer relatie, niet onaannemelijk. In dit verband weegt de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] afgelegd bij de rechter-commissaris mee, die vanaf 2002 voor [medeverdachte 1] werkzaam was. Hieruit volgt dat mensen bij hun aantreden nooit het hele verhaal te horen kregen, maar pas gaandeweg op de hoogte werden gesteld van problemen die er waren.
Op 4 oktober 2013, na ruim anderhalf jaar, is [verdachte] uit dienst getreden. Wat daar de precieze reden voor is geweest, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Evenmin is het de rechtbank duidelijk geworden waarom [verdachte] kort voor zijn vertrek € 19.500,-- op een bankrekening van een aan hem gelieerde rechtspersoon gestort krijgt. Maar dit enkele feit, in combinatie met de overige inhoud van dossier, kan niet tot de conclusie leiden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan, dan wel het medeplegen van, dan wel de medeplichtigheid aan de oplichting.
Gelet op de feitelijke rol die [verdachte] binnen de ondernemingen had, in combinatie met de relatief korte periode dat [verdachte] daar werkzaam was, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt -in welke vorm dan ook- aan oplichting van beleggers.
Dit betekent dat ook het onder drie ten laste gelegde witwassen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Datzelfde geldt voor het verwijt ten aanzien van de arbeidsovereenkomsten. Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] op het moment van ondertekenen van de arbeidsovereenkomsten wist of had moeten weten dat [medeverdachte 2] geen werkzaamheden zou gaan verrichten. Hierbij weegt de rechtbank mee dat ook het dienstverband van [verdachte] zelf geruisloos over was gegaan van [bedrijf 3] naar [bedrijf 1] . Daarnaast bezat [medeverdachte 1] meerdere bedrijven op verschillende locaties, waardoor het niet vreemd zou zijn geweest wanneer [medeverdachte 2] op een andere locatie zou gaan werken. Bovendien was [verdachte] verteld dat [medeverdachte 2] al voor andere bedrijven van [medeverdachte 1] werkzaam was geweest.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en zij zal hem dan ook vrijspreken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- Verklaart de dagvaarding geldig.
Vrijspraak
- Verklaart
alleten laste gelegde feiten niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en A.M. Verhoef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
[bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of (een) aanverwante
rechtsperso(o)n(en), in elk geval een rechtsperso(o)n(en),
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2012 tot
en met 4 oktober 2013 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn en/of Amstelveen
en/of elders in Nederland, en/of in Duitsland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door (een) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een
(of meer) geldbedrag(en), in totaal (ongeveer) Euro 4.191.500,- (AH-034),
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten onder meer
- [inlegger 1] (G-002-01) (inlegger 1), (ongeveer) Euro 200.000,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 30 januari 2013 en/of 13 juni 2013
en/of 4 juli 2013), en/of
- [inlegger 2] (G-004-01) (inlegger 2), (ongeveer) Euro 40.000,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 16 mei 2012 en/of 28 mei 2013 ),
Immers heeft/hebben [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of (een)
aanverwante rechtsperso(o)n(en), in elk geval een rechtsperso(o)n(en), en/of
een (of meer) mededader(s), met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven-
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid (bedoelde personen)
via (een) prospectus(sen) en/of flyer(s) en/of brochure(s) en/of
bijeenkomst(en) en/of telefonisch en/of via internet en/of op een andere
wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer
obligatieovereenkomst(en) en daarbij voorgewend dat
-ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
(de aankoop en/of verkoop en/of verhuur van)in het prospectus als
referentieobject genoemd(e)(een) vastgoedobjecten in Duitsland en/of
-de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een
bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en/of
-het rendement per kwartaal tot het einde van de overeenkomst zou worden
ontvangen en/of
-de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in/voor het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop
van (het) onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het
(obligatie)fonds
-de inlegger na de looptijd van de obligatielening gegarandeerd de inleg
retour zou ontvangen en/of
-De [stichting 1] , en/of [stichting 2]
, althans een (of meer) Stichting(en), onafhankelijk zou(den) worden
bestuurd, en/of (onafhankelijk) toezicht zou(den) houden op het aankoopbeleid
van de beleggingsfondsen en/of de gelden voor aankoop van het onroerend goed
pas vrij zou(den) geven wanneer aan alle voorwaarden uit de prospectussen zou
zijn voldaan en/of
-(er)zekerhe(i)d(en) was/waren en/of
-(er) (een)zekerhe(i)d(en) zou(den) worden ondergebracht in de [stichting 2]
en/of [stichting 3]
, althans in een (of meer) Stichting(en), waaronder de
verkrijging van een bankgarantie en/of de verkrijging van het recht van een
eerste hypotheek,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot de
(girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en),
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 326 jo 51 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij, verdachte, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
16 mei 2012 (eerste inleg) tot en met 4 oktober 2013 te Amersfoort en/of
Soest en/of Baarn en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, en/of in
Duitsland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door (een) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een of
meer geldbedrag(en), in totaal (ongeveer) Euro 4.191.500,- (AH-034), althans
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten onder meer:
- [inlegger 1] (G-002-01) (inlegger 1), (ongeveer) Euro 200.000,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 30 januari 2013 en/of 13 juni 2013
en/of 4 juli 2013),
en/of
- [inlegger 2] (G-004-01) (inlegger 2), (ongeveer) Euro 40.000,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 16 mei 2012 en/of 28 mei 2013),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), met voornoemd
oogmerk - zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (bedoelde personen)
via (een) prospectus(sen) en/of flyer(s) en/of brochure(s) en/of
bijeenkomst(en) en/of telefonisch en/of via internet en/of op een andere
wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer
obligatieovereenkomst(en) in het/de fonds(en) [bedrijf 6] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 7] B.V. en
daarbij voorgewend dat
-ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
(de aankoop en/of verkoop en/of verhuur van) in het/de fonds(en) [bedrijf 6]
B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 7]
B.V. (een) vastgoedobjecten in Duitsland en/of
-de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een
bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en/of
-het rendement per kwartaal tot het einde van de overeenkomst zou worden
ontvangen en/of
- de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in/voor het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop
van (het) onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het
(obligatie)fonds;
-de inlegger na de looptijd van de obligatielening gegarandeerd de inleg
retour zou ontvangen en/of
-De [stichting 1] , en/of [stichting 2]
, althans een (of meer) Stichting(en), onafhankelijk zou(den) worden
bestuurd, en/of (onafhankelijk) toezicht zou(den) houden op het aankoopbeleid
van de beleggingsfondsen en/of de gelden voor aankoop van het onroerend goed
pas vrij zou(den) geven wanneer aan alle voorwaarden uit de prospectussen zou
zijn voldaan en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) was/waren en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) zouden worden ondergebracht in de [stichting 1]
, en/of [stichting 2] en/of
[stichting 3] , althans in een (of meer)
Stichting(en), waaronder de verkrijging van een bankgarantie en/of de
verkrijging van het recht van een eerste hypotheek,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en)
(telkens) werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e)
geldbedrag(en);
Artikel 326 jo 47 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
[bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV, in elk geval een rechtsperso(o)n(en),
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2012 tot
en met 4 oktober 2013 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn en/of Amstelveen
en/of elders in Nederland, en/of in Duitsland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door (een) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een (of
meer) geldbedrag(en), in totaal (ongeveer) 4.191.500,- (AH-034), althans
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten onder meer:
- [inlegger 1] (G-002-01) (inlegger 1), (ongeveer) 200.000,-, althans enig(e)
geldbedrag(en) (op of omstreeks 30 januari 2013 en/of 13 juni 2013 en/of 4
juli 2013), en/of
- [inlegger 2] (G-004-01) (inlegger 2), (ongeveer) 40.000,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 16 mei 2012 en/of 28 mei 2013 ),
immers heeft/hebben [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV, in elk geval een
rechtsperso(o)n(en), met voornoemd oogmerk zakelijk weergegeven- opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(bedoelde personen)
via (een) prospectus(sen) en/of flyer(s) en/of brochure(s) en/of
bijeenkomst(en) en/of telefonisch en/of via internet en/of op een andere
wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer
obligatieovereenkomst(en) in het/de fonds(en) [bedrijf 6] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V. en daarbij voorgewend dat
- ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
(de aankoop en/of verkoop en/of verhuur van) in het prospectus als
referentieobject genoemd(e) (een) vastgoedobject(en) in Duitsland en/of
- de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een
bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en/of
- het rendement per kwartaal tot het einde van de overeenkomst zou worden
ontvangen en/of
- de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in/voor het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop
van (het) onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het
(obligatie)fonds;
- de inlegger na de looptijd van de obligatielening gegarandeerd de inleg
retour zou ontvangen en/of
- de [stichting 1] , en/of [stichting 2]
en/of [stichting 3] , althans
een (of meer) Stichting(en), onafhankelijk zou(den) worden bestuurd, en/of
onafhankelijk toezicht zou(den) houden op het aankoopbeleid van de
beleggingsfondsen en/of de gelden voor aankoop van het onroerend goed pas
vrij zou(den) geven wanneer aan alle voorwaarden in de prospectussen zou zijn
voldaan en/of
- ( er) zekerhe(i)d(en) was/waren en/of
- ( er) zekerhe(i)d(en) zouden worden ondergebracht in de [stichting 1]
, en/of [stichting 2] en/of
[stichting 3] , althans in een (of meer)
Stichting(en), waaronder de verkrijging van een bankgarantie en/of de
verkrijging van het recht van een eerste hypotheek,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot de
(girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en),
bij het plegen van welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, toen en
daar opzettelijk behulpzaam is geweest door als bestuurder van [bedrijf 8]
B.V. en/of [bedrijf 9] B.V. (al dan niet op verzoek van
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] ) de voornoemde stichting(en) te vragen geld(en)
van de bankrekening(en) van die stichting(en) vrij te geven en/of over te
maken aan [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] B.V.
en/of van dat/die geld(en) (coupon)rente betalingen te doen en/of
overboekingen te doen aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 10]
B.V. en/of [bedrijf 11] GmbH;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij, verdachte, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 mei 2012 tot en met 4 oktober 2013 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn
en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, en/of in Duitsland (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, te weten
a. a) een arbeidsovereenkomst gedateerd 17 september 2013 tussen [bedrijf 12]
B.V. en [medeverdachte 2] (D-841),
en/of
b) een arbeidsovereenkomst gedateerd 9 mei 2012 tussen [bedrijf 4]
B.V. (hierna: [bedrijf 4] B.V.) en [medeverdachte 2] (D-1072),
A.
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of
heeft vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en/of
in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
-op/in die arbeidsovereenkomst(en) vermeld en/of doen vermelden en/of laten
vermelden dat [medeverdachte 2] en [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V. een
arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, terwijl in werkelijkheid geen
arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, en/of het niet de intentie is
geweest om een arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen, en/of
-valselijk en/of in strijd met de waarheid in voornoemd geschrift is opgenomen
dat [medeverdachte 2] werkzaamheden voor [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 4]
B.V. zou verrichten, terwijl in werkelijkheid geen werkzaamheden zijn
verricht, en/of het niet de bedoeling is geweest dat [medeverdachte 2] werkzaamheden
zou gaan verrichten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
en/of
B.
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of heeft/hebben
afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl verdachte en/of (een
of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden, dat dat/die geschrift(en) (telkens) bestemd was/waren voor gebruik
als ware deze echt en onvervalst;
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat - zakelijk weergeven
- [medeverdachte 2] en/of ( een of meer van) zijn mededader(s) op/in die
arbeidsovereenkomst(en) vermeld(en) en/of laten vermelden dat [medeverdachte 2] en [bedrijf 13]
B.V. en/of [bedrijf 4] B.V. een arbeidsovereenkomst zijn
aangegaan, terwijl in werkelijkheid daar geen sprake van was, en/of het niet
de intentie is geweest om een arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen,
en/of valselijk en/of in strijd met de waarheid in voornoemd geschrift is
opgenomen dat [medeverdachte 2] werkzaamheden voor [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 4]
B.V. zou verrichten, terwijl [medeverdachte 2] in werkelijkheid geen
werkzaamheden heeft verricht en/of het (ook) niet de intentie is geweest dat
zij werkzaamheden zou gaan verrichten,
en
bestaande het gebruik maken van voornoemde arbeidsovereenkomst(en) hierin dat
[medeverdachte 2] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die arbeidsovereenkomst in
de administratie van [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V. hebben
opgenomen of doen opnemen en/of
salaris van [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V heeft/hebben
betaald en/of ontvangen,
zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd
was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
Artikel 225 lid 1 en 2 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij, op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 9
september 2011 tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of Soest en/of
Baarn en/of Amstelveen en/of elders in Nederland en/of Duitsland, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) of meerdere ander(en), althans alleen, van
het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben
hij,verdachte, en/of zijn mededaders (telkens) meermalen van (een)
voorwerp(en) te weten
(een of meerdere) geldbedrag(en), tot een totaal van Euro 10.239.521,- (( Euro
4.191.500,-(AH 0034) + Euro 6.048.021,-( D-1431, D-1432 en D-1433))
althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, herkomst, de vindplaats,
de vervreemding of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of voornoemd(e)
voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik van gemaakt terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Artikel 420ter/420bis lid 1 sub a en b jo artikel 47 lid 1 Wetboek van
Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht