ECLI:NL:RBMNE:2015:8739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
830893 \ AC EXPL 12-5678
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij arbeidsongeval van werknemer van onderaannemer met betrekking tot onrechtmatige daad van werknemer van aannemer

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van meerdere partijen naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 4 juni 2009. De eiser, een werknemer van Alfasecure B.V., was betrokken bij de afmontage van een brand- en inbraakalarmsysteem op een bouwproject. Tijdens zijn werkzaamheden viel hij ten prooi aan een aantal rollen linoleum die omvielen, wat resulteerde in ernstig letsel aan zijn rechtervoet. De eiser heeft Alfasecure, de onderaannemer [gedaagde sub 2], en de werknemer van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3], aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit ongeval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel Alfasecure als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van de eiser. De kantonrechter oordeelde dat Alfasecure als formele werkgever van de eiser tekort is geschoten in haar zorgplicht om een veilige werkomgeving te waarborgen. Dit is in strijd met artikel 7:658 BW, dat werkgevers verplicht om zorg te dragen voor de veiligheid van hun werknemers. Ook [gedaagde sub 2] werd aansprakelijk gesteld, omdat zij als materiële werkgever ook verantwoordelijk was voor de veiligheid van de werkomgeving.

De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde sub 3] onrechtmatig heeft gehandeld door de linoleumrollen te verplaatsen zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de aansprakelijkheid van alle betrokken partijen werd erkend. De schadevergoeding zal worden vastgesteld op basis van de door de eiser geleden schade, die nog moet worden opgemaakt bij staat. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 830893 AC EXPL 12-5678 HV/1316
Vonnis in de hoofdzaak van 15 juli 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.C.J. Coumou,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Alfasecure B.V.,
gevestigd te Veenendaal ,
verder ook te noemen Alfasecure,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.A.R.C. Padberg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Streefkerk,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Streefkerk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 maart 2013, waarin een comparitie is gelast;
  • de brief van Alfasecure van 19 juli 2013 waarbij een productie is overgelegd;
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 juli 2013;
  • de akte van Alfasecure van 28 augustus 2013 (betreffende opgave getuigen, ook voor [gedaagde sub 2] );
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor zijdens Alfasecure, [gedaagde sub 2] (en [gedaagde sub 3] ) van 14 mei 2014;
  • de brief van Alfasecure van 4 juni 2014 waarin is verzocht een verbetering (herstel) aan te brengen in het proces-verbaal (betreffende de verklaring van [A] ) van 14 mei 2014 en de schriftelijk reactie daarop van [gedaagde sub 2] (en [gedaagde sub 3] ) van 11 juni 2014. Bij brieven van 19 juni 2014 is partijen bericht gegeven dat de kantonrechter het verzoek van Alfasecure heeft afgewezen en dat de brief van Alfasecure achter het proces-verbaal zal worden gehecht;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor zijdens [eiser] van 21 juli 2014;
  • de conclusie na getuigenverhoor van Alfasecure;
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ;
  • de conclusie na getuigenverhoor van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen enerzijds Alfagroup B.V. (hierna: Alfagroup) dan wel Alfasecure en anderzijds [gedaagde sub 2] is in de periode tussen 9 december 2008 en 16 maart 2009 een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde sub 2] aan Alfagroup dan wel Alfasecure als onderaannemer de afmontage en inbedrijfstelling van het brand- en inbraakalarmsysteem voor het bouwproject Interconfessionele Scholengroep Westland (ISW) te Naaldwijk heeft uitbesteed. De aangenomen werkzaamheden werden uitgevoerd door werknemers van Alfasecure.
[gedaagde sub 2] op haar beurt had de deelopdracht ‘realisering van de elektrotechnische installaties’ ten aanzien van dit bouwproject aangenomen van hoofdaannemer [B] en was sinds oktober/november 2008 bezig met het aanbrengen van de bekabeling.
2.2.
[eiser] , geboren op [1980] , en in dienst van Alfasecure in de functie ‘monteur van beveiligingsinstallaties’ was sinds medio/eind april 2009 werkzaam op voornoemd project. Projectleider voor Alfagroup dan wel Alfasecure was [C] (directeur van beide vennootschappen). Projectleider voor [gedaagde sub 2] was [D] (elektricien bij [gedaagde sub 2] ).
2.3.
Op 4 juni 2009 omstreeks 8.20 uur is [eiser] een ongeval overkomen in een van de lokalen van het bouwproject. Daarbij waren aanwezig [A] (monteur in dienst van Alfasecure) en [gedaagde sub 3] (monteur in dienst van [gedaagde sub 2] ).
Twintig tot dertig rechtopstaande rollen linoleumtapijt bevonden zich voor de plek waar de afmontage door de werknemers van Alfasecure moest plaatsvinden. Nadat met een of meer rollen is geschoven door [gedaagde sub 3] , is één of meer van die rollen omgevallen en zijn ook andere rollen in beweging gekomen. Een aantal daarvan is op [eiser] gevallen. Daarbij is het gezicht van [eiser] geraakt, is zijn bril afgeslagen en is zijn rechtervoet beklemd geraakt. [eiser] is naar de huisartsenpost en aansluitend naar het ziekenhuis te Delft gebracht. Hier is verbrijzeling van de middenvoetsbeentjes en de kapsels vastgesteld. Met betrekking tot het ongeval is een formulier ‘Melding ongeval, incident of gevaarlijke situatie’ ingevuld.
2.4.
Na het ongeval kon [eiser] zijn werkzaamheden als ‘monteur van beveiligingsinstallaties’ niet meer verrichten. De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Alfasecure is door opzegging door [eiser] beëindigd per 1 oktober 2009. [eiser] is per die datum in dienst getreden van (zijn oude werkgever) [bedrijf] .
2.5.
Bij brief van 22 september 2009 heeft [eiser] Alfasecure op grond van artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) voor het hem overkomen ongeval aansprakelijk gesteld. Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van Alfasecure (Aegon Schadeverzekering N.V., hierna: Aegon) deze aansprakelijkheid van de hand gewezen en [eiser] verwezen naar [gedaagde sub 2] (als werkgever van [gedaagde sub 3] ). Daarbij is vermeld dat [gedaagde sub 2] ook namens Alfasecure aansprakelijk is gesteld.
Bij brief van 6 juli 2010 aan Aegon heeft [eiser] zijn aansprakelijkheidsstelling van Alfasecure gehandhaafd.
2.6.
Bij brief van 26 oktober 2009 heeft [eiser] [gedaagde sub 2] aansprakelijk gesteld. Bij brief van 11 juni 2010 heeft de assuradeur van [gedaagde sub 2] (AON Risk Solutions, hierna: AON) deze aansprakelijkheid van de hand gewezen. Bij brief van 6 juli 2010 aan AON heeft [eiser] zijn aansprakelijkheidsstelling van Alfasecure gehandhaafd.
AON heeft de zaak doorverwezen naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar Zurich Insurance plc (hierna: Zurich), die bij brief van 8 maart 2011 de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] heeft afgewezen.
2.7.
Bij brief van 4 augustus 2011 heeft [eiser] Aegon een voorlopige schadestaat betreffende de door hem geleden schade als gevolg van het hem overkomen ongeval doen toekomen. De totale schade is hierin begroot op € 100.908,79 + P.M. (zijnde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten). Bij brief van 4 oktober 2011 heeft [eiser] Zurich deze voorlopige schadestaat doen toekomen.
Aegon heeft op 10 augustus 2011 [E] , registerexpert personenschade/mediator bij [naam kantoor risicoanalisten en schadetaxateurs] (hierna: [E] ), nader onderzoek laten uitvoeren naar de schade van [eiser] . [E] heeft hierover bij brief van 19 september 2011 aan Aegon gerapporteerd, op basis van een bespreking met [eiser] en de door Aegon verstrekte gegevens. [E] heeft de schade van [eiser] (op basis van de anamnese van [eiser] ) begroot op € 114.838,97 (en heeft daarbij aangegeven dat voor meer zekerheid een nadere beoordeling van de medische gegevens met daarbij een onafhankelijke expertise noodzakelijk zou zijn).
2.8.
Bij brief van 7 augustus 2012 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde sub 3] medegedeeld dat hij, vanwege zijn persoonlijke betrokkenheid bij het [eiser] overkomen ongeval, naast Alfasecure en [gedaagde sub 2] zal worden gedagvaard inzake de aansprakelijkheid en de schade.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] als gevolg van het hem overkomen ongeval op 4 juni 2009 geleden en nog te lijden schade, vermeerderd met rente en kosten;
Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het hem overkomen ongeval geleden en te lijden schade, vermeerderd met rente en kosten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een voorschot ten bedrage van € 65.000,--;
Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering - kort gezegd - het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft schade geleden door het hem op 4 juni 2009 in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen ongeval. Deze schade betreft onder meer blijvend letsel aan de rechtervoet.
Alfasecure als formele werkgever van [eiser] is voor deze schade aansprakelijk. In de eerste plaats op grond van artikel 7:658 lid 2 BW, vanwege schending van de op haar als werkgever rustende zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van [eiser] (ex artikel 7:658 lid 1 BW). Alfasecure had zich moeten vergewissen van de veiligheid van de werkomgeving of op andere wijze daarin moeten voorzien, bijvoorbeeld door contractueel te bedingen dat de opdrachtgever erop toezag dat de plaats waar [eiser] het werk verrichtte vrij was van gevaarlijke obstakels die de uitvoering van de werkzaamheden belemmerden. In de tweede plaats op grond van artikel 7:611 BW, vanwege - kort gezegd - verzuim om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van de schade die [eiser] kon lijden door de specifieke gevaren verbonden aan tewerkstelling op steeds wisselende locaties.
[gedaagde sub 2] is voor de door [eiser] geleden schade in de eerste plaats als materiële werkgever aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 j° lid 2 BW. Nu [eiser] de betreffende werkzaamheden verrichtte ten behoeve van het bedrijf van [gedaagde sub 2] rustte ook op [gedaagde sub 2] de zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW, in welke zorgplicht zij is tekortgeschoten. Ook [gedaagde sub 2] had moeten zorgen voor een veilige werkomgeving voor [eiser] , onder meer door het geven van (til)instructies, zoals van een redelijk werkgever mag worden verwacht. In de tweede plaats is [gedaagde sub 2] als werkgever van [gedaagde sub 3] jegens [eiser] aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW. Door de fout van [gedaagde sub 3] heeft [eiser] schade geleden. [gedaagde sub 3] heeft de rollen linoleumtapijt in beweging gebracht door een of meer rollen opzij (proberen) te zetten. Indien er (til)instructies waren van de zijde van [gedaagde sub 2] heeft [gedaagde sub 3] daarmee in strijd gehandeld.
[gedaagde sub 3] is voor dit (toerekenbaar) onrechtmatig handelen zelf jegens [eiser] aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW.
3.3.
Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voeren verweer.
Alfasecure concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - in de proceskosten, inclusief de nakosten.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] concluderen tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of Alfasecure, [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] aansprakelijk zijn voor de door [eiser] gestelde schade als gevolg van het hem op 4 juni 2009 overkomen ongeval. Hierbij geldt als uitgangspunt dat dit ongeval [eiser] is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat [eiser] daardoor schade heeft geleden. Deze schade betreft in ieder geval letsel aan de rechtervoet.
De beoordeling ten aanzien van [gedaagde sub 3]
4.2.
De kantonrechter zal eerst de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3] beoordelen. Dit betreft de vraag of [gedaagde sub 3] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eiser] .
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde sub 3] een inschattingsfout heeft gemaakt door in zijn eentje een voor hem onhandelbare rol linoleumtapijt opzij te willen schuiven zonder dit aan te kondigen en zonder oog te hebben voor de mogelijke gevolgen. [gedaagde sub 3] had derhalve van deze handelwijze moeten afzien.
4.3.
Vaststaat dat in ieder geval [gedaagde sub 3] heeft geprobeerd de linoleumrollen te verplaatsen voordat deze omvielen. Hierbij is niet relevant (voor het causale verband) of de rollen zijn omgevallen doordat [gedaagde sub 3] een rol uit zijn handen heeft laten vallen, de door hem vastgepakte rol tegen een andere rol is aangestoten of een vloertegel in beweging is gekomen door het in beweging brengen van een of meer rollen. Dit geldt ook voor de al dan niet betrokkenheid van [A] daarbij, nu daaraan in deze procedure geen gevolgen zijn verbonden.
Zowel [A] als [gedaagde sub 3] hebben als getuige verklaard op dat de rollen ongeveer 2,5 meter hoog waren en 50 centimeter breed en een gewicht hadden van 200-250 kilogram (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014). In de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] is dit gewicht, dat (alsmede de lengte) eerder door [eiser] jegens registerexpert personenschade/mediator [E] is genoemd (productie 13 bij dagvaarding), onjuist genoemd, maar is geen alternatief gewicht genoemd. Wel is genoemd dat de rollen zwaar waren en volgens de conclusie na getuigenverhoren van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zelfs te zwaar om door één persoon te worden verplaatst. Dat het gaat om behoorlijk zware linoleumrollen, met een forse lengte, staat dan ook vast.
Hoewel [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] aanvankelijk hebben gesteld dat [eiser] zelf betrokken was bij het verplaatsen van de linoleumrollen, hebben zij dit in hun conclusie na getuigenverhoren gewijzigd in die zin dat [gedaagde sub 3] aan [A] en [eiser] heeft voorgesteld de rollen te verplaatsen, maar dat [eiser] niet heeft meegeholpen met het verplaatsen. Nu ook [eiser] stelt dat hij niet heeft meegeholpen met het verplaatsen, gaat de kantonrechter daarvan uit.
4.4.
Volgens [gedaagde sub 3] bedroeg de afstand tussen hem en [eiser]
1,5-2 meter, volgens [eiser] was dit 2-2,5 meter. Gelet op het hiervoor genoemde gewicht, de lengte van de rollen en het - als algemeen bekend aan te nemen - niet onwaarschijnlijke risico dat de partij rollen uit balans zou raken bij het in beweging brengen van een of meerdere rollen, had [gedaagde sub 3] naar het oordeel van de kantonrechter daarvan af moeten zien zolang anderen daar (te) dichtbij stonden. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde sub 3] zich ervan heeft vergewist of [eiser] ervan op de hoogte was dat hij wilde proberen de rollen te verplaatsen, althans niet een tegenreactie van [eiser] op zijn voorstel heeft afgewacht. Dit had wel van hem mogen worden verwacht. De stelling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] dat [eiser] stilzwijgend heeft ingestemd met het plan van [gedaagde sub 3] wordt niet ondersteund door hetgeen de bij het ongeval betrokken personen hebben verklaard.
[eiser] heeft als getuige verklaard (getuigenverhoor d.d. 21 juli 2014):
“Ik merkte pas dat iemand aan de rollen had gezeten op het moment dat ze vielen. Ik weet niet of er van tevoren iets gezegd is over het verplaatsen van de rollen.”
[A] heeft als getuige verklaard (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014):
“Toen [gedaagde sub 3] was gekomen hebben wij met z’n drieën staan kijken naar de situatie en ons afgevraagd hoe we dit moesten oplossen. Voor zover ik mij kan herinneren heeft [gedaagde sub 3] toen rechts van mij geprobeerd een van de rollen op te tillen.”
[gedaagde sub 3] heeft als getuige verklaard (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014):
“Ik heb in eerste instantie geprobeerd de rol wat te draaien, maar dat lukte niet want zo’n rol is daarvoor veel te zwaar. Ik heb toen aan [naam] en [naam] ( [achternaam eiser] ) gevraagd of ze mij wilden helpen (…) Ik weet nog dat ik voorgesteld heb om de rollen te verplaatsen. Ik weet niet meer of [naam] en [naam] daarop instemmend hebben gereageerd.”
De stelling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] dat [eiser] moet hebben gezien dat [gedaagde sub 3] aan de rollen zat, maakt het voorgaande niet anders en is overigens ook niet, althans onvoldoende, gebleken. [eiser] heeft tijdens de comparitie d.d. 29 juli 2013 verklaard dat hij stond te kijken naar het plafond waaraan de werkzaamheden moesten worden verricht. Ook is niet komen vast te staan dat er al een of meerdere rollen verplaatst waren voor deze omvielen. [gedaagde sub 3] is de enige die dit heeft verklaard, in tegenstelling tot de verklaringen van [A] en [eiser] (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014 en 21 juli 2014).
4.5.
Het hiervoor weergegeven handelen van [gedaagde sub 3] kan als onrechtmatige daad worden gekwalificeerd welke hem kan worden toegerekend (schuld). Het valt [gedaagde sub 3] te verwijten dat hij [eiser] in een gevaarlijke situatie heeft gebracht, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt, terwijl [gedaagde sub 3] eenvoudig voorzorgsmaatregelen had kunnen nemen. Daar komt bij dat [gedaagde sub 3] heeft verklaard dat, als hij het volgens het boekje had gedaan, hij een dergelijk obstakel op de werkplek waarschijnlijk had moeten melden aan zijn chef, of aan degene die de spullen daar had neergezet moeten vragen om ze weg te halen (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014). Dat dit de regel is, is bevestigd door [D] , zijn leidinggevende (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014).
Van opzet of bewuste roekeloosheid kan van op basis van deze omstandigheden echter niet worden gesproken (mede gelet op hetgeen [gedaagde sub 3] heeft verklaard over gebruiken op de werkvloer en tijdsdruk, getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014, zie hierna).
Op grond van artikel 6:162 BW wordt aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3] voor de hierdoor door [eiser] geleden schade aangenomen.
De beoordeling ten aanzien van [gedaagde sub 2]
4.6.
Ten tijde van het ongeval was [gedaagde sub 3] in dienst bij [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 3] was voor [gedaagde sub 2] betrokken bij het aanleggen van de bekabeling in het betreffende gebouw. Hij was tevens de door [gedaagde sub 2] aangewezen persoon om, nadat [gedaagde sub 2] de bekabeling had aangebracht, ten behoeve van de afmontage door de werknemers van Alfasecure de kabels aan te wijzen of deze te verleggen als deze niet op de juiste plaats bleken te liggen. Daarmee is de kans op de fout van [gedaagde sub 3] vergroot. [gedaagde sub 2] had als werkgever daarnaast zeggenschap over de gedragingen van [gedaagde sub 3] , zoals hoe om te gaan met bouwmateriaal dat in de weg lag (zie hiervoor en de verklaringen van [D] en [gedaagde sub 3] , getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014).
4.7.
Op grond van artikel 6:170 BW wordt dan ook aansprakelijkheid aangenomen van [gedaagde sub 2] jegens [eiser] voor de hiervoor genoemde fout van [gedaagde sub 3] .
4.8.
In het verlengde van de zeggenschap van [gedaagde sub 2] over de gedragingen van [gedaagde sub 3] , ligt de vraag - hoewel het antwoord daarop niet kan afdoen aan de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW - of [gedaagde sub 2] aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan, zoals haar bij comparitie d.d. 29 juli 2013 is opgedragen te bewijzen. [gedaagde sub 2] heeft niet (meer) betwist dat deze zorgplicht op haar als materiële werkgever rustte ingevolge artikel 7:658 lid 4 BW, nu zij in de uitoefening van haar bedrijf arbeid heef laten verrichten door een persoon met wie zij geen arbeidsovereenkomst had. De werknemers van Alfasecure waren werkzaam ten behoeve van de door [gedaagde sub 2] aangenomen opdracht betreffende het aanbrengen van de elektrotechnische installaties in het bouwproject, derhalve in de uitoefening van het bedrijf van [gedaagde sub 2] .
4.9.
Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstreken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Op grond van artikel 7:658 lid 4 BW geldt deze verplichting ook voor de inlener.
[gedaagde sub 2] heeft gesteld dat de aanwezigheid van de linoleumrollen de werkplek op zichzelf niet gevaarlijk maakte en dat zij voldoende en adequate instructies heeft gegeven. Voor het verrichten van de werkzaamheden op de bouwplaats door de werknemers van Alfasecure heeft [D] , projectleider bij [gedaagde sub 2] , met hen gesproken en een checklijst doorgenomen, waarin onder meer een verwijzing naar het V&G-plan en de ‘melding gevaarlijke situaties’ stond. Ook heeft hij gecontroleerd of ze in het bezit waren van een VCA, hetgeen [eiser] was. [gedaagde sub 2] heeft gesteld dat de situatie in de verschillende ruimtes bij een grootschalig bouwproject als het onderhavige zoveel verandert, dat niet is te voorspellen hoe een bepaalde ruimte eruit zal zien op een bepaalde dag en dat een specifieke instructie met betrekking tot onvoorziene situaties niet te geven valt. [D] heeft verklaard dat hij specifieke veiligheidsinstructies ook niet mondeling heeft gegeven (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014).
4.10.
De kantonrechter deelt het standpunt van [gedaagde sub 2] niet. Juist indien een werkgever te maken heeft met voortdurend veranderende situaties op de werkvloer, mag van hem worden verwacht dat de plek waar de werkzaamheden op een bepaald moment moeten worden verricht, daaraan voorafgaand wordt geïnspecteerd. In ieder geval mag van de werkgever worden verwacht dat duidelijke instructies worden gegeven hoe de door hem tewerkgestelde personen moeten omgaan met de situatie dat zij (niet eenvoudig te verplaatsen) obstakels op hun weg (werkplek) vinden, in het bijzonder wanneer zij steeds na onderbrekingen van enkele dagen op een nieuwe plek worden tewerkgesteld. Niet, althans onvoldoende, gesteld of gebleken hoe [gedaagde sub 2] dienaangaande instructies heeft gegeven. De enkele (oningevulde) checklijst met onder meer verwijzing naar een V&G-plan en ‘melding gevaarlijke situaties’ (productie 3 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ) zegt daarover niets. Weliswaar heeft projectleider [D] verklaard dat als de werknemers obstakels tegenkomen die verhinderen dat zij hun werk kunnen doen, zij dit moeten melden en dat degene van wie het is, het obstakel moet opruimen (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014), maar niet gesteld of gebleken is of, hoe en wanneer deze instructie wordt gegeven en hoe op de naleving daarvan toezicht wordt gehouden. Dit laatste is in deze zaak in het bijzonder van belang in de relatie met [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 3] wees namens [gedaagde sub 2] de werknemers van Alfasecure onder meer de plek aan waar zij hun werkzaamheden moesten verrichten. Daardoor was hij door [gedaagde sub 2] betrokken bij de zorg die zij had voor de veiligheid van deze bij haar tewerkgestelde personen (vergelijk HR 10 juni 2011, NJ 2011, 273). [gedaagde sub 3] heeft de door [D] omschreven werkwijze, die hij wel kende, genegeerd. [gedaagde sub 3] heeft echter verklaard (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014):
“De wijze zoals wij de rollen hebben geprobeerd te verplaatsen is eigenlijk een werkwijze die erop neerkomt dat je probeert het probleem waarmee je geconfronteerd wordt zelf op te lossen. Als ik het helemaal volgens het boekje zou moeten doen dan zou ik dit waarschijnlijk moeten melden aan mijn chef of moeten vragen aan degene die de spullen daar heeft neergezet om ze op te ruimen dan wel weg te halen. Je wil echter graag door met je werk en niemand vind het leuk als je je werkplek voor dit soort dingen moet verlaten. Bovendien is er tijdsdruk. In het normale werk is het vrij gebruikelijk om het op zo’n manier te doen. Ik vraag wel vaker of mensen even kunnen helpen om iets wet te zetten of weg te tillen. Daar is eigenlijk nooit wat van gezegd. Er zijn eigenlijk ook wel situaties waarvan een chef verwacht dat je dit soort problemen oplost. In het algemeen is niet tegen mij gezegd dat ik andermans spullen niet mag verplaatsen of er aan mag komen.”
Deze verklaring vindt bevestiging in hetgeen [gedaagde sub 2] bij conclusie van antwoord heeft gesteld, namelijk dat het aan de betrokken werknemers kon en mocht worden overgelaten om te bepalen op welke wijze zij hun werk zouden verrichten, inclusief het handmatig verplaatsen van dergelijke rollen vloerbedekking.
Gelet op de grootschaligheid van het bouwproject ( [D] heeft verklaard dat er ongeveer 40 mensen op de bouwplaats werkten, getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014) had van [gedaagde sub 2] op het gebied van instructie en toezicht op de naleving van veiligheidsmaatregelen een strikter beleid mogen worden verwacht. De werkgever dient rekening te houden met het ervaringsfeit dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie leidt tot een vermindering van de ter voorkoming van ongelukken raadzame voorzichtigheid, zoals in de onderhavige zaak in feite het geval was. De situatie waarin zware linoleumrollen op de werkplek aanwezig zijn en ook de plek waar de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd kan niet als ‘risicoloos’ worden bestempeld. Dat sprake was van een ‘schone bouwplaats’ maakt dat niet anders. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat [eiser] in het bezit was van een VCA-certificaat, nu hij niet zelf aan de linoleumrollen heeft gezeten en ook geen zeggenschap had over [gedaagde sub 3] .
4.11.
[gedaagde sub 2] is niet geslaagd in de haar opgedragen bewijslast, zodat ook aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 4 BW wordt aangenomen.
De beoordeling ten aanzien van Alfasecure
4.12.
Uit de stellingen van Alfasecure blijkt dat zij de zorg voor de veiligheid van haar werknemers in ieder geval gedeeltelijk aan [gedaagde sub 2] heeft overgelaten. Alfasecure heeft in dat kader verwezen naar de op de overeenkomst met [gedaagde sub 2] toepasselijke ALIB-voorwaarden. Artikel 19 van deze voorwaarden (productie 2 bij conclusie van antwoord van Alfasecure) luidt:
“De opdrachtgever draagt zorg voor het tijdig aanwezig zijn van adequate en veilige hulpwerktuigen voor het horizontaal en verticaal verplaatsen van voor het werk benodigde zware onderdelen en voor de bereikbaarheid van de plaats van uitvoering van het werk, alsmede voor de geschiktheid van de toegangswegen tot de plaats van het werk.”
Alfasecure heeft wel een veiligheidsuitrusting, waaronder veiligheidsschoenen (die [eiser] ook droeg), verstrekt aan haar werknemers, maar heeft de veiligheidsinstructies op de werkplek en de dagelijkse leiding overgelaten aan [gedaagde sub 2] ( [D] ). Alfasecure heeft voorts gesteld dat zij geen zeggenschap had over de dagelijkse gang van zaken bij het bouwproject.
[eiser] heeft niet weersproken dat Alfasecure de invulling van haar zorgplicht (deels) heeft overgelaten aan [gedaagde sub 2] .
4.13.
Nu [gedaagde sub 2] , zoals hiervoor is overwogen, is tekortgeschoten in de zorg voor de veiligheid van [eiser] en zij in de relatie tussen Alfasecure en [eiser] heeft te gelden als hulppersoon van Alfasecure, is Alfasecure voor dit tekortschieten in die zorg als voor eigen tekortschieten aansprakelijk (artikel 6:76 BW; HR 15 juni 1990, NJ 1990, 716, HR 10 april 2002, NJ 2002, 557). Het overlaten van deze zorg aan een ander wil niet zeggen dat de werkgever (Alfasecure) zelf van haar verplichtingen jegens de werknemer ( [eiser] ) ontslagen is.
Voor zover Alfasecure heeft bedoeld te stellen dat zij daarnaast ook zelf invulling heeft gegeven aan de op haar rustende zorgplicht jegens [eiser] , heeft te gelden dat niet, althans onvoldoende, is gebleken op welke wijze zij zich in de veiligheidsrisico’s op de (steeds veranderende) werkplek heeft verdiept, anders dan de algemene veiligheidsinstructie die door [D] is gegeven op de startdag van het project, en op de veiligheid van de werkplek concreet toezicht heeft gehouden. Dit laatste betreft bijvoorbeeld toezicht op de bereikbaarheid van de voor haar werknemers aangewezen werkplek, die om de paar dagen wisselde, al dan niet door afspraken met [gedaagde sub 2] en door instructies te geven met betrekking tot obstakels op de werkplek (en toezicht op de naleving van de veiligheidsinstructies, ook in relatie tot werknemers van [gedaagde sub 2] ). Dat de wekelijkse bezoeken van [C] specifiek gericht waren op de veiligheid van de werknemers is niet, althans onvoldoende, gebleken. [C] heeft verklaard (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014):
“Verder kwam ik gemiddeld een keer per week op dit project. Het varieerde echter nogal. Soms kwam ik drie keer per week en soms een week niet. Ik keek dan om me heen en ik vond de bouwplaats over het algemeen schoon. Ik weet niet hoe en of er afspraken zijn gemaakt tussen Alfasecure en [gedaagde sub 2] die over de veiligheid van de werknemers van Alfasecure zou waken. Ik weet niet of er in de voorfase over dit onderwerp is gesproken. Wel weet ik dat [gedaagde sub 2] de veiligheidsinstructie zou geven (…) Ik weet niet meer wat er geregeld was omtrent de bereikbaarheid van de plaatsen waar wij onze werkzaamheden moesten verrichten. Wij vielen onder [gedaagde sub 2] en zij zouden er voor zorgen (…)
Er vonden regelmatig bouwvergaderingen plaats. Ik ben twee à drie keer aanwezig geweest. Op die bouwvergaderingen werd het verloop van de bouw besproken en ook de veiligheid. In die vergaderingen had ik geen specifieke rol. Volgens mij lag de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid op de bouwplaats bij de hoofdaannemer, [B] . Ik weet niet of [gedaagde sub 2] daarop input heeft gegeven.”
Daarnaast heeft [A] verklaard dat er best tussentijds gecontroleerd zal zijn op de naleving van de veiligheidsvoorschriften, maar dat hij dat niet gemerkt heeft (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014).
4.14.
Ook Alfasecure is niet geslaagd in de haar opgedragen bewijslast, zodat aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW wordt aangenomen.
Of en in hoeverre Alfasecure op basis van artikel 7:611 BW jegens [eiser] aansprakelijk is behoeft geen bespreking meer.
De beoordeling ten aanzien van Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]
4.15.
Het voorgaande brengt mee dat zowel van Alfasecure, als van [gedaagde sub 2] als van [gedaagde sub 3] (hoofdelijke) aansprakelijk wordt aangenomen voor de door [eiser] door het ongeval op 4 juli 2009 geleden schade. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen, zoals hierna te vermelden. Ingevolge artikel 6:102 BW zijn Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk verbonden tot vergoeding van de door [eiser] geleden en te lijden schade. Voor zover Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben willen betogen dat sprake is van eigen schuld van [eiser] doordat hij (in een reflex) nog heeft geprobeerd een vallende rol tegen te houden (volgens Alfasecure) of af te weren (Alfasecure en [gedaagde sub 3] ) en dat die rol anders niet op hem zou zijn gevallen, wordt dit verworpen. Dat de rollen niet al in de richting van [eiser] vielen wordt door [eiser] betwist en vindt ook geen steun in de getuigenverklaringen van [A] , [gedaagde sub 3] en [eiser] (getuigenverhoor d.d. 14 mei 2014 en 21 juli 2014). Ook is niet, althans onvoldoende, gebleken dat [eiser] het ongeval had kunnen voorkomen door zichzelf te verplaatsen en daarmee te voorkomen dat de rollen op hem zouden vallen.
Overigens geldt in relatie tot Alfasecure en [gedaagde sub 2] - nu de schade binnen dienstverband is geleden en het de werkgever is die in eerste instantie de werkomstandigheden bepaalt - dat van eigen schuld van ( [eiser] ) in de zin van artikel 6:101 BW pas sprake kan zijn indien het gaat om opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (HR 9 november 2001, NJ 2002,79). Dat laatste is niet gesteld.
Schadevergoeding en voorschot
4.16.
[eiser] heeft door het hem overkomen ongeval letsel aan de rechtervoet opgelopen. [eiser] heeft gesteld dat derhalve de volgende schadeposten moeten worden vergoed: smartengeld, materiële kosten, kosten voor hulpmiddelen, economische kwetsbaarheid, verlies van zelfwerkzaamheid en verlies arbeidsvermogen. In dat licht heeft [eiser] gewezen naar het rapport van [E] d.d. 19 september 2011, dat is opgemaakt na een gesprek met [eiser] en door Aegon (voor Alfasecure) verstrekte gegevens. [E] heeft de schade van [eiser] begroot op € 114.838,97. De gemachtigde van [eiser] had de schade eerder begroot op € 100.908,79. [E] heeft echter aangegeven dat voor een objectief beeld een nadere beoordeling van de medische gegevens met daarbij een onafhankelijke expertise noodzakelijk zou zijn. Dit, alsmede de medische gegevens zelf, ontbreekt ook in de huidige procedure. Daarnaast zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] niet betrokken geweest bij het onderzoek van [E] .
Nu alle gedaagde en aansprakelijk gestelde partijen in deze procedure de door [eiser] gestelde schade gemotiveerd hebben weersproken en dit naast de aansprakelijkheid zelf (na de conclusies van antwoord) nog onvoldoende aan het licht is geweest, zal een schadevergoeding op te maken bij staat worden uitgesproken (artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Rv). Begroting van de schade is thans nog niet mogelijk.
4.17.
In het licht van de voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding thans een voorschot op de schadevergoeding toe te kennen.
Proceskosten
4.18.
Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in deze procedure hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van [eiser] . De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,64
- griffierecht € 437,00
- salaris gemachtigde €
2.100,00(4 punten x tarief € 600,00)
Totaal € 2.627,64
In afwijking van het door [eiser] genoemde bedrag aan dagvaardingskosten, zijn deze kosten beperkt tot het maximaal vergoedbare bedrag (inclusief BTW).
De nakosten worden toegewezen zoals hierna te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het hem op 4 juni 2009 overkomen ongeval;
veroordeelt Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, tot vergoeding van de door [eiser] geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.927,64, waarin begrepen € 2.400,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt Alfasecure, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan (de veroordeling in) dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling in de proceskosten en de nakosten betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.