ECLI:NL:RBMNE:2015:873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
16-661182-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitkeringsfraude met gevangenisstraf

Op 14 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 31 december 2014, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie. De verdachte werd verweten in de periode van 1 mei 2005 tot en met 29 juli 2012 opzettelijk geen melding te maken van zijn inkomsten en werkzaamheden, wat resulteerde in het onterecht ontvangen van uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet en de Ziektewet. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte had het ten laste gelegde feit bekend, waardoor de rechtbank volstond met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de genoemde periode in strijd met de wettelijke verplichtingen had nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken. Dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl de verdachte wist dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op uitkeringen. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte gedurende een lange periode misbruik heeft gemaakt van het sociale stelsel, wat uiteindelijk de mensen die afhankelijk zijn van deze voorzieningen benadeelt.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank besloot, rekening houdend met de omstandigheden en de persoon van de verdachte, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het bewezen geachte feit en de gevolgen daarvan voor de samenleving. De uitspraak werd gedaan in overeenstemming met de artikelen 57, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661182-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1959],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 december 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 mei 2005 tot en met 29 juli 2012 uitkeringsfraude heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal werknemersfraude, opgemaakt door [A],
d.d. 11 februari 2013; [2]
- een geschrift, te weten een uitdraai van Suwinet, Handhaving – Arbeid en uitkering, d.d. 7-8-2012; [3]
- een geschrift, te weten een Aanvraag WW, ondertekend d.d. 7 augustus 2006; [4]
- een geschrift, te weten een Aanvraag WW, ondertekend d.d. 29 oktober 2008; [5]
- het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 26 november 2012. [6]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 mei 2005 tot en met 29 juli 2012 te Veenendaal en te Rhenen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 25 van de Werkloosheidswet en/of artikel 49 van de Ziektewet, telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes
recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en een uitkering krachtens de Ziektewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, geen opgave gedaan van en opzettelijk nagelaten te vermelden dat hij, verdachte,
- werkzaamheden verrichtte in een hennepkwekerij en inkomsten had uit
opbrengsten van één hennepkwekerij en
- werkzaamheden had verricht en aldus uit dien hoofde inkomsten had ontvangen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude, door opzettelijk geen melding te maken van inkomsten en werkzaamheden die hij verrichtte. Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode twee hennepkwekerijen opgezet en inkomsten gehad door ‘zwart’ bij te klussen. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering is bedoeld om de mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij gedurende een lange periode bewust misbruik heeft gemaakt van de sociale voorzieningen, waarbij sprake is van een zeer fors benadelingsbedrag. Verdachte heeft, terwijl hij een uitkering ontving op grond van de Ziektewet, diverse werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft verdachte op verschillende momenten een uitkering aangevraagd zonder melding te maken van zijn inkomsten. Verdachte heeft aldus geen openheid van zaken gegeven, maar is blijven profiteren van de uitkeringen die hij op grond van de Werkloosheidswet en de Ziektewet ontving.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. P.P.C.M. Waarts, en J.G. van Ommeren rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 mei 2005 tot en met 29
juli 2012 te Veenendaal en of te Rhenen, in elk geval in Nederland, in strijd
met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten artikel 25 van de Werkloosheidswet en/of artikel 49 van de Ziektewet,
(telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf
of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden
dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens
anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering
krachtens de Werkloosheidswet en/of een uitkering krachtens de Ziektewet, dan
wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers
heeft hij, verdachte, geen opgave gedaan van en/of opzettelijk nagelaten te
vermelden dat hij, verdachte,
- werkzaamheden verrichtte in een hennepkwekerij en/of inkomsten had uit
(opbrengsten van) één of meer hennepkwekerijen en/of
- werkzaamheden had verricht en/of (aldus uit dien hoofde) inkomsten heeft/had
ontvangen;
art 227b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 1518618 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 634). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1 tot en met 45.
3.Pagina 247 en 248.
4.Pagina 298 tot en met 302.
5.Pagina 381 tot en met 385.
6.Pagina 594 tot en met 606.