ECLI:NL:RBMNE:2015:8700

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
16/661658-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor inbraken

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2015 uitspraak gedaan tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het in vereniging plegen van meerdere (pogingen) diefstal met braak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die een verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 12.859,35 had ingediend. Tijdens de zitting op 16 november 2015 werd dit bedrag aangepast naar € 12.191,60, na vrijspraak voor een van de feiten. De verdediging stelde dat de rechtbank niet tot inhoudelijke beoordeling van de ontnemingsvordering kon komen, gezien de vrijspraak voor bepaalde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door het plegen van diefstallen een voordeel heeft verkregen zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de waarde van de gestolen goederen berekend op basis van verschillende aangiftes, waarbij de totale geschatte opbrengst op € 12.050,60 werd vastgesteld. De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op 50% van deze waarde, wat resulteerde in een bedrag van € 6.025,30. Aangezien de veroordeelde niet alleen handelde, werd het voordeel verdeeld over twee personen, wat leidde tot een schatting van € 3.012,65 voor de veroordeelde.

De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. Beaujean niet in staat was om het vonnis mee te ondertekenen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de betalingsverplichting te matigen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661658-14 (ontneming) (P)
Beslissing van de rechtbank d.d. 30 november 2015
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.Deprocedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
  • de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/661658-14, waaruit blijkt dat [veroordeelde] bij vonnis van 30 november 2015 van deze rechtbank is veroordeeld voor – kort gezegd – het in vereniging plegen van meerdere (pogingen) diefstal met braak;
  • de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 16 november 2015;
  • de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn gehoord: de officier van justitie, [veroordeelde] en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 12.859,35.
Ter terechtzitting van 16 november 2015 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in dier voege dat zij het geschatte voordeel thans stelt op € 12.191,60. De officier van justitie heeft op het oorspronkelijke bedrag van € 12.859,35 een bedrag van € 667,75 in mindering gebracht, zijnde het geschatte wederrechtelijk voordeel van feit 9. De officier van justitie heeft voor dit feit vrijspraak bepleit. Voorts heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd een eventueel ter zake van het in de hoofdzaak onder 4 ten laste gelegde feit (inbraak Hoogvliet Woudenberg op 8 mei 2014) aan de benadeelde partij Hoogvliet toe te kennen schadevergoeding in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de rechtbank, gelet op de bepleite vrijspraak voor de betreffende feiten, niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de ontnemingsvordering.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 30 november 2015 heeft de rechtbank onder meer bewezen verklaard dat [veroordeelde] – kort gezegd – in vereniging meerdere (pogingen) diefstal met braak heeft gepleegd.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de in de strafzaak genoemde bewijsmiddelen het oordeel dat [veroordeelde] door het plegen van voornoemde diefstallen een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft verkregen.
De rechtbank komt op basis van de volgende bewijsmiddelen [1] tot een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Feit 4
Uit de aangifte van [benadeelde 1] , namens Hoogvliet, blijkt dat er op 8 mei 2014 voor € 2.000,- aan sigaretten is weggenomen. [2]
Feit 5
Uit de aangifte van [benadeelde 2] , namens Albert Heijn, en de bijbehorende bijlagen blijkt dat er op 29 april 2014 voor € 3.052,45 aan sigaretten is weggenomen. [3]
Feit 6
Uit de aangifte van [benadeelde 3] , namens Albert Heijn, en de bijbehorende bijlagen blijkt dat er op 26 april 2014 voor € 3.766,70 aan sigaretten is weggenomen. [4]
Feit 8
Uit de aangifte van [benadeelde 3] , namens Albert Heijn, en de bijbehorende bijlagen blijkt dat er op 12 mei 2014 voor € 3.231,45 aan sigaretten is weggenomen. [5]
Bij de onder 4, 5, 6 en 8 bewezen verklaarde feiten zijn door [veroordeelde] telkens aanzienlijke hoeveelheden rookwaren buitgemaakt. De rechtbank gaat op basis van de verschillende aangiftes uit van de navolgende verkoopwaarden:
  • feit 4: € 2.000,--;
  • feit 5: € 3.052,45;
  • feit 6: € 3.766,70;
  • feit 8: € 3.231,45;
Totaal: € 12.050,60.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op 50% van deze verkoopwaarden. Zij acht aannemelijk dat een dergelijke hoeveelheid rookwaren bestemd is voor de verkoop en dat deze verkoop in het illegale circuit ten minste dit percentage opbrengt.
De totale geschatte opbrengst komt derhalve uit op een bedrag van € 6.025,30.
[veroordeelde] is door de rechtbank voor de feiten 4, 5 en 8 veroordeeld voor het medeplegen van diefstal. Naast [veroordeelde] is voor zover thans bekend nog één ander betrokken geweest bij deze inbraken. Hoewel [veroordeelde] bij feit 6 niet is veroordeeld voor het medeplegen van de inbraak, blijkt wel uit de stukken dat de diefstal met één ander gepleegd is. De rechtbank zal de totale netto opbrengst daarom ponds-ponds verdelen over twee personen.
Op basis van de hiervoor weergegeven berekening schat de rechtbank het door [veroordeelde] verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel op € 3.012,65.
Voor het in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel van de ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde toegekende schadevergoeding aan benadeelde partij Hoogvliet BV en de daarmee samenhangende schadevergoedingsmaatregel ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – gelet op het bepaalde in art. 36e, negende lid, Wetboek van Strafrecht geen aanleiding.
Er zijn door of namens [veroordeelde] verder geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de rechtbank de betalingsverplichting zou moeten matigen.

3.De beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 3.012,65.
De rechtbank legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 3.012,65ter ontneming van het door hem genoten wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Glerum, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2015.
Mr. Beaujean is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2014181274 Z (sluitingsdatum 29 augustus 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 519. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , namens Hoogvliet d.d. 12 mei 2014, opgenomen op p. 92 – 94.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 2] namens Albert Heijn d.d. 30 april 2014, opgenomen op p. 210 – 219.
4.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3] , namens Albert Heijn d.d. 30 april 2014, opgenomen op p. 228 – 235.
5.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3] , namens Albert Heijn d.d. 21 mei 2014, opgenomen op p. 270 – 289.