Op 4 december 2015 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door mr. G. van De Nesse, tegen mr. L.A.C. de Vaan, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. De verzoekers voerden aan dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor niet correct had toegepast tijdens de zitting op 20 november 2015. Ze stelden dat de rechter hen onder druk had gezet en dat hun gemachtigde niet de kans had gekregen om zijn zittingsaantekeningen voor te dragen. De rechter had hen enkel vragen gesteld en niet de gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen, wat volgens hen leidde tot een gebrek aan vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter.
De rechter, mr. L.A.C. de Vaan, verweerde zich door te stellen dat haar vragen gericht waren op het verkrijgen van feitelijke informatie en dat de gemaakte afspraken over de zitting correct waren nageleefd. Ze betoogde dat de verzoekers voldoende tijd hadden gehad om hun stukken in te dienen en dat de procedure op een ordentelijke manier was verlopen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers niet voldoende feiten hadden aangedragen die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter de leiding had over de zitting en dat haar handelen niet als partijdig kon worden gekwalificeerd.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond en het verzoek tot wraking van de griffier niet ontvankelijk. De procedure van de verzoeker met zaaknummer UTR 15/3168 moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 december 2015.