ECLI:NL:RBMNE:2015:8687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
C/16/405002 / KG ZA 15-897
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve acties door FNV Bondgenoten tegen Holland Casino

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Holland Casino en FNV Bondgenoten. Holland Casino, de enige kansspelaanbieder met een door de overheid verstrekte casinovergunning in Nederland, had een vordering ingesteld tegen FNV Bondgenoten, die collectieve acties had aangekondigd. De kern van het geschil was of deze collectieve acties rechtmatig waren onder het Europees Sociaal Handvest (ESH). De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangekondigde acties onder de reikwijdte van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH vallen, wat betekent dat werknemers recht hebben op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen. Holland Casino had betoogd dat de acties prematuur waren en dat er geen recht op collectieve actie bestond, maar de rechter oordeelde dat de acties konden bijdragen aan de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat Holland Casino niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een uitzonderingsgrond om de collectieve acties te beperken of te verbieden. De vordering van Holland Casino werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van FNV Bondgenoten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/405002 / KG ZA 15-897
Vonnis in kort geding van 3 december 2015
in de zaak van
de stichting
DE NATIONALE STICHTING TOT EXPLOITATIE VAN CASINOSPELEN IN NEDERLAND,
hierna: Holland Casino,
statutair gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaten mrs. P.A. Nabben en M.P. Dickhoff,
tegen
de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
hierna te noemen: FNV Bondgenoten,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mrs. J.P. Boot en J. van Overdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de conceptdagvaarding naar aanleiding waarvan FNV Bondgenoten vrijwillig is
  • de mondelinge behandeling van 2 december 2015,
  • de pleitnota van Holland Casino,
  • de pleitnota van FNV Bondgenoten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 3 december 2015 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de uitwerking.

2.De feiten

2.1.
Holland Casino is de enige kansspelaanbieder met een door de overheid verstrekte casinovergunning in Nederland. Zij heeft veertien vestigingen in Nederland. Op dit moment zijn er ongeveer tweeëndertighonderd mensen bij Holland Casino werkzaam.
2.2.
Er zijn drie vakbonden, onder wie FNV Bondgenoten, die de belangen van de werknemers bij Holland Casino behartigen. De andere twee vakbonden zijn De Unie en
de categorale vakbond Algemene Bond voor Casinopersoneel (ABC).
2.3.
Bij brief van 12 december 2014 heeft FNV Bondgenoten aan Holland Casino haar voorstel voor de besprekingen ten aanzien van de cao 2015 gestuurd. Zij heeft daarbij vermeld dat over de volgende onderwerpen wat haar betreft diende te worden onderhandeld:
looptijd, loon, afschaffen van de resultaatafhankelijk uitkering (RAU) en invoeren van een dertiende maand, al dan niet invoeren van vraaggericht roosteren (VGR), seniorenbeleid en duurzame inzetbaarheid, sluiten van een sectorcao, opgeschoonde versie cao tekst, afschaffen “kan” bepalingen en uitbreiding vakbondsfaciliteiten.
2.4.
Op 4 maart 2015 zijn er tussen Holland Casino en de drie vakbonden onderhandelingen gestart over een nieuwe cao. Vervolgens heeft er nog overleg plaatsgevonden op achtereenvolgens 17 april, 13, 22 en 29 mei, en
19 augustus 2015. Partijen hebben de van de besprekingen van 17 april, 13 mei,
22 mei en 19 augustus 2015 gemaakte gespreksverslagen als productie in het geding gebracht.
2.4.1.
In het gespreksverslag van 17 april 2015 is, onder andere, vermeld:

3.Terugblik [A](…)SCHORSING 10.40 – 11.30 uur(…)Wel willen de vakbonden voorafgaand aan het proces duidelijkheid hebben in de vorm van een tussen-cao waarin een bepaalde structurele looncomponent zit. Tevens dient daarin iets opgenomen te worden inzake VGR en wat kleinere onderwerpen. Deze cao geeft partijen dan de tijd om daarna de verbindingsslag te maken die voor partijen een gemeenschappelijk belang is.(…)5. Procesafspraken(…) HC heeft voorgesteld om op een constructieve manier te komen tot een andere set van arbeidsvoorwaarden. HC wil graag gas geven op dit proces. Hij heeft de indruk dat de vakbonden voor dit voorstel open staan. Waar HC in de discussie net heeft aangeven graag te willen meewerken aan een tussen-cao maar wel in samenhang met het grotere geheel, is het de vraag hoe deze tussen-cao er dan uit komt te zien. De vakbonden hebben voorgesteld om deze tussen-cao te voorzien van een loonsverhoging. De reden hiervoor is om de medewerkers iets terug te geven.

2.4.2.
In het gespreksverslag van 13 mei 2015 is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
5. Tussen CAO en de CAO op langere termijn(…)
VK geeft aan dat de vakbonden in de schorsing besproken hebben welke punten besproken zouden moeten worden voor de tussen CAO:
• Looptijd
• Inkomen / fee voor medewerkers n.a.v. verkoop HC
• Vakbondsfaciliteiten (zeker gezien de co-creatie)
• Wet werk en zekerheid
• 3e WW jaar
• Participatie wet
(…).”.
2.4.3.
In het gespreksverslag van 22 mei 2015 is onder andere het volgende vermeld:
“ VK vraagt of de vakbonden het goed hebben begrepen dat HC in hun openingsbod geen structureel loonbod hebben opgenomen. ER zegt dat dit klopt.
VK geeft aan dat partijen een aantal inleidende sessies achter de rug hebben en dat dit goede sessies zijn geweest. (…) Hij is dan ook verbaasd dat HC in het openingsbod geen structurele loonsverhoging heeft zitten. Dit bod is dan ook geen basis voor de vakbonden om daarover verder te praten. Het bod past niet bij hetgeen partijen in de vorige sessies hebben besproken. Er is geen bereidheid van HC om te komen met een structurele verhoging. (…).”.
(…)
VK herhaalt dat partijen het hebben gehad over een tussen CAO en de onderwerpen die daaronder vallen. Over de onderwerpen waren partijen het eens. Het sluiten van de tussen CAO is bedoeld om het vertrouwen te winnen van de medewerkers. Als hier een structureel loonbod in zit betekent dit dat partijen meer vrijheid hebben om te praten over een cao voor de langere termijn. De vakbonden vinden het logisch dat er een structurele loonsverhoging zit in de tussen cao.
(…)
VK vraagt nogmaals of HC echt niet bereid is om een structureel bod te doen. Het antwoord is dat HC hier niet toe bereid is.
(…)
ER constateert dat de discussie blijft hangen omtrent het verschil van een structurele en incidentele verhoging. Hier komen partijen niet uit.
(…)
ER constateert dat partijen in een impasse zitten. De vakbonden willen een structurele loonsverhoging en HC is alleen bereid tot het geven van een incidentele verhoging. Hij constateert dat partijen niet uit deze impasse zullen komen. (…).”.
2.5.
Deze onderhandelingen hebben op 19 augustus 2015 geresulteerd in een eindbod van Holland Casino. Dit eindbod is weergegeven in het door Holland Casino als productie 6 in het geding gebrachte stuk en houdt – kort gezegd – in dat:
- een cao wordt gesloten met een looptijd van twaalf maanden, ingaande 1 januari 2015 en
eindigende op 1 januari 2016,
- de medewerkers van Holland Casino een incidentele uitkering over het jaar 2015
ontvangen bestaande uit:
a. een netto uitkering van € 300,00 per fte,
b. een bruto uitkering van 1% over het schaalsalaris en de gebruikelijke toeslagen, welke
incidentele bruto uitkering bij de totstandkoming van de toekomstbestendige cao wordt
omgezet in een structurele loonsverhoging,
- de vakbondsfaciliteiten gedurende de looptijd van de cao worden uitgebreid van 500 uur
per jaar tot 600 uur per jaar,
- Holland Casino een quickscan zal laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor plaatsing
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en op basis daarvan een ambitie over
het aantal te plaatsen mensen zal formuleren,
- gedurende de looptijd van de cao naast VGR ook de masterroosters zullen blijven bestaan,
- Holland Casino de toezegging doet om het onderwerp “fee voor medewerkers bij
Holland Casino” met de bonden te bespreken in het kader van een toekomstbestendige cao,
- er besprekingen zullen worden gestart over een toekomstbestendige cao.
2.6.
FNV Bondgenoten heeft op 4 november 2015 aan Holland Casino laten weten dat zij niet akkoord ging met dit eindbod en dat er ledenvergaderingen zouden plaatsvinden om de stakingsbereidheid te onderzoeken.
2.7.
Bij brief van 27 november 2015 heeft FNV Bondgenoten aan Holland Casino een ultimatum gesteld. Dit ultimatum loopt af op vrijdag 4 december 2015 om 12.00 uur.
FNV Bondgenoten heeft daarbij – samengevat – de volgende eisen gesteld:
- een cao met een looptijd van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016,
- een structurele loonsverhoging voor iedereen van 3% met een bodem van € 900,--,
- de ombouw van de RAU naar een vaste dertiende maand,
- de toezegging dat bij (gehele of gedeeltelijke) verkoop/vervreemding van Holland Casino
een nader te bepalen gedeelte van de opbrengst ten goede komt aan het personeel van
Holland Casino,
- reparatie opbouw en duur van de WW,
- VGR en masterroosters blijven naast elkaar bestaan,
- toezegging dat Holland Casino initiatieven neemt en concrete stappen onderneemt die
leiden tot de tijdige totstandkoming van een sector cao voor de gaming/casino
industrie in Nederland,
- een rem op de ongebreidelde groei van flex/flut contracten.
FNV Bondgenoten heeft in deze brief vermeld dat indien zij voor vrijdag 4 december 2015 om 12.00 uur geen schriftelijke reactie van Holland Casino heeft ontvangen, waaruit blijkt dat Holland Casino integraal akkoord gaat met de hiervoor geformuleerde eisen,
Holland Casino ermee rekening dient te houden met door haar uit te roepen en te organiseren acties, waaronder werkonderbrekingen en stakingen voor kortere of langere duur. FNV Bondgenoten heeft daarbij ook opgemerkt dat zij uiteraard rekening zal houden met de in acht te nemen veiligheidsmaatregelen, en dat zij te allen tijde bereid is tot overleg over het waarborgen van de veiligheid van de mensen, goederen en materieel tijdens de voorgenomen acties.
In deze brief licht FNV Bondgenoten haar ultimatum als volgt toe:
“(…)
Door personele wijzigingen aan de zijde van Holland Casino en soms wat onduidelijke redenen heeft het tot 4 maart 2015 geduurd voordat we een eerste keer hebben onderhandeld over de nieuwe cao. De cao voorstellen voor de nieuwe cao van Holland Casino namens werkgever ontvangen wij op 25 februari 2015. We werden op zijn zachtst gezegd niet vrolijk van de voorstellen van Holland Casino, die vooral toezagen op het matigen en inleveren van arbeidsvoorwaarden. Daarnaast werd er geen loonsverhoging geboden.
Op 17 april en 22 mei 2015 is verder over de cao onderhandeld waarbij door Holland Casino een eenmalig loonvoorstel is gedaan van 250 euro netto voor een fulltimer. Dat er onder het personeel geen enkel draagvlak voor het voorstel van Holland Casino was, bleek uit een door ons georganiseerde tussentijdse peiling onder een groot gedeelte van het personeel. E.e.a. is ook op
29 mei 2015 met Holland Casino besproken. Op verzoek van Holland Casino is een adempauze ingelast om de mogelijkheden voor de cao te herzien. In de zomer werden de halfjaarcijfers van Holland Casino bekend gemaakt. Holland Casino kende een fantastisch eerste half jaar en publiceerde een halfjaarwinst van 41 miljoen euro.
Op 19 augustus 2015 is het cao overleg hervat en bood Holland Casino een eenmalige uitkering van 300 euro voor een fulltimer en 1% eenmalig. Wij hebben Holland Casino herhaaldelijk gewaarschuwd dat onze leden niet afgescheept willen worden met een eenmalige uitkering.
(…)
We zijn naar aanleiding van het bod van de werkgever alle vestigingen afgegaan om in een op een gesprekken te horen wat de leden van het nieuwe bod van de werkgever vonden. Wederom werd bevestigd dat het voorstel van Holland Casino niet acceptabel werd gevonden. Het bod van
19 augustus 2015 is uiteindelijk door de werkgever omgevormd in een definitief eindbod.
We hebben het eindbod van Holland Casino aan onze leden voorgelegd en het is door een overtuigende meerderheid van onze leden (90%) afgewezen. Naar aanleiding van deze uitslag hebben we op 4 november 2015 een bericht aan Holland Casino gestuurd. In dat bericht concluderen we dat we uitonderhandeld zijn en actievergaderingen zullen gaan organiseren.
(…)
Wij kunnen gelet op het voorgaande niet anders dan vaststellen dat thans een onoverbrugbaar verschil bestaat in wederzijdse standpunten. Gezien de ontstane situatie hebben wij besloten u een ultimatum te stellen.

3.Het geschil

3.1.
Holland Casino vordert – na wijziging van eis – dat FNV Bondgenoten bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut op alle dagen en uren, wordt veroordeeld:
a) om zich, op straffe van een dwangsom, te onthouden van het instellen van enige
collectieve actie die de bedrijfsvoering van Holland Casino op welke wijze dan ook
verhindert, dit ten minste totdat er een overleg heeft plaatsing over de cao 2016, althans
voor een door de voorzieningenrechter te bepalen duur,
b) tot betaling van de proceskosten.
3.2.
FNV Bondgenoten voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil betreft de beantwoording van de vraag of de door
FNV Bondgenoten aangezegde collectieve acties zijn toegestaan of niet.
Toetsingskader4.2. Het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in artikel 6, aanhef en onder 4, Europees Sociaal Handvest (ESH). Deze bepaling heeft volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR) rechtstreekse werking in Nederland.
4.3.
Of (nog) sprake is van een collectieve actie in de zin van deze bepaling, wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot
de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Daarbij spelen de zogenaamde “spelregels” (de vraag of de collectieve actie een uiterst redmiddel (ultimum remedium) betreft en of de collectieve actie tijdig is aangezegd),
geen rol. Deze spelregels zijn – zoals volgt uit het meest recente arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015, bekend onder de naam “het Amsta-arrest” (ECLI:NL:HR:2015:1687) geen zelfstandige maatstaf (meer) om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving daarvan is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid.
4.4.
Indien de organisatoren van een collectieve actie erin slagen om aannemelijk te maken dat de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen dan valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. Dit betekent dat de collectieve actie, in beginsel, moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.5.
De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad. Dit is slechts het geval indien beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
Bij de beoordeling van die vraag dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde spelregels zijn nageleefd. Het belang van die spelregels is echter niet steeds hetzelfde. In het geval van bijvoorbeeld een algehele werkstaking hebben zij groot gewicht, maar dit is in mindere mate het geval wanneer sprake is van een ‘prikactie’ van beperkte duur waardoor geen grote schade wordt aangericht.
Het ligt op de weg van de werkgever of de derde die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is.
Vallen de aangekondigde collectieve acties onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH?4.6. Partijen verschillen van mening over de beantwoording van de vraag of de door FNV Bondgenoten aangezegde collectieve acties onder de reikwijdte van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH vallen. In dit artikel is bepaald dat werknemers (en ook werkgevers) recht hebben op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.
4.7.
Tussen partijen staat vast dat zij in maart 2015 zijn gaan onderhandelen over een nieuwe cao en dat Holland Casino op 19 augustus 2015 een eindbod heeft gedaan, welk eindbod niet door FNV Bondgenoten is aanvaard.
Uit de gespreksverslagen die in het kader van de onderhandelingen zijn opgemaakt, kan worden opgemaakt dat – zoals Holland Casino aanvoert en FNV Bondgenoten overigens ook niet betwist – het de wens van de bonden was om eerst een cao voor een looptijd van één jaar te sluiten (door partijen aangeduid als: “de tussen-cao”) en dat partijen daarna een cao met een langere termijn (door partijen aangeduid als: “de toekomstbestendige cao/de cao van 2016”) zouden sluiten. Verder valt uit de gespreksverslagen op te maken dat één van de meest belangrijke onderwerpen waarover in het kader van de tussen-cao overeenstemming moest worden bereikt een loonsverhoging voor het personeel van
Holland Casino betrof en dat de bonden in dit verband een structurele loonsverhoging wensten. Holland Casino wilde echter – zo blijkt uit de gespreksverslagen en het door haar gedane eindbod – in het kader van de tussen-cao geen structurele loonsverhoging bieden, maar een incidentele loonsverhoging. FNV Bondgenoten is niet akkoord gegaan met de door Holland Casino in haar eindbod voorgestelde incidentele loonsverhoging.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat zijn ten aanzien van deze (als wezenlijk te bestempelen) arbeidsvoorwaarde (loonsverhoging) in een impasse zijn geraakt. Dat dit het geval is, valt overigens ook met zoveel woorden te lezen in de gespreksverslagen die door partijen zijn geaccordeerd. FNV Bondgenoten heeft vervolgens aan Holland Casino een ultimatum gesteld, in welk verband zij onder meer een structurele loonsverhoging eist.
FNV Bondgenoten heeft aangekondigd dat zij tot collectieve acties zal overgaan wanneer Holland Casino niet binnen de door haar gestelde termijn, aan deze eis en de overige gestelde eisen voldoet.
4.8.
Het is aannemelijk dat deze door FNV Bondgenoten in haar ultimatum aangekondigde collectieve acties redelijkerwijs kunnen bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Meer in het bijzonder is het aannemelijk dat deze acties redelijkerwijs ertoe kunnen leiden dat de impasse met betrekking tot de door bonden gewenste loonsverhoging wordt doorbroken en dat partijen hierover weer met elkaar in gesprek raken. Holland Casino onderkent dit ook. Dat zij dit doet maakt de voorzieningenrechter op uit haar stellingname dat wanneer FNV Bondgenoten in haar ultimatum alleen de eis inzake de loonsverhoging zou hebben vermeld, zij van mening is dat er op grond van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH een collectief actierecht bestaat.
4.9.
Of de door FNV Bondgenoten aangekondigde collectieve acties er daarnaast ook toe kunnen leiden dat partijen in onderhandeling treden over de overige door
FNV Bondgenoten in haar ultimatum genoemde eisen is – anders dan Holland Casino kennelijk meent – gezien het voorgaande niet (meer) relevant.
Het is immers – zoals hiervoor is overwogen – aannemelijk dat de aangekondigde collectieve acties redelijkerwijs kunnen bijdragen aan het recht op collectief onderhandelen, namelijk voor wat betreft de eis inzake de loonsverhoging voor het personeel van
Holland Casino. De door Holland Casino aangevoerde omstandigheid dat zij al aan een deel van de door FNV Bondgenoten in het ultimatum gestelde eisen zou hebben voldaan en dat sommige eisen volstrekt irrelevant zouden zijn, is – voor zover al aangenomen zou kunnen worden dat dit het geval zou zijn – dus niet (meer) van belang voor de beoordeling van de vraag of de aangekondigde collectieve acties onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH vallen.
4.10.
De door Holland Casino aangevoerde omstandigheid dat de nog niet door haar ingewilligde eisen, waaronder de hiervoor besproken eis inzake de loonsverhoging, voorbarig (prematuur) zouden zijn, omdat over deze eisen in het kader van de toekomstbestendige cao (cao 2016) zou worden onderhandeld, rechtvaardigt – wat daarvan ook zij – nog niet de conclusie dat de aangekondigde collectieve acties redelijkerwijs niet zouden kunnen bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is niet per se zo dat collectieve acties niet zouden kunnen bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectieve onderhandelen wanneer er nog niet of in beperkte zin met elkaar is gesproken en is onderhandeld over bepaalde arbeidsvoorwaarden.
Het kan onder omstandigheden wellicht onbehoorlijk zijn om, wanneer partijen hebben afgesproken om op een later tijdstip met elkaar over bepaalde arbeidsvoorwaarden te spreken of wanneer er in het geheel nog niet of in beperkte mate over bepaalde arbeidsvoorwaarden is gesproken, tot het voeren van collectieve acties over te gaan, maar dit neemt niet weg dat er op grond van het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder 4 ESH een collectief actierecht kan zijn. De vraag of de uitoefening van een collectief actiemiddel een uiterst redmiddel (ultimum remedium) betreft, is gelet op het Amsta-arrest, geen zelfstandige maatstaf (meer) om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. Wel is het zo dat een dergelijke omstandigheid een gezichtspunt kan zijn bij de beoordeling van de vraag of de actie op grond van artikel G ESH kan worden beperkt of verboden.
4.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door FNV Bondgenoten aangezegde collectieve acties onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH vallen en dus, in beginsel, zijn toegestaan.
Kan het collectief actierecht worden beperkt of verboden?4.12. Holland Casino beroept zich verder nog op de uitzonderingsgrond van artikel G ESH. Zij voert daartoe – kort gezegd – aan dat de aangekondigde acties prematuur zijn en niet is voldaan aan de proportionaliteitstoets.
4.13.
Het recht op collectief optreden kan langs de weg van artikel G ESH worden beperkt (of verboden) indien beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
4.14. Holland Casino voert aan dat de gevolgen voor de omzet van het bedrijf enorm kunnen zijn, dat haar gasten teleurgesteld zullen zijn wanneer zij een gesloten casinovestiging aantreffen, en dat de kans reëel is dat er onrust tussen de werknemers van Holland Casino zal ontstaan.
Als uitgangspunt geldt dat deze omstandigheden – zoals FNV Bondgenoten terecht
aanvoert – inherent zijn aan het uitoefenen van het stakingsrecht en dat dit voor rekening en risico komt van de bestaakte werkgever en derden.
Overigens geldt dat Holland Casino deze omstandigheden niet gemotiveerd heeft onderbouwd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Bovendien is het op dit moment nog onduidelijk wat de aard en duur van de aangekondigde collectieve acties zullen zijn en wanneer deze acties, onmiddellijk na het verstrijken van het ultimatum of rond de kerst en oud en nieuw, zullen plaatsvinden. Er kan dan op dit moment dan ook nog geen inschatting worden gemaakt van de impact die de collectieve acties zullen hebben en of die impact zodanig is dat die de conclusie rechtvaardigt dat beperkingen aan het recht van
FNV Bondgenoten op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn.
4.15.
Holland Casino voert verder nog aan dat de collectieve acties prematuur zijn.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt, dat FNV Bondgenoten gerechtigd is om in ieder geval voor wat betreft de door haar gewenste loonsverhoging collectief actie te voeren. Partijen hebben daarover – zoals hiervoor is overwogen – uitvoerig over onderhandeld en zijn hierover in een impasse geraakt. De collectieve acties zijn wat dat betreft dan ook niet prematuur. Het is ook niet aannemelijk dat – zoals Holland Casino kennelijk aanvoert – partijen zijn overeengekomen dat in het kader van de tussen-cao geen aanspraak zou
worden gemaakt op een structurele loonsverhoging. De gespreksverslagen bieden daarvoor geen aanknopingspunt. Integendeel, uit deze verslagen valt op het maken dat de bonden, waaronder FNV Bondgenoten, in het kader van de onderhandelingen over de tussen-cao van het begin af aan een structurele loonsverhoging hebben bedongen.
Nog afgezien daarvan geldt dat de omstandigheid dat de collectieve acties prematuur (niet als laatste redmiddel) zouden worden gevoerd, nog niet per definitie meebrengt dat sprake is van de uitzondering zoals bedoeld in artikel G ESH.
De HR heeft in het Amsta-arrest ook overwogen dat het belang van de spelregels niet steeds hetzelfde is en dat dit onder meer afhangt van de aard en duur van de collectieve actie en omvang van de schade en daar is, zoals hiervoor is overwogen, nu juist geen zicht op.
4.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Holland Casino niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van de uitzonderingsgrond zoals vermeld in artikel G ESH. Er is dan ook geen reden om de aangekondigde collectieve acties te beperken of te verbieden.
Conclusie4.17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aangekondigde acties zijn toegestaan en dat de vordering van Holland Casino moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Holland Casino zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FNV Bondgenoten worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Holland Casino in de proceskosten, aan de zijde van
FNV Bondgenoten tot op heden begroot op € 1.429,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015. [1]

Voetnoten

1.type: BvdG/4374