ECLI:NL:RBMNE:2015:866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
384656/ HA RK 15-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een civiele procedure met betrekking tot een beheers- en ontruimingsbeding

Op 6 februari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdend te Lelystad, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, die zich in een civiele procedure tegen ABN AMRO BANK N.V. bevond. De verzoeker stelde dat de behandelend rechter, mr. M.C.P. de Ridder, partijdig was, omdat zijn verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling niet was gehonoreerd. De verzoeker was bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Zegers, die niet in de gelegenheid was om de zitting bij te wonen. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding af te wijzen werd als een procesbeslissing beschouwd, die niet op zichzelf voldoende grond voor wraking opleverde. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die duidden op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 384656/ HA RK 15-12
beslissing van 6 februari 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, zitting houdend te Lelystad
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2015 met als bijlage het schriftelijke wrakingsverzoek
- een schriftelijke verweer van 21 januari 2015 van mr. M.C.P. de Ridder
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 januari 2015 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Zegers. Mr. M.C.P. de Ridder is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.C.P. de Ridder als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter) van de zaak tussen ABN AMRO BANK N.V. als verzoeker en [verzoeker] als verweerder waarbij ABN AMRO BANK N.V. een verzoekschrift heeft ingediend met betrekking tot het inroepen van een beheers- en ontruimingsbeding, geregistreerd onder zaaknummer C/16/382795/ KL RK 14-575.
2.2.
Verzoeker heeft objectieve partijdigheid aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft, zakelijk weergegeven, gesteld dat hij in zijn belangen is geschaad doordat het gemotiveerde verzoek van zijn advocaat om aanhouding van de mondelinge behandeling niet is gehonoreerd door de rechter. Daar komt bij dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet om de verhinderdata van de advocaat van verzoeker is verzocht, terwijl de rechtbank ambtshalve had kunnen weten dat mr. Zegers de advocaat van verzoeker was nu hij verzoeker ook heeft bijgestaan in een eerdere procedure.
Het standpunt van de rechter
3.1.
De rechter heeft in zijn schriftelijk verweer, zakelijk weergegeven, het navolgende naar voren gebracht. Gelet op de datum van het verzoekschrift (12 december 2014), de datum van oproeping van partijen (16 december 2014), de datum van de voorgenomen executoriale veiling van de woning van verzoeker (18 februari 2015) en de omstandigheid dat voorafgaand aan de executoriale veiling de mogelijkheid bestaat tot onderhandse verkoop van het pand zou uitstel kunnen leiden tot onredelijke vertraging van het geding.

3.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek moet worden getoetst aan de norm van zowel artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) als artikel 6 EVRM, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn, indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging bevooroordeeld is.
Ook kan daarvan sprake zijn, indien objectief gezien bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn
aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke
omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat
een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de partij
bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat van uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor
bedoeld niet is gebleken. De beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling af te wijzen betreft een procesbeslissing die een rechter mag nemen. Voor dergelijke beslissingen geldt dat onvrede over de genomen beslissing op zichzelf onvoldoende grond is voor wraking. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet gebleken. Ingevolge artikel 3:267 van het Burgerlijk Wetboek wordt een verzoek tot het inroepen van een beheer- en ontruimingsbeding door de voorzieningenrechter behandeld. Deze procedure heeft dan ook een een spoedeisend karakter. Het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling van de zaak is eerst enkele dagen voor de zitting gedaan, terwijl de datum van die zitting reeds enkele weken bij verzoeker bekend was. Van verzoeker had verwacht mogen worden dat hij direct nadat de datum van de mondelinge behandeling bekend was geworden zijn advocaat daarover had geïnformeerd en dat er vervolgens meteen om aanhouding van de zaak was verzocht. Een en ander geldt temeer nu mr. Zegers, zoals ter zitting naar voren is gebracht, de vaste advocaat van verzoeker is. Anders dan mr. Zegers heeft betoogd behoeft de rechtbank niet voor het verkrijgen van verhinderdata uit eigen beweging een advocaat te benaderen die eerder in andere procedures voor een partij heeft opgetreden, terwijl die advocaat niet in het verzoekschrift wordt genoemd of zich voor die partij heeft gesteld. Gegeven het spoedeisende karakter van de procedure geeft de beslissing van de rechter tot afwijzing van het in een laat stadium ingediende verzoek om aanhouding van de behandeling geen blijk van vooringenomenheid.
4.4.
Nu verzoeker ook overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond
waarvan kan worden geoordeeld dat de rechter blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel
van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief
gerechtvaardigd is, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. M.C.P. de Ridder af;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker en mr. M.C.P. de Ridder, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel recht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.E. Mulder, voorzitter, mr. G.L.M. Urbanus en mr. C.A. de Beaufort als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.F. Hammerle,
griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.