2.1.Tussen de gemeente Utrechtse Heuvelrug en een derde als verzoekers en [eiser] als verweerder is een procedure gevoerd over de vraag of de Bronwaterleiding aan [eiser] kopieën van aandeelbewijzen diende af te geven. De verzoekers in die procedure hadden tegen die mogelijkheid in hun hoedanigheid van aandeelhouders in de Bronwaterleiding bezwaar gemaakt. De rechtbank Amsterdam heeft het bezwaar van de verzoekers bij beschikking van 22 april 2010 (JOR 2010, 335) gegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
“4.5.3. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet [eiser] niet aan de zo-even omschreven processuele verplichtingen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
a. De onderhavige toonderaandelen werden in ieder geval tot 30 juni 1999 gehouden door [A] .
b. [eiser] stelt dat [A] de onderhavige toonderaandelen op enige datum heeft overgedragen aan [B] . Volgens de verklaring van [B] was dat in of rondom 1999, volgens de verklaring van [A] was dit ergens in 1999 of 2000. [A] en [B] zijn beiden vaag over wijze van totstandkoming en voorwaarden van hun gestelde transactie. Bewijsstukken ontbreken.
c. [eiser] stelt dat hij zich zijn voorman tot medio 2008 niet herinnerde. Hij stelt dat hij diens identiteit pas na 11 juni 2008 heeft kunnen achterhalen. [eiser] licht niet toe hoe hij [B] alsnog op het spoor is gekomen.
d. [B] en [eiser] zijn beiden vaag over wijze van totstandkoming en voorwaarden van hun gestelde transactie. Dat is eens te meer opmerkelijk omdat die transactie volgens [eiser] samenhing met een transactie in onroerend goed. [eiser] plaatste de transactie met [B] aanvankelijk in, althans rond, 1998. Later heeft hij – zonder toelichting – echter ook andere jaren genoemd, laatstelijk 2002. [B] laat iedere tijdsaanduiding achterwege. Bewijsstukken van de gestelde transactie ontbreken.
e. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat mantels en dividendbladen van toonderaandelen afzonderlijk onderwerp van overeenkomsten kunnen zijn en afzonderlijk kunnen worden overgedragen.
f. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat het bezit van dividendbladen geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
g. De administratie van [eiser] is een puinhoop; de kwalificatie is van [eiser] zelf.
h. [eiser] stelt dat hij de onderhavige talons (en dividendbewijzen) in januari 2008 heeft teruggevonden en dat hij er tot dan toe geen aandacht aan had besteed. Dit betekent dat alle handelingen met betrekking tot de onderhavige toonderaandelen tot januari 2008 niet door [eiser] kunnen zijn verricht.
i. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de 165 toonderaandelen uit het bericht van de Luxemburgse bank van 4 oktober 2002 behoren tot de onderhavige 185 toonderaandelen. [eiser] maakt niet duidelijk hoe dit gegeven kan worden gerijmd met zijn stelling dat hij toen al eigenaar was van de onderhavige 185 toonderaandelen en dat de Luxemburgse bank niet voor hem (die zich pas jaren later weer van zijn eigendom bewust is geworden) handelde.
j. [eiser] maakt niet duidelijk hoe de aanwezigheid van de kopie van toonderaandeel nummer 1 bij het bericht van de Luxemburgse bank van 4 oktober 2002 kan worden gerijmd met zijn stelling dat hij toen ook al eigenaar was van dat toonderaandeel en dat de Luxemburgse bank ook ter zake van dat toonderaandeel niet voor hem handelde.
k. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de aangifte bij de politie geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
l. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de aanmelding bij Euroclear Nederland geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
m. [eiser] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat [A] er sedert het vonnis van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2003 geen belang bij heeft zich met waarden als de onderhavige toonderaandelen openlijk bij Bronwaterleiding Doorn te melden.
n. De gebleken aanwezigheid van twintig van de onderhavige toonderaandelen in de kluis bij de Luxemburgse bank tast de geloofwaardigheid van de verklaring van [A] , die in zeer stellige bewoordingen het tegenovergestelde inhoudt, ook voor de overige 165 onderhavige toonderaandelen in verregaande mate aan.
o. [eiser] geeft voor de aanwezigheid van die twintig toonderaandelen in de kluis bij de Luxemburgse bank geen, althans geen voldoende, verklaring. [eiser] geeft ook geen, althans geen voldoende, nadere toelichting op de lotgevallen van de overige 165 toonderaandelen, die volgens zijn stellingen op enig moment moeten zijn gescheiden van de twintig toonderaandelen die zijn aangetroffen in de kluis bij de Luxemburgse bank. Geconfronteerd met het proces-verbaal van de Luxemburgse gerechtsdeurwaarder stelt [eiser] (die tot dan toe bij zijn stelling dat hij 185 mantels en dividendbladen van [B] heeft ontvangen geen enkel voorbehoud had gemaakt) slechts dat [B] zijn verplichtingen jegens hem kennelijk niet volledig is nagekomen. Mede in het licht van de verklaringen van [A] en [B] , die beiden met geen woord reppen van de door [eiser] gestelde scheiding van de onderhavige toonderaandelen in een pakket van 165 en een pakket van twintig, had het op de weg van [eiser] gelegen die stelling nader toe te lichten en te onderbouwen; [eiser] laat dat na.
p. Zeker onder de hiervoor vermelde omstandigheden kan uit de omstandigheid dat zich geen derden hebben gemeld die (delen van) het origineel van de onderhavige (mantels van) toonderaandelen bezitten niet de conclusie worden getrokken dat [eiser] eigenaar van die toonderaandelen is.”