ECLI:NL:RBMNE:2015:8550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
16.705709-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en belediging door verdachte in meerdere inbraken en poging tot inbraak

Op 1 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een serie inbraken in bedrijfspanden en een poging daartoe. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het stelen van sigaretten uit verschillende winkels, waaronder de Spar, Bruna en Kruidvat, en het beledigen van politieagenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde en zich toegang verschafte tot de panden door middel van braak. Tijdens de zittingen op 8 september en 17 november 2015 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een gevangenisstraf van 18 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig gebrek aan respect voor andermans eigendom toonde en dat zijn daden niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, met bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan een benadeelde partij, een politieagent, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705709-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 september 2015 en 17 november 2015. Verdachte is op 17 november 2015 verschenen, bijgestaan door mr. F. Tosun, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft op 17 november 2015 kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. K. de Meulder en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving en een wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2015 te [vestigingsplaats] , althans in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand ( Spar [aangever 1] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Spar [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Woudsend, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (supermarkt Spar) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Spar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Balk, gemeente De Friese Meren, althans in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (Bruna) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bruna, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (tankstation BP) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BP en/of [naam] Auto Service, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (BP tankstation) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan BP en/of [naam] Auto Service, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd tankstation te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) het glas van de voordeur van voornoemd tankstation ingeslagen en/of vervolgens in voornoemd tankstation (met een koevoet) het rolluik van het schap (gevuld met sigaretten) achter de kassa geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
hij op of omstreeks 09 april 2015 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (Kruidvat) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Geldermalsen, althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] en/of [naam] Wonen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7.
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te Almere, althans in Nederland, een Apple Iphone 5 heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Iphone wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
8.
hij op of omstreeks 27 juni 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten
- [verbalisant 1] , werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “kankerwijf” en/of “kankerslet” en/of “kankerhoer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking,

en/of

- [verbalisant 2] , werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefning van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “kankerhoer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door een of meer feitelijkheden heeft beledigd door toen aldaar opzettelijk beledigend genoemde [verbalisant 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of te spugen.
In de tekst van het onder 4. subsidiair ten laste gelegde staat in de eerste regel “10 april” in plaats van “10 april 2015”. De rechtbank leest het onder 4. subsidiair ten laste gelegde in samenhang met het onder 4. primair ten laste gelegde, waaruit volgt dat sprake is van een kennelijke vergissing. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De raadsvrouw heeft bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging van verdachte voor zover het gaat om het onder 1. ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft betoogd dat met het handelen van de politie en het verwerken van ANPR-gegevens (Automatic Number Plate Recognition) een ernstige, disproportionele inbreuk is gemaakt op de privacy van verdachte en dat derhalve sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank overweegt het volgende. Recherchewerk met het oog op bestrijding van diefstal en inbraak behoort tot de dagelijkse politietaak. Voor zover het ANPR-systeem, dat mede is ontwikkeld met het oog op bestrijding van deze vorm van criminaliteit, wordt ingezet bij de uitvoering van deze dagelijkse politietaak, is de wettelijke basis voor de inzet van dit systeem en de verwerking van de daaruit verkregen gegevens gelegen in de Wet Politiegegevens. In deze zaak is hiervan sprake. Nadat in de regio Friesland–Flevoland meerdere inbraken hadden plaatsgevonden en uit onderzoek de verdenking was gerezen dat inzittenden van een bestelauto met kenteken [kenteken] betrokken zouden zijn bij die inbraken, is het ANPR-systeem ingezet en is op enig moment geconstateerd dat het voertuig met voornoemd kenteken ter hoogte van Lelystad een scanpunt passeerde en in de richting van Friesland reed. Deze enkele constatering leidt niet tot een inbreuk op de privacy van verdachte zoals door de raadsvrouw is betoogd.
Van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is geen sprake en het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake het onder 1. ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 4. primair ten laste gelegde. Hij acht de onder 1., 2., 3., 4. subsidiair, 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1., 4. subsidiair en 8. ten laste gelegde feiten. Zij heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de hem onder 2., 3., 4. primair, 5., 6., en 7. ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en zij heeft bepleit verdachte van deze feiten vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De hierna vermelde bewijsmiddelen zijn - ook in hun onderdelen - telkens gebruikt tot het bewijs van het feit zoals hieronder is aangegeven.
Feit 1.
Op 28 april 2015 doet [aangever 1] aangifte [2] van inbraak in de Spar [aangever 1] te [vestigingsplaats] op 28 april 2015 tussen 04.40 uur en 06.15 uur. Aangever verklaart dat de kleine onderste ruit van de linker schuifdeur kapot was. [3] Aangever zag dat verschillende vakken met sigaretten overhoop waren gehaald. [4] Het schap met sigaretten is normaal afgesloten door een rolluik maar het rolluik was helemaal vernield. [5] Bij het proces-verbaal van aangifte is een bijlage [6] gevoegd met een overzicht van de aantallen weggenomen pakjes sigaretten en shag.
Getuige [getuige 1] verklaart [7] dat hij op 28 april 2015 wakker werd van geram op een ruit.
Hij zag dat twee personen bij de Spar in [vestigingsplaats] stonden en dat een van hen met een soort sloopijzer op de ruiten sloeg.
Op beelden van een bewakingscamera van de Spar zijn in de winkel twee personen te zien. [8] Een van hen heeft een op een bijl of hamer gelijkend voorwerp en slaat daarmee herhaaldelijk op de onderzijde van een witte kast, waarna hij deze kast opent door de voorzijde omhoog te schuiven. [9] De tweede persoon heeft kennelijk een laken in zijn handen. [10]
Op 28 april 2015 omstreeks 05.22 uur wordt in [vestigingsplaats] een witte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] aangetroffen. [11] Een verbalisant ziet in de auto twee personen onder een dekbedhoes liggen. Beide personen worden aangehouden en dit blijken te zijn: verdachte [verdachte] , geboren [1996] , en medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [1995] . [12] In het dekbedhoes lagen meerdere pakjes sigaretten. [13] In het dossier bevinden zich foto’s van de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] en de daarin aangetroffen dekbedhoes met pakjes sigaretten. [14]
In de Spar [aangever 1] te [vestigingsplaats] vindt forensisch onderzoek plaats naar sporen. [15] Van op de grond liggende lamellen, afkomstig van het rolluik van de kast met rookwaar, is bloed bemonsterd en veiliggesteld (onder meer: AAHS9727NL). [16] Tevens worden op de balie schoenafdrukken veiliggesteld (AAHS9730NL en AAHS9729NL). [17]
Het bloedmonster is door het Nederlands Forensisch Instituut onderworpen aan DNA-onderzoek. Het bloedmonster met identiteitszegel AAHS9727NL#1 bevat een DNA-profiel dat is opgenomen in de DNA-databank. Dit profiel hoort bij DNA-profielcluster 30035. [18] Alle monsters die een matchend DNA-profiel hebben krijgen hetzelfde DNA-profielclusternummer toegewezen. [19] In het DNA-profielcluster 30035 is een referentiemonster wangslijmvlies opgenomen van: [verdachte] , geboren [1996] . [20]
Het schoenzoolprofiel van de schoenen van verdachte is soortgelijk aan de op de balie veiliggestelde schoenafdrukken. [21]
Op 29 april 2015 worden in de bossages aan de linkerkant van de Spar te [vestigingsplaats] een breekijzer en een bijl aangetroffen. De bijl was zo goed als nieuw, van het merk Gamma. [22]
Op 26 april 2015 is bij de Gamma te Almere een bijl verkocht. [23] Op camerabeelden van de Gamma herkent een verbalisant als koper van deze bijl de (hem bekende) medeverdachte: [medeverdachte 1] , geboren op [1995] . [24]
Verdachte heeft ter zitting van 17 november 2015 bekend dat hij op 10 april 2015, te weten twee weken voor het onderhavige feit, een poging tot inbraak (in een BP tankstation in Bunschoten-Spakenburg) heeft gepleegd en dat deze inbraak was gericht op het stelen van
sigaretten. [25]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij de Spar [aangever 1] te [vestigingsplaats] op 28 april 2015. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben zich de toegang tot het pand verschaft door een raam in te slaan met een breekijzer of een bijl en in de winkel hebben zij het schap met sigaretten opengebroken, waarna zij een grote hoeveelheid pakjes sigaretten en shag in een dekbedhoes hebben meegenomen.
Modus operandi
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte gebruik maakt van de volgende modus operandi. Verdachte en zijn mededader gaan op zoek naar een winkel of bedrijf waar sigaretten worden verkocht. Zij maken hierbij gebruik van de auto van verdachte, een witte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] . Buiten openingstijd, wanneer in de winkel of het bedrijf niemand aanwezig is, gaan zij naar het betreffende pand en verschaffen zij zich de toegang door een raam in te slaan met een breekijzer of met een bijl. Vervolgens nemen zij alleen sigaretten mee. Indien de sigaretten zich in een afgesloten kast of schap bevinden, breken ze deze bergplaats met geweld open. Om zoveel mogelijk sigaretten mee te kunnen nemen, gebruiken zij een dekbedhoes om de sigaretten in mee te nemen.
Feiten 2. en 3.
Bewijsmiddelen feit 2.
Getuige [getuige 2] verklaart [26] dat hij op 25 april 2015 omstreeks 11.30 uur zag dat een witte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] parkeerde op een parkeerplaats tegenover zijn restaurant aan [adres] te Woudsend. Uit de auto stapten twee mannen en het gedrag dat zij lieten zien was alsof zij de omgeving aan het checken waren. De mannen liepen richting de supermarkt gelegen aan Op [adres] . [27]
Op 26 april 2015 doet [aangever 2] aangifte [28] van inbraak in de Spar op het adres Op [adres] . Hij verklaart dat die ochtend om 05.40 uur het alarm van de winkel is afgegaan. De ruit naast de toegangsdeur was ingegooid met een steen. De sloten van de sigarettenstelling zijn vernield [29] en er is een grote hoeveelheid sigaretten weggenomen. [30]
Op beelden van bewakingscamera’s van de Spar is te zien dat twee verdachten de ruit naast de schuifpui van de Spar ingooien en intrappen, waarna zij beide door de opening kruipen. [31] Een van hen heeft een laken in zijn handen. [32] De beide verdachten gaan achter de toonbank staan. [33] De ene persoon houdt het laken open en de andere persoon gooit spullen in het laken. [34] Er vallen diverse spullen naast het laken; deze lijken sterk op pakjes sigaretten. [35]
Op beelden van de bewakingscamera’s is voorts te zien dat een van de verdachten een jas draagt met strepen over de schouders en muts met daarop een pompoen (bolletje). [36] Op een ander beeld is op de linker voorzijde van deze jas (op borsthoogte) het logo van het merk Adidas zichtbaar. [37]
Verdachte droeg bij zijn aanhouding, na de inbraak in de Spar te [vestigingsplaats] op 28 april 2015, een jas met strepen over zijn schouders en op de voorzijde van deze jas (op borsthoogte) het beeldmerk van het merk Adidas. [38]
Bewijsmiddelen feit 3.
Op 28 april 2015 doet [aangever 3] aangifte [39] van inbraak in de Bruna op het adres [vestigingsplaats] op 25 april 2015 tussen 05.21 en 05.24 uur. Hij verklaart dat in de ruit van de voordeur een gat zat en dat de schappen van de sigaretten en shag leeg waren. [40]
Op beelden van bewakingscamera’s van de [naam] is te zien dat om 05.07 uur twee personen naar de toegangsdeur van de [naam] lopen en dat een van hen met een bijl de ruit van de deur kapotslaat. De persoon met de bijl draagt een Adidas trainingsjack en een muts met een ronde pompoen. [41] Het jack heeft het logo van Adidas op de borst en drie strepen over de lengte van de mouw. [42] Zichtbaar is dat de andere persoon een op een hoeslaken gelijkend voorwerp bij zich heeft. [43] Wanneer zij de winkel verlaten is het laken gevuld. [44]
Op beelden van een bewakingscamera van een andere winkel in de Van Swinderenstraat is te zien dat om 02.03 uur en om 02.17 uur een witte bestelauto door de Van Swinderenstraat rijdt. [45] De verbalisant constateert dat de bestelauto op de beelden overeenkomt met de bestelauto waarin verdachte en een medeverdachte op 28 april 2015 werden aangehouden, te weten een Volkswagen Caddy voorzien van kenteken [kenteken] . [46]
Verdachte droeg bij zijn aanhouding, na de inbraak in de [naam] te [vestigingsplaats] op 28 april 2015, een jas met strepen over zijn schouders en op de voorzijde van deze jas (op borsthoogte) het logo van het merk Adidas. [47]
Overweging feiten 2. en 3.
De rechtbank overweegt dat de wijze waarop de inbraken in de Spar te Woudsend op 26 april 2015 en in de Bruna te Balk op 25 april 2015 hebben plaatsgevonden, vallen binnen de modus operandi van verdachte en zijn mededader, zoals deze ook blijkt uit de inbraak op 28 april 2015 bij de Spar [aangever 1] te [vestigingsplaats] . Deze inbraken vonden bovendien plaats één of enkele dagen na elkaar in dezelfde regio, Zuidwest Friesland. Rond het tijdstip van de inbraken is de Volkswagen Caddy van verdachte, althans een daarop gelijkende auto gezien en bij de inbraken in Woudsend en Balk droeg een van de daders een Adidas trainingsjas die overeenkomt met de Adidas trainingsjas die verdachte bij zijn aanhouding (direct na de inbraak in Woudsend) droeg.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de onder 2. en 3. ten laste gelegde inbraken.
Feit 4.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte van het onder 4. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank acht het onder 4. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert de bewezenverklaring op inhoud van de navolgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, nummer PL0900-2015110426-1, opgemaakt door Politie Midden-Nederland en gesloten op 10 april 2015, houdende een verklaring van aangever [aangever 4] (pagina 5008);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0900-2015110426-2, opgemaakt door Politie Midden-Nederland en gesloten op 10 april 2015, houdende een verklaring van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] of een van hen (pagina 5016);
  • een overzicht historische verkeersgegevens van (onder meer) de mobiele telefoon van verdachte met nummer [nummer] , waaruit blijkt dat deze telefoon op 10 april 2015 om 03.55 uur de telefoonmast gelegen aan de Prinses Irenestraat 8 te Bunschoten-Spakenburg aanstraalde;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2015.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 5.
Op 9 april 2015 doet [aangever 5] aangifte [49] van inbraak in het Kruidvat aan de [vestigingsplaats] op 9 april 2015 tussen 03.45 uur en 03.51 uur. Zij verklaart dat de ruit van de voorkeur in zijn geheel uit de sponningen lag en dat in de winkel de schappen waarin sigaretten lagen waren stukgeslagen en een grote hoeveelheid sigaretten was weggenomen. [50]
Op beelden van bewakingscamera’s van het Kruidvat is te zien dat een persoon met een kloof/hakbijl diverse keren tegen de onderzijde van de deur slaat en daarna de losgekomen deur uit de sponning trapt. [51] Beide verdachten lopen daarna de winkel in en zichtbaar is dat een van hen een blauw ‘iets‘ in zijn handen heeft, vermoedelijk een dekbedhoes. [52] Met de hakbijl wordt de sigarettenvitrine ingeslagen. [53] De blauwe zak, vermoedelijk een dekbedhoes, wordt gevuld met sigaretten. [54] Een van de verdachten draagt een Adidas jas, met een rood embleem op de linkerborst en over de mouwen drie witte strepen. [55]
Verdachte droeg bij zijn aanhouding, na de inbraak in de Spar te [vestigingsplaats] op 28 april 2015, een jas met strepen over zijn schouders en op de voorzijde van deze jas (op borsthoogte) het beeldmerk van het merk Adidas. [56]
Uit een overzicht historische verkeersgegevens van (onder meer) de mobiele telefoon van verdachte met nummer [nummer] blijkt dat deze telefoon op 9 april 2015 om 03.45 uur de telefoonmast gelegen aan de Prinses Irenestraat 8 te Bunschoten-Spakenburg aanstraalde. [57]
Overweging feit 5.
De rechtbank overweegt dat de wijze waarop de inbraak in het Kruidvat te Bunschoten op 9 april 2015 heeft plaatsgevonden, valt binnen de modus operandi van verdachte en zijn mededader. Deze inbraak vond bovendien plaats één dag na de poging tot inbraak in het BP tankstation te Bunschoten-Spakenburg waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op heterdaad zijn aangehouden. Rond het tijdstip van beide inbraken heeft de telefoon van verdachte de telefoonmast aan de Prinses Irenestraat 8 te Bunschoten-Spakenburg aangestraald. Voorts droeg een van de daders een trainingsjas die overeenkomt met de Adidas trainingsjas die verdachte bij zijn aanhouding (direct na de inbraak in Woudsend) droeg.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de onder 5. ten laste gelegde inbraak.
Feit 6.
Op 31 maart 2015 doet [X] namens de benadeelde [naam] Wonen aangifte [58] van inbraak in de woning aan de [adres] , welke inbraak heeft plaatsgevonden tussen 30 maart 2015 te 17.00 uur en 31 maart 2015 te 09.00 uur. Een raam van de keuken aan de achterzijde van de woning was kapot. [59] Uit de woning wordt een sleutelbos vermist. [60]
In de woning aan de [adres] vindt forensisch onderzoek plaats naar sporen. [61] Op de rand van het gat in de ruit is een op bloed gelijkende substantie zichtbaar. Deze substantie is bemonsterd en veiliggesteld (AAIK9888NL). [62]
Het bloedmonster is door het Nederlands Forensisch Instituut onderworpen aan DNA-onderzoek. Het bloedmonster met identiteitszegel AAIK9888NL#1 bevat een DNA-profiel dat is opgenomen in de DNA-databank. Dit profiel hoort bij DNA-profielcluster 30035. [63] Alle monsters die een matchend DNA-profiel hebben krijgen hetzelfde DNA-profielclusternummer toegewezen. [64] In het DNA-profielcluster 30035 is een referentiemonster wangslijmvlies opgenomen van: [verdachte] , geboren [1996] . [65]
Op de eerste verdieping van de woning aan de [adres] word een groot blauw of groenkleurig laken aangetroffen en een slof Camel sigaretten. [66]
Op grond van de hiervoor omschreven wettige bewijsmiddelen en het ontbreken van een geloofwaardige verklaring van verdachte omtrent het aantreffen van zijn DNA heeft de rechtbank ook de overtuiging bekomen dat het verdachte is geweest die op of omstreeks 31 maart 2015 heeft ingebroken in de woning aan de [adres] .
Deze overtuiging van de rechtbank wordt gesterkt doordat:
  • op 31 maart 2015 om 06.05 uur een inbraak plaatsvond bij de Albert Heijn aan het Prinses Maximaplein te Geldermalsen, waarbij op camerabeelden is te zien dat twee personen zich de toegang tot het pand verschaffen door een raam in te slaan met een grote hamer en in de winkel het rolluik van de sigarettenkast proberen te openen door met een hamer op het rolluik te slaan. Uit de winkel wordt een grote hoeveelheid sigaretten weggenomen en deze sigaretten worden meegenomen in een blauw laken;
  • de handelwijze van de inbraak bij de Albert Heijn past binnen de modus operandi van verdachte;
  • verdachte op de beelden van Albert Heijn wordt herkend als een van de daders;
  • in de woning aan de [adres] een blauw- of groenkleurig laken en een slof sigaretten is aangetroffen, welke voorwerpen passen bij hetgeen is te zien op de beelden van Albert Heijn;
  • uit het voorgaande volgt dat verdachte in de vroege ochtend van 31 maart 2015 in Geldermalsen is geweest.
Feit 7.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de politie onrechtmatig heeft gehandeld door verdachte te onderwerpen aan een stelselmatige observatie zonder dat sprake was van een redelijke verdenking. Dit is een grove schending van het recht op privacy van verdachte zoals gewaarborgd in artikel 8 EVRM, hetgeen dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs met betrekking tot dit feit, aangezien al het bewijs is verkregen naar aanleiding van deze onrechtmatige observatie.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verbalisanten van politie Midden-Nederland treffen verdachte op 25 juni 2015 omstreeks 22.26 uur bij toeval aan bij een tankstation in Almere. Zij volgen verdachte, zien hem op enig moment als bijrijder in een gestolen Mercedes stappen en tijdens de achtervolging van deze auto verzoeken zij via de meldkamer om ondersteuning. Om 23.05 uur sluiten andere verbalisanten van politie Midden-Nederland zich bij de achtervolging aan en kort daarop komt de Mercedes tot stilstand, waarna de bestuurder en de bijrijder uit de auto springen en wegrennen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van een stelselmatige observatie. Gelet op de plaats, duur en intensiteit van de observatie is deze niet geschikt geweest om van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de verdachte een compleet beeld te verkrijgen. De rechtbank overweegt daartoe dat de observatie op straat en in openbare ruimtes heeft plaatsgevonden, dat de observatie slechts gedurende ruim een halfuur heeft geduurd en dat daarbij geen technische hulpmiddelen zijn ingezet. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelen
Op 27 februari 2015 doet [aangever 6] aangifte [67] van inbraak in zijn woning aan de [adres] . Weggenomen is onder meer een iPhone 5 met imei nummer [nummer] . [68]
Verbalisanten van politie Midden-Nederland zien op 25 juni 2015 in Almere een persoon lopen die zij voor de volle 100% herkennen als verdachte. [69] Verdachte draagt een opvallend wit trainingsjack met oranje schoudervlakken. [70] Nadat de hiervoor omschreven achtervolging had plaatsgevonden, zijn de bestuurder en de bijrijder uit de Mercedes gesprongen en weggerend, waarna zij over een hekwerk zijn geklommen en een bosperceel zijn ingerend. Op de plek waar zij over het hekwerk waren geklommen wordt een witte jas op de grond gevonden. [71] In de jas wordt een iPhone met imei nummer [nummer] aangetroffen. [72]
Verdachte bekent dat het zijn jas was, maar verklaart niet te weten hoe die telefoon daar in terecht gekomen is.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en mede in aanmerking genomen dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de telefoon, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de iPhone met voornoemd imei nummer (in ieder geval) redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze telefoon van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
wistdat de iPhone van een misdrijf afkomstig was.
Feit 8.
De rechtbank acht het onder 8. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert de bewezenverklaring op inhoud van de navolgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, nummer PL0900-2015197000-1, opgemaakt door Politie Midden-Nederland en gesloten op 28 juni 2015, houdende een verklaring van aangeefster [verbalisant 1] ;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, nummer PL0900-2015196964-1, opgemaakt door Politie Midden-Nederland en gesloten op 28 juni 2015, houdende een verklaring van aangeefster [verbalisant 2] ;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0900-2015196985-5, opgemaakt door Politie Midden-Nederland en gesloten op 28 juni 2015, houdende een verklaring van verbalisant [verbalisant 5] ;
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2015.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 28 april 2015 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand ( Spar [aangever 1] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan Spar [aangever 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op 26 april 2015 te Woudsend, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (supermarkt [naam] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op 25 april 2015 te Balk, gemeente De Friese Meren, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand ( [naam] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4. subsidiair

hij op 10 april te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (BP tankstation) weg te nemen goederen van hunner gading, toebehorende aan BP en/of [naam] Auto Service, en zich daarbij de toegang tot voornoemd tankstation te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader het glas van de voordeur van voornoemd tankstation ingeslagen en vervolgens in voornoemd tankstation (met een koevoet) het rolluik van het schap (gevuld met sigaretten) achter de kassa geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

5.
hij op 09 april 2015 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (Kruidvat) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan Kruidvat, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op 31 maart 2015 te Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een sleutelbos, toebehorende aan [X] en/of [naam] Wonen, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
7.
hij op 25 juni 2015 te Almere, een Apple iPhone 5 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die iPhone redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
8.
hij op 27 juni 2015 te Almere opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten
- [verbalisant 1] , werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “kankerwijf” en “kankerslet” en “kankerhoer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking,

en

- [verbalisant 2] , werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd “kankerhoer”, althans een woord van gelijke beledigende aard en/of strekking en door een feitelijkheid heeft beledigd door toen aldaar opzettelijk beledigend genoemde [verbalisant 2] in het gezicht te spugen.
Hetgeen onder 1., 2., 3., 4. subsidiair, 5., 6., 7. en 8. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1., 2., 5. en 6.:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Feit 3.:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 4. subsidiair:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Feit 7.:
Schuldheling.
Feit 8.:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitvoering van haar bediening, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante behandeling), een contactverbod, een locatiegebod met elektronische controle en het verlenen van medewerking aan maatschappelijke dienstverlening en scholing.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of meer feiten, heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Indien de rechtbank tevens een voorwaardelijke straf zal opleggen, heeft de raadsvrouw verzocht daaraan alleen een meldplicht als bijzondere voorwaarde te verbinden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie inbraken in bedrijfspanden en een poging daartoe, waarbij telkens (forse) materiële schade is toegebracht. Het plegen van deze feiten geeft blijk van een volkomen gebrek aan respect voor andermans eigendom. Er is sprake van buitengewoon kwalijk gedrag van verdachte, waarbij hij slechts was gericht op eigen financieel gewin en voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit geldt ook voor de door verdachte gepleegde woninginbraak. Bij een woninginbraak wordt bovendien een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners; het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en weggenomen. Inbraken en pogingen daartoe brengen ten slotte ook in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg. Daarbij komt dat verdachte ook met de bewezenverklaarde schuldheling een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het beledigen van een tweetal politieagenten, niet alleen verbaal maar ook door (een van hen) in het gezicht te spugen.
Dit betreffen uiterst vervelende gedragingen waardoor politieagenten niet alleen worden gehinderd in de uitoefening van hun functie maar waarmee ook inbreuk wordt gemaakt op hun persoonlijke integriteit.
De rechtbank neemt verdachte de bewezen verklaarde feiten zeer kwalijk en is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 30 september 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld;
  • een Uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 februari 2015, uitgebracht door R. Deierkauf, medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Utrecht;
  • een reclasseringsadvies (beknopt) van 12 mei 2015, uitgebracht door A. Wierts, reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Lelystad;
  • een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 13 november 2015, uitgebracht door A. Wierts voornoemd.
Alles overwegende is oplegging van een de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. De rechtbank acht voorts redenen aanwezig om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf na te melden, door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [verbalisant 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van de door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 250,-- immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [verbalisant 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 8. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 250,--.
De vordering zal worden toegewezen tot het bedrag van € 250,-- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 juni 2015 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 5 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 267, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 4. primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2., 3., 4. subsidiair, 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1., 2., 3., 4. subsidiair, 5., 6., 7. en 8. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd van 2 jaren:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* uiterlijk één werkdag na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres De Meent 4, 8224 BR Lelystad, en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan diagnostiek en (indien geïndiceerd) onder behandeling zal stellen van De Waag (of een soortgelijke instelling), zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelinstelling en/of de reclassering zullen worden gegeven;
* mee zal werken aan maatschappelijke dienstverlening (arbeidstoeleiding) en scholing, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de reclassering aan hem zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] tot het bedrag van € 250,--;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2015 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 250,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2015 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, voorzitter, mrs. A. van Holten en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 mei 2015 ten behoeve van de raadkamer, documentcode 2015050614155607 (doorgenummerd P1 tot en met P324), en het procesdossier van 18 augustus 2015, documentcode 2015081412455607 (doorgenummerd 1 tot en met 21082), beide opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Pagina 2008
3.Pagina 2008
4.Pagina 2009
5.Pagina 2009
6.Pagina 2010
7.Pagina 2047
8.Pagina 2057
9.Pagina 2057
10.Pagina 2057
11.Pagina 2011
12.Pagina 2012
13.Pagina 2012
14.Pagina 2031
15.Pagina 2040
16.Pagina 2041
17.Pagina 2041
18.Pagina 2075
19.Pagina 2073
20.Pagina’s 2077-2078
21.Pagina 2041
22.Pagina 2051
23.Pagina 2071
24.Pagina’s 2069-2071
25.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 17 november 2015
26.Pagina 3014
27.Pagina 3014
28.Pagina 3008
29.Pagina 3009
30.Pagina 3008
31.Pagina 3037
32.Pagina 3054
33.Pagina 3037
34.Pagina 3055
35.Pagina 3055
36.Pagina 3045
37.Pagina 3048
38.Pagina 106
39.Pagina 4007
40.Pagina 4007
41.Pagina 4064
42.Pagina 4064
43.Pagina 4049
44.Pagina 4064
45.Pagina 4054
46.Pagina 4055
47.Pagina 106
48.Pagina 6004
49.Pagina 6007
50.Pagina’s 6007-6008
51.Pagina 6029
52.Pagina 6029
53.Pagina 6030
54.Pagina 6030
55.Pagina 6029
56.Pagina 106
57.Pagina 6004
58.Pagina 11004
59.Pagina 11004
60.Pagina 11005
61.Pagina 11011
62.Pagina 11012
63.Pagina 11015
64.Pagina 2073
65.Pagina’s 11016-11017
66.Pagina 11005
67.Pagina 12004
68.Pagina 12006
69.Pagina 12007
70.Pagina 12007
71.Pagina 12010
72.Pagina 12002